ABU

Akkoord CAO voor Uitzendkrachten(08-05-2001)

De ABU (Algemene Bond Uitzendondernemingen) en de vakbonden (FNV Bondgenoten, Dienstenbond CNV en De Unie) zijn akkoord over een nieuwe CAO voor Uitzendkrachten. Hoofdpunten uit dit akkoord betreffen het terugdringen van het ziekteverzuim, de naleving van de CAO en een substantiële loonsverhoging. De CAO voor Uitzendkrachten 1999-2003 geldt voor de circa 800.000 flexwerkers die werken via een ABU-uitzendonderneming.

ABU en bonden zijn overeengekomen gezamenlijk te streven naar een aanzienlijke verlaging van het ziekteverzuim. Dit geldt zowel voor het aantal uitzendkrachten dat gebruik moet maken van de Ziektewet als de instroom in de WAO. Tevens is afgesproken de toeslag voor ziekte in fase 1 en 2 te verhogen tot 91 procent. Dit betekent dat uitzendkrachten boven de wettelijk vastgelegde uitkering van 70% een toeslag krijgen van 21%. Tot slot is overeengekomen dat de ABU-ondernemingen zich zullen inspannen een nieuw arbeidsaanbod te doen op het moment dat de zieke uitzendkracht zich weer beter meldt. Dit wordt een zogenaamde inspanningsverplichting genoemd.

Ook is afgesproken gezamenlijk op te treden voor wat betreft de naleving van de CAO. Hier is afgesproken de Stichting Meldingsbureau Uitzendbranche (SMU) in te zetten en haar taken uit te breiden. De stichting krijgt binnen de bestaande statuten een onderzoeks- en nalevingsfunctie. Nu registreert de SMU voornamelijk CAO s uit andere sectoren met bepalingen over uitzendkrachten.

Verder is een akkoord bereikt over loonsverhoging. Afgesproken is een loonsverhoging door te voeren per 1 juli 2001 van 2,75% en een volgende verhoging van 1,75% per 1 januari 2002.

Tot slot is een aantal afspraken gemaakt over onder meer scholing, employability, medezeggenschap en pensioen. In september 2001 komen partijen weer bijeen. Bij de najaarsonderhandelingen staat onder meer het vereenvoudigen van de CAO centraal.