Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=413919



Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Europa Afdeling Oost-Europa/Centraal-Azië Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum   25 april 2001   Auteur  D. Prins     

Kenmerk DEU-171/2001 Telefoon + 31 (0)70 348 5351

Blad /1 Fax + 31 (0)70 348 5329

Bijlage(n) - E-mail

Betreft Antwoord op de vragen van het lid Karimi

Zeer geachte Voorzitter,

Onder verwijzing naar de brief van de Griffier Uwer Kamer d.d. 19 april 2001

kenmerk 2000109720, waarbij gevoegd waren de door het lid Karimi overeenkomstig artikel 134 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer bij U ingediende vragen, heb ik de eer U als bijlage dezes het antwoord op de gestelde vragen te doen toekomen.

De Minister van Buitenlandse Zaken

2000109720

Antwoord van de heer Van Aartsen, Minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid Karimi

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht 'Nederlandse Turk hongert zich dood'?
1)


Antwoord

Ja.

Vraag 2

Is het waar dat Gursel Akmaz alleen de Nederlandse nationaliteit bezat?

Antwoord

Ja.

Vraag 3

Was u op de hoogte van zijn detentie? Zo ja, sinds wanneer?

Antwoord

In een brief met dagtekening 7 februari 2000 - conform gevangenisvoorschriften gesteld in de Turkse taal - meldde de heer Akmaz zijn situatie aan de Nederlandse ambassade in Ankara. Daar aan voorafgaand was Nederland niet conform artikel 36 van het Verdrag van Wenen door de Turkse autoriteiten ingelicht over de detentie van de heer Akmaz.

Vraag 4

Was het u bekend dat Gursel Akmaz in hongerstaking was? Zo ja, sinds wanneer?

Antwoord

Nadat de Nederlandse ambassade te Ankara op de hoogte was gesteld van de detentie van de heer Akmaz, is gepoogd zo frequent mogelijk contact met hem onderhouden. Uiteindelijk werd op 18 oktober 2000 van de Turkse autoriteiten toestemming ontvangen de heer Akmaz te bezoeken in de gevangenis van Buca, een voorstad van Izmir. Op 20 oktober vond dit bezoek plaats. Een tweede bezoek was mogelijk op 7 december 2000. Bij dat tweede bezoek heeft de heer Akmaz verteld dat hij in hongerstaking was geweest tussen 26 oktober en 30 november 2000.

Op 15 december 2000 is de heer Akmaz weer in hongerstaking gegaan, hetgeen door zijn advocaat op 24 januari 2001 werd bevestigd.

Vraag 5

Heeft de Nederlandse vertegenwoordiging contact gehad met de heer Akmaz?

Antwoord

Een antwoordbrief van de Nederlandse ambassade te Ankara aan de heer Akmaz, gedateerd 28 maart 2000, is nimmer bij hem gearriveerd.

In de maanden tussen maart en september 2000 is de Turkse autoriteiten door de Nederlandse ambassade te Ankara herhaaldelijk verzocht om betrokkene te mogen bezoeken. Gedurende die periode hebben de Turkse autoriteiten zich er van verwittigd dat de heer Akmaz niet tevens de Turkse nationaliteit had. Zoals bekend kunnen gevangenen in Turkije die tevens de Turkse nationaliteit hebben doorgaans niet worden bezocht door consulaire vertegenwoordigers. Uiteindelijk is vastgesteld dat betrokkene slechts de Nederlandse nationaliteit bezat.

Zoals gemeld werd de heer Akmaz op 20 oktober en op 7 december 2000 door een ambassademedewerker bezocht. Overigens werd in Izmir ook met zijn vader gesproken. Met zijn advocaten - die hem ook bezochten - vond geregeld contact plaats.

De behandeling van het hoger beroep van zijn zaak, op 24 januari 2001, werd door twee ambassademedewerkers bijgewoond.

Op 21 maart jl. is een verzoek voor een nieuw consulair bezoek aan de heer Akmaz bij de Turkse autoriteiten ingediend. Toestemming om de heer Akmaz op 10 april te bezoeken werd op 30 maart ontvangen. Na de berichten over de verslechterende gezondheid van de heer Akmaz is tevergeefs getracht het bezoek te vervroegen.

Op 6 april meldde de vader van de heer Akmaz desgevraagd dat er geen verandering in de - zorgwekkende - gezondheidstoestand van zijn zoon was. Dezelfde dag ontving de Ambassade een faxbericht van de heer Akmaz waarin hij schreef in het ziekenhuis te liggen.

Op 10 april werd betrokkene bezocht. De heer Akmaz had de dag tevoren besloten niet meer te drinken.

Op 11 april is wederom een verzoek voor een consulair bezoek aangevraagd. Toestemming voor een bezoek op 17 april werd op 13 april ontvangen.

Op 16 april meldde de honorair consul van Nederland te Izmir aan de Ambassade dat hij uit de pers had vernomen dat de heer Akmaz eerder op die dag was overleden.

Vraag 6

Op welke wijze heeft Nederland zich ingezet voor zijn zaak?

Antwoord

De heer Akmaz is in Turkije ter dood veroordeeld. Nederland heeft druk uitgeoefend op de Turkse autoriteiten door te wijzen op de nationaliteit van betrokkene. In hoger beroep is vervolgens het doodvonnis tegen de heer Akmaz vernietigd en de zaak terugverwezen naar de DGM te Izmir.

Naast de bezoeken en contacten zoals aangegeven in antwoord op vraag 5 heeft Nederland de kwestie-Akmaz bij voortduring opgebracht in bilaterale contacten op verschillende niveaus met de Turkse autoriteiten.

Vraag 7

Is het bericht waar dat de Minister-President deze kwestie tijdens zijn bezoek aan Turkije aan de orde heeft gesteld? Wat was de reactie van Turkije?

Antwoord

Tijdens zijn bezoek aan Turkije (28-31 oktober 2000) heeft de Minister-President de detentie van de heer Akmaz tijdens het vertrouwelijke deel van de besprekingen opgebracht bij de Turkse gesprekspartners.

Vraag 8

Was Nederland op de hoogte van de kritieke toestand van de heer Akmaz? Zo ja, wat heeft Nederland ondernomen om dit aan de orde te stellen bij Turkse autoriteiten en wat was hun reactie?

Antwoord

Zie het antwoord op vraag 5. De heer Akmaz heeft - zoals de andere hongerstakers - te kennen gegeven geen prijs te stellen op medische behandeling.

Vraag 9

Zijn er nog andere Nederlanders in hongerstaking in Turkse gevangenissen? Zo ja, hoeveel? Op welke wijze onderhoudt u contact met deze mensen?

Antwoord

Naar mijn informatie heeft geen van de huidige hongerstakers in Turkse gevangenissen de Nederlandse nationaliteit.

Ik betreur overigens de gespannen en onverzoenlijke situatie met betrekking tot de toestand in de gevangenissen in Turkije. Tijdens het staatsbezoek dat de Turkse president Sezer van 3-5 april aan Nederland bracht, heb ik tegenover mijn Turkse ambtgenoot Cem wederom mijn zorg daarover uitgesproken.

Vraag 10

Bent u bereid deze vragen nog deze week te beantwoorden gezien de kritieke situatie waarin veel hongerstakers in Turkse gevangenissen zich bevinden?

Antwoord

De antwoorden op Uw vragen gaan U zo spoedig mogelijk toe.

Volkskrant, 17 april jl.

Kenmerk
DEU-
Blad /1

===