http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=413947
Aan de Voorzitter van de Algemene Commissie voor Europese Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG DIE Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 26 april 2001 Auteur M.Th. Crucq
Kenmerk DIE-251/01 Telefoon 070 348 48 76
Blad /1 Fax 070 348 40 86
Bijlage(n) 5 E-mail die-in@minbuza.nl
Betreft Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen
C.c.
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vijf fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS)
Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen.
Verordening houdende instelling voor een mechanisme voor financiële ondersteuning op de middellange termijn van betalingsbalansen van de lidstaten.
Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europese Parlement en het Economisch en Sociaal Comité betreffende een strategie voor de douane-unie.
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over
E-handel en financiële diensten
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
Fiche 1: NUTS
Titel:
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad
betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van
territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS)
Datum Raadsdocument
: 20 februari 2001
Nr. Raadsdocument:
6419/01
Nr. Commissiedocument
: COM(2001)83
Eerstverantwoordelijke Ministerie
: EZ i.o.m. BZK, FIN
Behandelingstraject in Brussel
: Werkgroep EcoFin (Statistiek)
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):
Op dit moment niet in te schatten. Consequenties kunnen potentieel
aanzienlijk zijn als verandering van de NUTS-classificatie leidt tot een
grotere claim op Structuurfondsen.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) is een
samenhangend systeem voor de indeling op drie niveaus van het grondgebied
van de Europese Unie voor de beschikbaarstelling van regionale statistieken
voor de Gemeenschap. De nomenclatuur is in het begin van de jaren zeventig
door Eurostat in samenwerking met andere Directoraten-generaal van de
Commissie opgesteld. De nomenclatuur is nu nog niet vastgelegd in een
juridisch document, maar gebaseerd op een
gentlemen's agreement
.
In de loop der jaren is de NUTS-nomenclatuur als grondslag voor
geharmoniseerde regionale gegevens voor de Gemeenschap alleen maar in belang
toegenomen. Dit uit zich onder meer door de opname van de NUTS-nomenclatuur
in wetgeving door het Europees Parlement en de Raad, bijvoorbeeld die met
betrekking tot de Structuurfondsen.
Gezien het belang van de op de bestaande NUTS-nomenclatuur gebaseerde
statistische gegevens voor belangrijke beleidsbeslissingen, in het bijzonder
de toekenning van middelen uit de Structuurfondsen, is de Commissie van
mening dat aan deze nomenclatuur van territoriale eenheden voor de
statistiek een rechtsgrondslag dient te worden geven. Daarenboven vindt de
Commissie een dergelijke rechtsgrondslag van de NUTS-nomenclatuur gewenst in
verband met de toetreding van nieuwe landen tot de Europese Unie. Ook voor
deze landen moet een samenhangende nomenclatuur van 'regio's ' voor hun
grondgebied worden vastgesteld.
Voor Nederland bestaat de huidige nomenclatuur uit: (4) landsdelen (NUTS
niveau 1), (12) provincies (NUTS niveau 2) en (40) COROP-gebieden (NUTS
niveau 3).
De indeling in COROP-gebieden is aan het begin van de jaren zeventig
opgesteld door de toenmalige COördinatiecommissie Regionaal Onderzoeks
Programma voor de beschikbaarstelling van statistische gegevens ten behoeve
van het regionaal economisch beleid.
Rechtsbasis van het voorstel
: art. 285 EG-Verdrag
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering
:
Subsidiariteitstoets: positief. De vastlegging van de NUTS-nomenclatuur voor
de EU kan alleen gebeuren op communautair niveau.
Proportionaliteitstoets: positief. De voorgestelde nomenclatuur beperkt zich
strikt tot hetgeen noodzakelijk is voor een communautair informatiebeleid.
Nederlandse belangen
Tot op heden was de NUTS-nomenclatuur gebaseerd op overeenkomsten tussen de
Commissie en de lidstaten. Dat heeft ondoorzichtige situaties opgeleverd,
omdat lidstaten soms eenzijdig tot andere indelingen besloten met
consequenties voor het EU-beleid. Ook was onvoldoende duidelijk onder welke
voorwaarden de Commissie akkoord ging met voorgestelde wijzigingen. De
(ontwerp-)verordening beoogt het besluitvormingsproces transparant te maken
omdat wijzigingen in de NUTS-nomenclatuur alleen tot stand kunnen komen door
middel van een comitologiebesluit.
In de verordening dient een evenwicht te worden gevonden tussen enerzijds de
autonomie van lidstaten bij het aanbrengen van veranderingen in de bestaande
administratieve eenheden en anderzijds de noodzaak te waarborgen dat
dergelijke veranderingen niet worden ingegeven door het motief een
gunstigere situatie te creëren bij het doen van een beroep op EU-middelen
(structuurfondsen) danwel direct leiden tot een groter beroep op
EU-middelen.
Consequenties voor de nationale regelgeving / beleid c.q. decentrale
overheden (betrokkenheid IPO / VNG):
Aangezien het een voorstel betreft inzake de nomenclatuur van
administratieve eenheden / regio's en dit voorstel gevolgen zou kunnen
hebben voor de besluitvorming over gemeentelijke en provinciale herindeling
of grenswijziging, is betrokkenheid van IPO / VNG wenselijk.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure
: Co-decisieprocedure
Fiche 2: Europese politieke partijen
Titel:
Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende het statuut en de
financiering van Europese politieke partijen.
Datum Raadsdocument:
19 februari 2001
Nr. Raadsdocument
: 6270/01
Nr. Commissiedocument
: COM(2000) 898
Eerstverantwoordelijke ministerie
: BZK i.o.m. BZ
Behandelingstraject in Brussel
:
Het voorstel voor de verordening wordt in de Groep Algemene Zaken besproken.
Onduidelijk is nog op welk moment het voorstel in raadsverband (in beginsel
de Algemene Raad) besproken zal worden.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar)
: 7 miljoen EURO
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel
:
Het voorstel voorziet in de financiering van Europese politieke partijen
teneinde gedeeltelijk hun werkingskosten te dekken, alsmede hun uitgaven ter
bevordering van de democratie in de landen die kandidaat voor toetreding
zijn. De communautaire financiering wordt volgens het voorstel toegekend aan
politieke partijen die hun statuut hebben neergelegd bij het EP en aan
bepaalde voorwaarden van representativiteit voldoen.
Om een statuut te kunnen deponeren moet een partij wel een fractie vormen in
het EP of in ieder geval voornemens zijn dit te gaan doen. Tevens moet ze in
haar programma en haar activiteiten de in het EU-Verdrag neergelegde
fundamentele beginselen inzake democratie, de rechtstaat en eerbiediging van
de grondrechten onderschrijven en in acht nemen.
Als criteria voor representativiteit wordt voorgesteld ofwel:
"in ten minste vijf lidstaten gekozenen van de partij of van onderdelen
daarvan hebben in het EP, in de nationale parlementen of in regionale
parlementen.", ofwel
"bij de laatste Europese verkiezingen in ten minste vijf lidstaten ten
minste vijf procent van de stemmen hebben verkregen"
Elke partij ontvangt een subsidie die niet meer dan 75% van haar totale budget mag bedragen. De subsidie kan uit twee onderdelen bestaan:
1. 15% van het jaarlijkse bedrag wordt in gelijke delen verdeeld onder de
partijen,
2. 85% wordt verdeeld tussen de Europese partijen die parlementsleden
hebben in het EP, in evenredigheid met het aantal leden.
De politieke partijen moeten volgens het voorstel hun rekeningen, met inbegrip van giften van welke herkomst ook, openbaar maken en aan de Europese Rekenkamer melden wat hun financieringsbronnen zijn.
Rechtsbasis van het voorstel:
Artikel 308 in combinatie met artikel 191 van het EG-Verdrag.
Het voorstel anticipeert op het Verdrag van Nice. Na inwerkingtreding hiervan zal aan artikel 191 EG een tweede lid worden toegevoegd dat voorziet in de mogelijkheid van financiering van politieke partijen. De Juridische Dienst van de Raad heeft laten weten van mening te zijn dat artikel 308 EG geen correcte rechtsbasis is. Vele lidstaten, waaronder Nederland, hebben in eerste instantie eveneens aangegeven aan deze rechtsbasis te twijfelen. Het voorzitterschap heeft voorgesteld allereerst het voorstel te behandelen, om daarna de kwestie van de rechtsbasis te bespreken.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering
: Positief
Ten behoeve van de totstandkoming van een Europese politieke ruimte is het
goed om de totstandkoming van Europese politieke partijen en hun
financiering te ondersteunen. Dit kan alleen op het Europese niveau geregeld
worden.
Nederlandse belangen
:
Gezien de huidige niet gereguleerde werkwijze van financiering van politieke
partijen (zie rapport Europese Rekenkamer) is Nederland van mening dat het
goed is om een duidelijke regeling op te stellen die de controle op de
financiering van Europese politieke partijen zal verbeteren. Daarnaast
steunt Nederland de gedachte om specifieke Europese politieke partijen te
erkennen en deze met publieke middelen te ondersteunen.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
N.v.t.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure
:
Ingevolge artikel 308 van het EG-Verdrag dient het Europees Parlement over
de maatregelen te worden geraadpleegd (advies). Besluitvorming op basis van
art 191 geschiedt bij co-decisie.
Fiche 3: EU betalingsbalanssteun
Titel:
Verordening houdende instelling voor een mechanisme voor financiële
ondersteuning op de middellange termijn van betalingsbalansen van de
lidstaten.
Datum Raadsdocument
: 12 maart 2001
nr. Raadsdocument
: 6974/01
nr. Commissiedocument
: COM (2001) 113 def. 2001/0062 (CNS)
Eerstverantwoordelijk ministerie:
FIN
Behandelingstraject in Brussel
:
De Commissie heeft de faciliteit reeds eerder beoordeeld en hierover een
rapport opgesteld. Het Economisch en Financieel Comité is in een eerder
stadium akkoord gegaan met de lijn van het Commissie-Voorstel.
Het huidige voorstel moet worden voorgelegd aan het Europees Parlement en de Europese Centrale Bank (ECB) en komt na de adviezen aan bod in de Groep Financiële Raden, waarna behandeling in de Ecofin-Raad plaatsvindt.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):
Faciliteit wordt verlaagd van 16 naar 12 mrd euro. EG-begroting zal via
P.M.-post garant staan voor eventuele 'defaults'.
Korte inhoud en doelstelling van de mededeling
:
De Commissie doet een voorstel tot amendering van de Verordening van de Raad
aangaande de financiële ondersteuning op middellange termijn van de
betalingsbalansen van de lidstaten (nr 1969/88; oude Verordening wordt
ingetrokken). De Commissie stelt voor de faciliteit voor financiële
ondersteuning te handhaven, maar de modaliteiten aan te passen in het licht
van de totstandkoming van de EMU.
In de oude Verordening (nr 1969/88) staat dat de Commissie op de
kapitaalmarkt, of bij financiële instellingen, middelen kan aantrekken voor
financiële ondersteuning. Mocht de Commissie hier niet (of onvoldoende) in
slagen, dan staan de lidstaten garant. In totaal gaat het om 16 mrd EUR. In
dit verband staat Nederland garant voor een bedrag van 808 MEUR.
Vanwege de start van de EMU stelt de Commissie voor de omvang van de
faciliteit te verlagen tot 12 mrd EUR en alleen toe te kennen aan lidstaten
die de euro nog niet hebben aangenomen. Dit betekent dat de faciliteit
moment alleen geldt voor het VK, Zweden en Denemarken. Bij het bepalen van
de omvang van de faciliteit heeft de Commissie tevens rekening gehouden met
de uitbreiding van de EU.
De Commissie stelt tevens voor de garantie door de lidstaten af te schaffen.
Het argument hiervoor is dat landen die geen financiële steun meer kunnen
ontvangen (in het eurogebied) ook niet zouden moeten betalen. Het aantrekken
van middelen op de kapitaalmarkt, door de Commissie, blijft over als enige
financieringsbron. De Commissie stelt tevens voor gebruik te maken van
schuld- en/of renteswaps en het administratieve beheer van de financiering
zelf ter hand te nemen (was ECB).
Rechtsbasis van het voorstel
:
Artikel 119 EG-Verdrag; het betreft aanpassing (en intrekking) van
Raadsverordening (EEG) No 88/1969.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
De faciliteit voor de betalingsbalanssteun valt onder artikel 119 van het
Verdrag. De Raad besluit over toekenning van de lening of van een passende
financieringsfaciliteit, de gemiddelde looptijd, het totale bedrag en de
tranches. Dit gebeurt op initiatief van:
a) de Commissie, overeenkomstig artikel 119 van het Verdrag;
b) een lidstaat die zich voor feitelijke of ernstig dreigende moeilijkheden
gesteld ziet.
Nederlandse belangen
:
Nederland heeft belang bij stabiele betalingsbalansen van de lidstaten die
nog niet de euro hebben ingevoerd. Dit geldt ook voor de toekomstige
lidstaten. Deze lidstaten dienen hiertoe een gezond en op stabiliteit
gericht macro-economisch beleid te voeren. Indien één van deze lidstaten te
maken krijgt met een acute betalingsbalanscrisis heeft Nederland belang bij
maatregelen die deze situatie kunnen opvangen. In de eerste plaats zijn dit
beleidsaanpassingen door de desbetreffende lidstaat, mogelijk bijgestaan
door financiële ondersteuning van de Gemeenschap.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
N.v.t.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure
: Het EP wordt om advies gevraagd.
Fiche 4: Strategie douane-unie
Titel:
Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europese Parlement en het
Economisch en Sociaal Comité betreffende een strategie voor de douane-unie.
Datum raadsdocument:
14 februari 2001
nr. Raadsdocument:
6237/01
nr. Commissiedocument:
COM(2001) 51 def.
Eerstverantwoordelijke ministerie:
FIN i.o.m. EZ, V&W
Behandelinsgtraject in Brussel:
Groep Douane-unie, Interne Markt Raad
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):
Geen.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De mededeling geeft een goed inzicht in een aantal aspecten van het huidige
Europese douanebeleid. De kern van het strategiedocument is het gegeven dat
de controle aan de buitengrenzen steeds belangrijker gaat worden naarmate de
EU wordt uitgebreid, temeer daar goederen die eenmaal de buitengrens zijn
gepasseerd vrijelijk kunnen circuleren binnen de gehele Gemeenschap. De
mededeling is een vervolg op een mededeling die de Commissie bij de
introductie van de Interne Markt deed uitgaan. Zij moet gezien worden als
een presentatie van het beleid dat de Europese Commissie voorstaat voor de
komende jaren.
Rechtsbasis van het voorstel:
N.v.t., het betreft een mededeling. Deze volgt op een eerdere mededeling van
de Commissie over de douane vóór de totstandbrenging van de interne markt
(mededeling aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal
Comité "De douane-unie in het kader van de grote markt" (COM(90)572def.) van
31 januari 1991; alsmede een besluit van de Europese Raad te Lissabon op 23
en 24 maart 2000 om een centraal strategisch doel te stellen voor de Unie.
Subsidiariteitstoets, proportionaliteit, deregulering:
Niet van toepassing, het betreft een mededeling. De toetsen zullen toegepast
worden op de voorstellen van de Commissie die als uitwerking van de
mededeling kunnen worden gezien.
Nederlandse belangen:
Indien gekozen wordt voor gestandaardiseerde controles is waakzaamheid
geboden ten aanzien van het niveau van de controles, opdat de niveaus niet
worden afgestemd op een niet optimale werkwijze. Met name wordt deze vrees
ingegeven omdat er thans wezenlijke verschillen bestaan in de situaties
waarin de goederen worden aangeboden. Een haven als die van Rotterdam is nu
eenmaal niet vergelijkbaar met een kleine haven aan de Middellandse Zee. De
controles moeten een gelijke effectiviteit hebben, men zou wel rekening
kunnen houden met specifieke lokale situaties. Een controlesysteem aangepast
aan de behoeften ter plaatste moet daarom nagestreefd worden. Uiteraard
moeten er minimale kwaliteitseisen worden gesteld. Dit behoeft echter niet
per se te bestaan uit kwantitatieve normen. Opgemerkt wordt dat thans op
Europees niveau door middel van '
benchmarking'
getracht wordt tot een hoger niveau in de uitvoering van de controles te
komen.
De Commissie benadert de materie in sterke mate vanuit het perspectief van
de controle door de douane. Als de mededeling in een breder kader wordt
gezet kan men zich afvragen of er met het oog op de toekomst niet meer zou
moeten gebeuren. Als gesteld wordt dat de douane met meer dan 4000
verschillende regelingen te maken heeft, zou nagedacht kunnen worden over
stroomlijning van deze regelgeving. Het mislukken van de SLIM-operatie voor
vereenvoudiging van de nomenclatuur heeft aangetoond dat dit soms een
weerbarstig onderwerp is.
Op een aantal belangrijke punten blijkt de visie van de Commissie te stroken
met die van Nederland. Genoemd kunnen worden:
Eén loket gedachte (Single window concept).
De Nederlandse douane streeft er al geruime tijd naar, vanuit een oogpunt
van overheidsefficiency ten opzichte van het bedrijfsleven, het centrale
punt te zijn waar de informatie met betrekking tot internationale
transacties binnenkomt en wordt gedistribueerd naar de bevoegde instanties.
Ook streeft zij ernaar het centrale punt te zijn dat de uit te voeren
controles coördineert of uitvoert.
Samenwerking en informatie-uitwisseling met andere douaneadministraties.
Nederland heeft zowel om redenen van het vooraf krijgen van informatie ten
behoeve van risicoanalyse als ten behoeve van controle-acties een actief
beleid om bilaterale verdragen af te sluiten op het gebied van wederzijdse
(administratieve) bijstand. Tevens ontwikkelt Nederland een model, het
zogenoemde
Integrated Customs Model
(ICM), waarin een verdergaande papierloze samenwerking en
informatie-uitwisseling met douaneadministraties van derde landen wordt
nagestreefd. Ook speelt Nederland een leidende rol om systemen te
ontwikkelen, zoals de
Single European Authorisation
(SEA) waarin de door de Commissie gesignaleerde achterstandpositie op het
vlak van de internationale concurrentiepositie wordt weggewerkt.
Opleiden andere douaneadministraties
Nederland levert een substantiële bijdrage aan het Phare- en Douane
2002-programma. Daarnaast staan in vele wederzijdse bijstandverdragen
bepalingen op het gebied van technische bijstand.
Investeringen
Nederland pleegt grote investeringen, zoals de aanschaf van
containerscanners en op het gebied van IT, om de buitengrenzen van de
Gemeenschap beter te kunnen beschermen. Nederland wordt dan ook hier als
positief voorbeeld in de mededeling genoemd.
Coherente wetgeving
Nederland streeft al sinds jaar en dag naar een coherente
Gemeenschapswetgeving. Zo heeft Nederland reeds in 1995 aangedrongen op het
op elkaar afstemmen van de relevante BTW-, douane- en statistiekwetgeving,
alsmede de landbouwwetgeving
Risicoanalyses
Nederland is één van de landen binnen de Gemeenschap die ver gevorderd zijn
op het gebied van risicomanagement en risicoanalyse ten aanzien van goederen
en bedrijven.
C
onsequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
Geen. Eventuele consequenties kunnen pas worden aangegeven bij de
voorstellen van de Commissie die als uitwerking van de mededeling kunnen
worden gezien.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure:
In dit stadium nog niet van toepassing, het betreft een mededeling.
Fiche 5: E-handel en financiële dienst
Titel:
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over
E-handel en financiële diensten
Datum Raadsdocument
: 27 februari 2001
Nr Raadsdocument:
6639/01
Nr. Commissiedocument
: Com (2001) 66 definitief
Eerstverantwoordelijke ministerie
: FIN i.o.m. JUST, EZ
Behandelingstraject in Brussel
:
Behandeling in de Ecofin Raad. Ter voorbereiding zal de mededeling in
diverse fora worden besproken (onder meer Financial Services Policy Group
(FSPG), FSPG sub group on e-commerce, Raadgevend Comité voor het Bankwezen,
Verzekeringscomité).
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar)
: geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel
:
De richtlijn elektronische handel (nr 2000/31, te implementeren voor 17
Januari 2002) maakt het voor on-line dienstverleners mogelijk activiteiten
in de gehele Europese Unie te kunnen uitoefenen, op basis van de regels van
de lidstaat waarin zij zijn gevestigd. Hierop zijn enkele specifieke
uitzonderingen gemaakt. In onderhavige mededeling gaat de Commissie in op de
uitwerking van de richtlijn in de financiële sector. De Commissie kondigt
een analyse aan waarin wordt aangegeven op welke manier
uitzonderingsmogelijkheden in de richtlijn mogen worden toegepast om voor
on-line financiële diensten die vanuit andere lidstaten worden aangeboden
nog nationale regels te stellen.
Voorts kondigt de Commissie een actieplan met drie beleidslijnen aan om de
elektronische financiële dienstverlening verder te stimuleren. Dit zijn:
een convergentieprogramma voor contractuele en niet-contractuele regels;
gerichte stappen om de consument meer vertrouwen te geven in grensoverschrijdende verhaalsmogelijkheden en betalingen via Internet;
meer samenwerking op het gebied van toezicht.
Rechtsbasis van het voorstel:
N.v.t., het betreft een mededeling
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering
:
Subsidiariteit: positief. Artikel 49 van het EG verdrag bevat het beginsel
van vrij verkeer van diensten. In de mededeling wordt een actieplan
neergelegd om dit vrije verkeer verder te faciliteren en te stimuleren ten
aanzien van financiële diensten die langs elektronische weg worden
gedistribueerd. Het actieplan bevat hiertoe diverse initiatieven om
nationale regels verder op elkaar te laten aansluiten, om het vertrouwen van
consumenten in grensoverschrijdende verhaalsmogelijkheden en betalingen via
Internet te vergroten en om toezichthouders internationaal meer te laten
samenwerken. Dit zijn aspecten die zich bij uitstek op Europees niveau laten
regelen.
Proportionaliteit/deregulering: n.v.t., het betreft een mededeling.
Nederlandse belangen
:
Bij de grensoverschrijdende elektronische handel binnen de Europese Unie
dient een balans te worden gevonden tussen een hoog niveau van
consumentenbescherming enerzijds en het bieden van speelruimte voor
aanbieders anderzijds. Voor Nederland, dat veel internationaal opererende
financiële instellingen kent, is van belang dat het convergentieprogramma
erop ziet om in de verschillende nationale rechtsstelsels een gelijkwaardig
hoog niveau van consumentenbescherming te creëren en dat een zo gelijk
mogelijk speelveld voor financiële dienstverleners wordt gecreëerd door
brede toepassing van het beginsel van toezicht door het land van herkomst,
zoals neergelegd in de Richtlijn elektronische handel.
Eerste beoordeling voorstel / wijze van optreden in Brussel
:
Nederland ondersteunt de werking van de richtlijn elektronische handel.
Zoals de Commissie in de mededeling stelt zijn naast deze richtlijn nog
aanvullende maatregelen noodzakelijk om de handel in financiële diensten via
Internet verder te stimuleren. De combinatie van de drie beleidslijnen
levert hieraan een belangrijke bijdrage. Voor verdere beoordeling van het
voorstel zal de uitwerking van de voorgestelde beleidslijnen moeten worden
afgewacht.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
De mededeling voorziet vooralsnog niet in concrete regelgeving. Hiervoor zal
de uitwerking van verscheidene voorstellen moeten worden afgewacht.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure
: In dit stadium n.v.t., het betreft een mededeling.
Kenmerk
DIE-251/01
Blad /1
===