Ministerie van Justitie

26.04.01

Korthals verscherpt toezicht particuliere recherchebureaus

Minister Korthals wil het toezicht op particuliere recherchebureaus intensiveren. Strikte naleving van vergunningsvoorwaarden en wettelijke bepalingen moeten ertoe leiden dat, indien nodig, boetes worden opgelegd en vergunningen worden ingetrokken. Bureaus zonder vergunning worden aangepakt. Verdere verbetering van de opleidingsstructuur wordt doorgezet en de bestaande regelingen met betrekking tot inlevering van jaarverslagen en verstrekking van legitimatiebewijzen wordt heroverwogen en zonodig aangescherpt. Ook zal een stuurgroep taken en bevoegdheden van particuliere recherchebureaus opnieuw bekijken en met voorstellen komen die tot meer duidelijkheid moeten leiden in de samenwerking tussen de private sector en politie en Openbaar Ministerie. Dit blijkt uit een brief die minister Korthals samen met het onderzoek `Particuliere recherche: werkwijzen en informatiestromen' vandaag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd, mede namens minister De Vries van BZK.

Onderzoek

Directe aanleiding voor het onderzoek was een brief van de Raad van Hoofdcommissarissen en de Vereniging Particuliere Beveiligingsorganisaties waarin zij vroegen om een standpuntbepaling over de samenwerking tussen publieke en private opsporingsinstanties. Het onderzoek geeft een beeld van de structuur van de branche en de bedrijven die daarin opereren. Ook wordt ingegaan op de aard en omvang van de werkzaamheden, de praktijk van toezicht en regulering, en de samenwerking met en de informatie-uitwisseling tussen particuliere recherchebureaus en publieke opsporingsdiensten. Naast feitelijke constateringen roept het onderzoek ook enkele vragen op van meer fundamentele aard.

Maatregelen

In zijn brief aan de Tweede Kamer geeft minister Korthals aan dat de knelpunten op het gebied van het toezicht bekend waren en aanleiding zijn geweest om vorig jaar al een project te starten met als doel toezicht en verlening van vergunningen te optimaliseren. Daarbij wordt onder meer gestreefd naar verkorting van de doorlooptijden en verbetering van de screening van aanvragers van een vergunning.De stuurgroep die de bewindsman instelt, richt zich vooral op de meer fundamentele vragen die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen. Niet alleen de samenwerking tussen politie en Openbaar Ministerie enerzijds en private sector anderzijds komt aan de orde, maar ook het gebruik van opsporingsmethoden. Verder wordt gekeken of de bedrijfsrecherche en zogeheten informatiebureaus onder de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus moeten worden gebracht.

Tevens wordt nagegaan of er een systeem moet komen van gedeeltelijke zelfregulering van de branche. In verband hiermee denkt minister Korthals aan een stelsel waarin een zeker evenwicht wordt gevonden tussen additioneel overheidsoptreden en zelfregulering. `Dit houdt in dat ik voornemens ben om het toezicht op feitelijke werkzaamheden van recherchebureaus strakker en doeltreffender te organiseren, zodat ongeoorloofde praktijken worden voorkomen. Anderzijds zie ik ook een belangrijke taak voor de branche weggelegd. In overleg met de branche zal ik bezien in hoeverre het mogelijk is om een stelsel van certificering en periodieke audits op te zetten, zonder dat de overheid zijn grip op de branche verliest', aldus de minister in zijn brief. De stuurgroep rapporteert in het najaar.

Onderzoeksresultaten

Hoewel er op het terrein van de private recherche uiteenlopende instellingen actief zijn, onderscheiden de onderzoekers vier hoofdcategorieën: particuliere recherchebureaus, informatiebureaus, bedrijfsrecherchediensten en forensische financiële dienstverlening. Het accent in het onderzoek ligt op de particuliere recherchebureaus waarvan er in Nederland 300 geregistreerd zijn met in totaal zo'n 1000 medewerkers. Ongeveer 200 kleine bedrijfjes werken voor een belangrijk deel voor particuliere klanten, terwijl de meer professionele bedrijven zich voornamelijk op het bedrijfsleven richten. Het aantal bureaus dat zonder vergunning actief is, wordt geschat op enkele tientallen (maximaal 50). Toezicht en kwaliteit
De onderzoekers stellen vast dat het toezicht dat door de politie en het ministerie van justitie wordt uitgeoefend op de particuliere recherche niet toereikend is. Er wordt onvoldoende daadwerkelijke controle uitgevoerd. Van de mogelijkheden die de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus biedt, zoals het opleggen van een boete of het intrekken van een vergunning, wordt in de praktijk nauwelijks gebruik gemaakt. Tevens blijkt de regeling met betrekking tot het jaarverslag gebrekkig te functioneren. Ook wordt de opleiding tot privaat onderzoeker als onvoldoende gekwalificeerd.

Informatie-uitwisseling

Het komt volgens de onderzoekers weinig voor dat de politie rechtstreeks opdrachten geeft aan de particuliere recherche. Bij hoge uitzondering benaderen reguliere opsporingsinstanties particuliere bureaus om informatie boven water te krijgen of hen te sturen in het verzamelen daarvan.

Opsporingsmethoden

De speuractiviteiten van de particuliere rechercheurs hebben de vorm van alle klassieke tactische en technische activiteiten die van oudsher aan de reguliere recherche voorbehouden waren zoals verhoor, gesprekken met getuigen, observatie, het afluisteren van gesprekken per telefoon, het uitvoeren van technisch forensisch onderzoek en gebruik van open en gesloten bronnen. Met name open bronnenonderzoek, interviews en observatie lijken het meest te worden toegepast: de geavanceerde en kostbare methodieken komen minder vaak voor.

Voor vragen of commentaar met betrekking tot de inhoud van deze pagina's kunt u terecht bij de Directie Voorlichting van Justitie, telefoon: (070) - 3706850,
email: voorlichting@best-dep.minjust.nl,
fax: (070) - 3707594

Laatst gewijzigd: 27-04-2001