Actueel

Vader en zoon veroordeeld tot hoge straffen voor doodslag
Bron: Rechtbank 's-Gravenhage

Datum actualiteit: 7-05-2001

Arrondissementsrechtbank Den Haag
Postbus 20302
2500 EH 's-Gravenhage

PERSBERICHT

Datum: 7 mei 2001




De Haagse rechtbank heeft vandaag, 7 mei 2001, de 51-jarige Hagenaar J.R. en diens 31-jarige zoon W.R. veroordeeld tot gevangenisstraffen van 18 resp. 14 jaar.

De rechtbank achtte bewezen dat zij op 14 mei 2000 twee jonge mannen (Alan Roos en Daan de Blok), die zij die nacht in een discotheek hadden ontmoet, om het leven hebben gebracht, waarna zij om sporen te wissen hun auto in brand hebben gestoken. Bij de vader waren bovendien drie geweren en munitie aangetroffen.

Niet bewezen acht de rechtbank dat de veroordeelden tevoren een plan beraamd hadden om de slachtoffers te doden. Volgens de rechtbank moet
- mede gelet op andere feiten, waarvan blijkt uit het dossier - rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat een plan heeft bestaan om de beide slachtoffers onder bedreiging met vuurwapens af te persen of anderszins te bedreigen. Anders dan de Officier van Justitie acht de rechtbank daarom moord niet bewezen. Alleen al om die reden kon de door de Officier van Justitie gevorderde levenslange gevangenisstraf niet worden opgelegd. Voor doodslag geldt een wettelijk strafmaximum van 15 jaar en voor doodslag op meer dan één persoon een strafmaximum van 20 jaar.

De rechtbank spreekt van gruwelijke misdrijven, waardoor de rechtsorde zeer ernstig is geschokt. Niet gebleken is dat de slachtoffers enige aanleiding tot die misdrijven hebben gegeven.

De rechtbank toont begrip voor de stelling van nabestaanden, dat geen enkele straf het toegebrachte leed kan goed maken. Die stelling kan echter niet zonder meer leiden tot de conclusie, dat dan alleen de bij de Wet toegestane maximumstraf een passende straf is. De rechtbank heeft meer aspecten moeten laten meewegen, zoals de verhouding tot straffen in andere zaken.

Het zijn vooral de gruwelijke zinloosheid van de doodslagen, de door de rechtbank geconstateerde gewetenloosheid bij verdachten en het daaruit voortvloeiende gevaar voor herhaling, die de rechtbank ertoe gebracht hebben de samenleving tegen deze verdachten zo lang mogelijk
- bezien in relatie tot de ernst van de feiten en ieders aandeel daarin - te beschermen.

De rechtbank stelde vast dat de vader tijdens een autorit de beide slachtoffers door het hoofd heeft geschoten. Zij achtte voorts bewezen dat er van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de vader en zijn zoon sprake is geweest. Zo ging de zoon met zijn vader in de binnenstad van Den Haag de auto van zijn vader ophalen, terwijl hij volgens zijn eigen verklaring vermoedde dat zich daarin een vuurwapen bevond. Vervolgens reden zij terug naar de discotheek, hoewel het tegen sluitingstijd liep.
Daar namen zij de latere slachtoffers mee, waarna de zoon - met de slachtoffers in de auto - op aangeven van zijn vader nog een vuurwapen ophaalde in het woonwagenkamp, waar hij en zijn vader woonden. Tenslotte speelde de zoon een actieve rol bij het uit de auto verwijderen van de slachtoffers en het verwijderen van sporen door de auto in brand te steken.

De rechtbank volgt niet het verweer van de zoon dat hij door het schieten van zijn vader volledig werd verrast. De zoon wist dat zijn vader teveel gedronken had, hij vermoedde dat er een wapen in de auto verstopt zat, hij heeft zich op geen enkel moment van het gebeuren gedistantieerd, maar zelfs nog een vuurwapen opgehaald en dat alles terwijl hij zelf zijn vader beschouwde als een gevaarlijk man. Zo heeft hij de aanmerkelijke kans voor zijn rekening genomen dat zijn vader in de toestand waarin die verkeerde plotseling agressief zou worden en zijn vuurwapen zou gebruiken. Derhalve was sprake van voorwaardelijk opzet en is de zoon volledig mede verantwoordelijk voor het gebeuren, aldus de rechtbank.

Ga naar betreffende uitspraak met nummer: AB1455
(Zie het originele bericht)