KPMG Persberichten: Bestaande systemen voor interne controle falen in de nieuwe economie


21-04-2000
Bestaande systemen voor interne controle falen in de nieuwe economie

Op woensdag 26 april aanvaardt Hans Strikwerda, senior manager bij Nolan, Norton & Co/KPMG en Fellow van het Nolan Norton Institute, zijn ambt van Hoogleraar in de Organisatieleer en Organisatieverandering aan de Universiteit van Amsterdam. In zijn oratie Internal Governance; leiding en organisatie in de nieuwe economie stelt Strikwerda dat het met de huidige governancesystemen onmogelijk is om in te spelen op de nieuwe economie. Ook universiteiten schieten tekort; zij zouden meer dan nu een rol in de voorhoede moeten spelen. Strikwerda is specialist op het gebied van de internal governance van (internationale) bedrijven, corporate strategy en corporate change, en adviseert ondernemingen welke koers te varen in de nieuwe economische verhoudingen. Hij is auteur van het recent verschenen boek: "Het ontwerpen van een organisatie: de concernstructuur".

Bij ruim 80% van de Amerikaanse bedrijven faalt het huidige internal governancesyteem, als het gaat om een structurele aanpassing van de onderneming aan de situatie van de nieuwe economie, zo blijkt uit onderzoek van Jensen van de Harvard University. Hoewel voor Europa deze cijfers ontbreken zijn er voldoende aanwijzingen dat het door Jensen gesignaleerde probleem ook in Europa speelt. Omdat bedrijven niet in staat zijn om in te spelen op het tempo waarin nieuwe ontwikkelingen zich aandienen, worden herstructurering, in de vorm van overnames, fusies e.d. nu gedwongen via de financiële markten plaats. Overnames en fusies zijn aan de orde van de dag, terwijl autonome herstructurering steeds meer een marginale rol gaan spelen.

Strikwerda: "De nieuwe economie komt als een deken over de oude te liggen en reduceert de industriële economie naar de tweede plaats, de bedrijven uit de nieuwe economie zullen dictaten opleggen aan bedrijven uit de oude economie". Zo is Microsoft bezig aan de automobielindustrie en aan de elektronica-industrie voor te schrijven aan welke standaarden de laatste zich hebben te houden. Hoewel op macroniveau de discussie nog gaande is, zijn op micro- en mesoniveau de gevolgen van de nieuwe economie al sterk merkbaar: Oude principes als de U-curve en de Learning-curve zijn niet langer houdbaar, klassieke management control opvattingen staan onder druk en de institutionele vennootschapsopvatting kan, bijvoorbeeld door een fenomeen als alliantievorming, beter worden vervangen door de vennootschap als nexus of contracts. De kern van de nieuwe economie is niet dat nieuw kapitaal oud kapitaal kan overnemen, dat is enkel een consequentie. De definiërende karakteristiek van de nieuwe economie is dat, anders dan in de economie van de tweede industriële revolutie, nu kennis geëxploiteerd kan worden zonder dat deze belichaamd hoeft te zijn in fysieke producten, productiemiddelen en of fysieke infrastructuur. Dat gooit bedrijfseconomische principes, als bijvoorbeeld de wet van de afnemende meeropbrengst op zijn kop. Dat weer heeft vergaande gevolgen voor organisatievormen en ook voor leidinggeven en governance. Het is met die gevolgen dat bestaande ondernemingen worstelen, maar het verklaart ook de nieuwe start-ups, die niet gehinderd door wat ze hebben nieuwe kansen oppakken.

Nieuwe opdracht voor universiteiten
De management- en strategieliteratuur die de afgelopen decennia is verschenen, geeft geen antwoord op de vragen die de nieuwe economie met zich meebrengt. Strikwerda ziet hier een duidelijke opdracht voor de universiteiten: "Wat er fout is gegaan de afgelopen vijftig jaar, is dat de drie organisatiescholen, de bedrijfskundige (waaronder de sociologische), de juridische en die van management accounting los van elkaar opereren. In een tijd van structurele veranderingen in de economie moeten die weer in één hand worden geïnnoveerd." Daarnaast moeten universiteiten onafhankelijker staan tegenover wat er in het bedrijfsleven gebeurt, inclusief wat de adviesbureaus bedenken. Als nooit tevoren is het noodzakelijk dat gehanteerde concepten, strategieën en organisatievormen tegen het licht worden gehouden. Dat lukt niet wanneer iedereen bij elkaar op de lip zit onder het mom van netwerkvorming.

Volgens Strikwerda hollen universiteiten die marktgericht werken, achter de feiten aan; ze zijn volgend terwijl ze een voorhoede rol moeten spelen in het maatschappelijke veranderingsproces. Hij ziet hier dan ook een duidelijke opdracht voor de universiteit; "De universiteit moet om haar maatschappelijke functie waar te maken, in het bijzonder waar het gaat om organisatieleer en organisatieverandering, meer afstand nemen van de praktijk en studenten beter bijbrengen wat het verschil is tussen permanente natural laws en de steeds wisselende verschijningsvormen. Te vaak wordt er in de bedrijfskunde en management consultancy te veel gefocussed op de temporele verschijningsvormen van verhoudingen, niet op de onderliggende wetmatigheden."
De universiteit zou hier veel meer het geweten van de samenleving moeten zijn. Om hierin te slagen is een convergentie van de drie organisatiescholen een absolute voorwaarde.

De oratie van Strikwerda is aan te vragen bij het Nolan Norton Institute en is ook in de boekhandel verkrijgbaar.