http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=414800
Aan de Voorzitter van de Algemene Commissie voor Europese Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG DIE Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 9 mei 2001 Auteur M.Th. Crucq
Kenmerk DIE-277/01 Telefoon 070 348 48 76
Blad /2 Fax 070 348 40 86
Bijlage(n) 9 E-mail die-in@minbuza.nl
Betreft Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen
C.c.
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vijf fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):
Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake toegang tot de markt voor havendiensten
Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in of vertrekken uit havens in de Gemeenschap.
Mededeling van de Commissie over de verbetering van de coördinatie van het economisch beleid in het eurogebied
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement. Plan van aanpak voor de versnelde actie ter bestrijding van de belangrijkste infectieziekten in het kader van armoedebestrijding
- Voorstel voor een besluit van het Europese Parlement en de Raad
betreffende het meerjaren kaderprogramma 2002-2006 van de Europese
Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische
ontwikkeling en demonstratie ter bevordering van de totstandbrenging van de
Europese Onderzoeksruimte
- Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het meerjaren
kaderprogramma 2002-2006 van de Europese Gemeenschap voor
Atoomenergie(Euratom) voor activiteiten op het gebied van onderzoek en
opleiding ter bevordering van de totstandkoming van de Europese
Onderzoeksruimte
Mededeling van de Commissie over het scheppen van een veiliger
informatiemaatschappij door verbetering van de veiligheid van informatie
infrastructuren en bestrijding van computergerelateerde criminaliteit
Mededeling van de Commissie over de introductie van derde generatie mobiele communicatie in de EU; stand van zaken en verdere stappen
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot niet-financiële kwartaalrekeningen van de overheid
Mededeling van de Commissie: Nieuwe Europese arbeidsmarkten, open voor
allen, met toegang voor allen
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
Fiche 1: Toegang tot markt havendiensten
Titel:
Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake
toegang tot de markt voor havendiensten
Datum Raadsdocument
: 20 februari 2001
nr. Raadsdocument
: 6375/01
nr. Commissiedocument
: COM(2001) 35 def.
Eerstverantwoordelijke ministerie
: V&W i.o.m. EZ, BZK
Behandelingstraject in Brussel
: Behandeling in de Raadswerkgroep Vervoer en de Transportraad.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar)
: n.v.t.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel
:
Doel van het voorstel is de markt voor havendiensten te liberaliseren. In
een bijlage bij het voorstel wordt aangegeven welke havendiensten bedoeld
zijn, namelijk de technisch-nautische diensten (loodsen, slepen en afmeren),
de vrachtafhandelingsdiensten, en de passagiersdiensten (inclusief in- en
ontschepen).
Voorgesteld wordt dit doel te bereiken door eisen te stellen aan de
vergunningverlening en aan de procedure voor toelating van diensten. Ook
worden nadere eisen gesteld aan de boekhouding (zgn. principe van gescheiden
boekhouding) van de dienstverleners en de havenbeheerders. Hierbij wordt
verwezen naar de bepalingen van de bestaande Transparantierichtlijn (nr
2000/52/EG dd. 29-07-00). Doel hiervan is te komen tot een verheldering van
de financiële relatie tussen havenbeheerder en de havendiensten.
Rechtsbasis van het voorstel:
Artikel 80, lid 2 EG-verdrag
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Subsidiariteit en proportionaliteit: Positief. Dit voorstel past binnen de
doelstellingen van de Interne Markt.
Deregulering: Op zich positief. Hangt echter af van nadere invulling, vooral
vanwege de rol van de decentrale overheden bij havenbeheer.
Nederlandse belangen
:
Het voorstel past in het algemene streven van de Nederlandse overheid om de
taken van markt en overheid scherper te definiëren en marktwerking te
introduceren. Daartoe behoort ook het stimuleren van concurrerende diensten
(verschillende aanbieders van diensten in één haven).
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
Ja, gemeenten i.v.m. hun rol in het havenbeheer. Tevens is de Nationale
Havenraad hierbij adviserend.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure
: Co-decisie
Fiche 2: Meldingsformaliteiten schepen
Titel:
Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad
betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in of vertrekken
uit havens in de Gemeenschap.
Datum Raadsdocument
: 15 februari 2001
nr. Raadsdocument
: 6247/01
nr. Commissiedocument
: COM(2001)46 fin
Eerstverantwoordelijke ministerie
: V&W i.o.m. FIN ( Douane)
Behandelingstraject in Brussel
: Raadswerkgroep Vervoer en de Transportraad.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar)
: Geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel
:
De Richtlijn beoogt de afhandeling van de formaliteiten bij aankomst in en
vertrek uit een haven voor een schip te vereenvoudigen. In de Richtlijn
wordt daarom geregeld dat lidstaten de standaardformulieren uit het IMO
Facilitatieverdrag (IMO-FAL) zullen erkennen. De in deze formulieren
gevraagde gegevens betreffen het schip, de scheepsgoederen, de bezittingen
van bemanning, de bemanningslijst en (bij een schip dat ten hoogste 12
passagiers mag vervoeren) de passagierslijst.
Rechtsbasis van het voorstel:
Art. 80, lid 2 EG-verdrag
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering
:
Subsidiariteit: Positief. Overname van deze IMO-regelgeving zorgt voor
standaardisatie en een verplichtend karakter hiervan binnen de EU.
Vereenvoudiging van de afhandeling van formaliteiten heeft een deregulerend
effect.
Nederlandse belangen
:
Voor de Nederlandse scheepvaartsector en voor de havenautoriteiten is
vereenvoudiging van de afhandelingsprocedures in Nederlandse en Europese
havens van groot belang omdat daarmee de efficiency van de
afhandelingsprocedures wordt vergroot.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
Nederland gebruikt thans al de formulieren conform het FAL-Verdrag, behalve
het formulier met betrekking tot de scheepsproviandering ('ship stores').
Teneinde te kunnen voldoen aan de ontwerp-richtlijn dient ook dit formulier
in overeenstemming te worden gebracht met de eisen in het FAL-Verdrag.
Beoogd wordt gegevens van dit formulier van meet af aan zoveel mogelijk
electronisch te verwerken. Als gevolg hiervan zou een langere
implementatietermijn dan in de ontwerp-richtlijn aangegeven benodigd kunnen
zijn
Rol EP in de besluitvormingsprocedure
: Co-decisie.
Fiche 3: Economische beleidscoördinatie eurogebied
Titel
:
Mededeling van de Commissie over de verbetering van de coördinatie van het
economisch beleid in het eurogebied
Datum Raadsdocument
: 22 februari 2001
Nr. Raadsdocument
: 6428/01 UEM 42 ECOFIN 40
Nr. Commissiedocument
: COM(2001) 82 def.
Eerstverantwoordelijke ministerie
: FIN i.o.m. EZ, BZ, SZW
Behandelingstraject in Brussel
:
Economisch en Financieel Comité (april 2001) waarna bespreking in de
Eurogroep
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):
Geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel
:
Uitgangspunt van het bestaande economische coördinatieraamwerk tijdens de
derde fase van de EMU is de resolutie van de Europese Raad van Luxemburg op
13 december 1997. Daarnaast heeft in december 1999 de Europese Raad van
Helsinki de conclusies van een verslag van de Ecofin-Raad over het
functioneren van de coördinatie van het economische beleid in de derde fase
van de Economische en Monetaire Unie goedgekeurd.
De Commissiemededeling gaat in het bijzonder in op een verbeterde
coördinatie van het financieel-economisch beleid in Europa. De Eurogroep en
de Commissie krijgen hierbij een belangrijke rol toegewezen. In de
mededeling doet de Commissie een aantal concrete suggesties, onder andere:
het opstellen van een gemeenschappelijke diagnose van de economische
situatie in het eurogebied en beginselen aan de hand waarvan tot economische
beleidsmaatregelen kan worden besloten;
het verhogen van de zichtbaarheid van de coördinatiemaatregelen en
het opzetten van een geïnstitutionaliseerde dialoog tussen de president van de ECB, de voorzitter van de Eurogroep en een vertegenwoordiger van de Commissie om het monetaire en begrotingsbeleid beter te coördineren.
Rechtsbasis van het voorstel:
N.v.t., het betreft een mededeling van de Commissie. De bevoegdheid van de
Commissie terzake is terug te voeren op art. 99 EG-verdrag.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Lidstaten zijn volgens artikel 99 van het EG-verdrag verplicht hun
economisch beleid te beschouwen als een zaak van gemeenschappelijk belang en
dienen het te coördineren in het kader van de globale richtsnoeren voor het
economisch beleid. Het Stabiliteits- en Groeipact geeft nadere bepalingen
voor met name het begrotingsbeleid. De coördinatie van het economisch beleid
in het eurogebied is daarom, zoals de Commissie in de mededeling stelt,
gebaseerd op consensus. Het is de bedoeling lidstaten te overtuigen van de
noodzaak het gewenst geachte beleid toe te passen (
bench marking / peer pressure
).
Nederlandse belangen:
Het huidige coördinatieraamwerk van het financieel-economisch beleid in
Europa functioneert naar wens. Nederland wil dan ook de huidige praktijk van
een goed functionerende (informele) Eurogroep bestendigen. Hierbij horen een
goede inhoudelijke voorbereiding, betere eurozone-statistieken en het in een
vroeg stadium uitwisselen van informatie over belangrijke
begrotingsvoorstellen van individuele lidstaten. Nederland is tevens
voorstander van een grotere aandacht in de Eurogroep voor structurele
onderwerpen zoals vergrijzing, en versterking van de economische structuur.
Alle voorstellen voor het versterken van de organisatie, inhoud en
zichtbaarheid van de Eurogroep worden door Nederland echter getoetst op de
volgende algemene principes:
geen aantasting van het Verdrag;
geen aantasting van de onafhankelijkheid van de ECB;
geen aantasting van de competentie van de Ecofin;
geen actief wisselkoersbeleid;
geen splijtzwam tussen "ins" en "outs".
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG):
N.v.t.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure:
Het betreft een mededeling. In dit stadium nog niet van toepassing.
Fiche 4: Bestrijding infectieziekten
Titel
:
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement. Plan van
aanpak voor de versnelde actie ter bestrijding van de belangrijkste
infectieziekten in het kader van armoedebestrijding
Datum Raadsdocument
: 7 maart 2001
Nr Raadsdocument
: 6802/01
Nr Commissiedocument
: COM (2001)96 def
Eerstverantwoordelijk ministerie
: BZ/OS i.o.m. EZ, VWS
Behandelingstraject in Brussel
:
In september 2000 publiceerde de Commissie een Mededeling over "versnelde
actie ter bestrijding van de belangrijkste infectieziekten in het kader van
armoedebestrijding". Deze Mededeling is enkele malen in de Raadswerkgroep
voor Ontwikkelingssamenwerking aan de orde geweest, alsmede in Comité 133
(comité dat de Raad adviseert in handelsaangelegenheden).
Tijdens de Raad voor Ontwikkelingssamenwerking van 10 november 2000 werd een resolutie aangenomen waarin de Commissie werd uitgenodigd om met een concreet plan van aanpak te komen. Het plan van aanpak (Actieplan) wordt sinds 19 maart 2001 besproken in de Raadswerkgroep voor Ontwikkelingssamenwerking. De Commissie wil het Actieplan tijdens de derde MOL's conferentie (14-20 mei) presenteren. Omdat de OS-Raad ná deze conferentie zal plaatsvinden (31 mei) wil het Zweeds Vz-schap dat de Algemene Raad zich op 14 mei reeds over het Actieplan uitspreekt.
Het Actieplan wordt zowel in de OS-groep als in Comité 133 behandeld. De
OS-groep heeft de verantwoordelijkheid om de conclusies voor de Algemene
Raad voor te bereiden.
Consequenties voor EG-begroting in EURO
:
De voorgestelde acties ter bestrijding van HIV/Malaria/Tuberculose worden
gefinancierd uit verschillende begrotingsartikelen. Enerzijds zullen de nog
niet uitgegeven reserves uit het 8e EOF en de middelen uit het 9e EOF
ingezet worden. Daarnaast zullen acties uit de budgetlijnen B7-302 en B7-312
(Azië en Latijns Amerika) gefinancierd worden. Ook zullen de verschillende
thematische budgetlijnen worden benut. Middels het ESIP-programma (
EU SADC Investment Promotion Programme
) zal ook het bedrijfsleven actief betrokken worden. Bovendien worden
middelen uit het Kaderprogramma Onderzoek ingezet voor het doen van
onderzoek en het opbouwen van onderzoekscapaciteit. De vraag van het
partnerland zal grotendeels bepalend zijn voor de uiteindelijke uitgaven
onder dit actieplan. Een precies bedrag is derhalve niet te noemen.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel
:
Gedurende de afgelopen maanden is in verschillende internationale fora
aandacht besteed aan de wederkerige relatie tussen gezondheid en armoede.
Slotverklaringen van recente bijeenkomsten van de G77 en de G8 roepen op tot
een gezamenlijk plan van aanpak ter bestrijding van een drietal
infectieziekten die arme landen, en binnen die landen de armste
bevolkingsgroepen, onevenredig zwaar treffen. Dit idee is op hoog niveau
besproken tijdens een Round Table discussie die op 28 september in Brussel
is georganiseerd door de Commissie, in samenwerking met WHO en UNAIDS. Het
Raadsdocument identificeert drie terreinen voor actie:
streven naar een optimale impact van de bestaande interventies, met name gericht op het bereiken van de arme bevolkingsgroepen;
vergroten van de toegankelijkheid van farmaceutica (vaccins en geneesmiddelen) door middel van een samenhangende aanpak;
vergroten van de investeringen in onderzoek en ontwikkeling van 'globale
publieke goederen' (medicijnen en vaccins) die gericht zijn op de drie
belangrijkste infectieziekten.
Rechtsbasis van het voorstel
:
Het actieplan is een uitwerking van de Mededeling van de Commissie
"versnelde actie ter bestrijding van de belangrijkste infectieziekten in het
kader van armoedebestrijding". Besluitvorming hierover vindt plaats op basis
van artikel 179 van het EG-verdrag.
Subsidiariteit, Proportionaliteit, Deregulering
:
Positief. Het actieplan richt zich met name op de relatie tussen handel,
gezondheid en onderzoek. Op dit terrein heeft communautaire regelgeving een
meerwaarde. De Commissie voldoet met dit Actieplan aan een verzoek van de
Raad.
Nederlandse belangen
:
De toenemende globalisering heeft ook gevolgen voor infectieziekten.
Nederlandse ziekenhuizen worden steeds meer geconfronteerd met tropische
infectieziekten; er zijn zieke mensen die in hun eigen land niet behandeld
kunnen worden en hun toevlucht zoeken in het westen. De resistente
tuberculose vormt ook voor de Nederlandse gezondheid een toenemende
bedreiging.
Verder moge duidelijk zijn dat westerse landen uit humanitair oogpunt
streven naar een effectieve gezondheidszorg en ziektebestrijding in
ontwikkelingslanden. Het aantal slachtoffers dat in ontwikkelingslanden
gemaakt wordt door de drie grote infectieziekten heeft een directe invloed
op de armoedesituatie in deze landen.
Ook de Nederlandse farmaceutische industrie speelt een rol bij de aanpak van
de problemen. De industrie is in principe bereid prijsdifferentiatie toe te
passen onder de voorwaarden van een mechanisme dat parallelle import
tegengaat.
Consequenties voor nationale regelgeving/ beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
: Niet van toepassing
Rol EP in besluitvormingsprocedure
:
Het EP wordt middels de mededeling geïnformeerd. Voor zaken die
ontwikkelingssamenwerking betreffen geldt een co-decisieprocedure.
Fiche 5: Kaderprogramma Onderzoek (KP 6)
Titel:
- Voorstel voor een besluit van het Europese Parlement en de Raad
betreffende het meerjaren kaderprogramma 2002-2006 van de Europese
Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische
ontwikkeling en demonstratie ter bevordering van de totstandbrenging van de
Europese Onderzoeksruimte
- Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het meerjaren
kaderprogramma 2002-2006 van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie
(Euratom) voor activiteiten op het gebied van onderzoek en opleiding ter
bevordering van de totstandkoming van de Europese Onderzoeksruimte
Datum Raadsdocument
: 8 maart 2001
Nr. Raadsdocument:
6921/01
Nr. Commissie-document
: COM(2001) 94 def.
Eerstverantwoordelijk Ministeries
: EZ i.s.m. OCW, i.o.m. BZ, FIN, LNV, VROM, V&W, VWS, SZW en DEF
Behandelingstraject in Brussel
:
Het voorstel werd voor het eerst gepresenteerd tijdens de informele
bijeenkomst van onderwijs- en onderzoeksministers te Uppsala, Zweden op 3
maart jl. en wordt behandeld in de Raadswerkgroep Onderzoek. Het staat
geagendeerd voor de Onderzoeksraad op 26 juni a.s.
Consequenties voor EG-begroting in EURO
(periode 2002-2006):
De budgetwens van de Commissie is 17.500 MEUR, waarvan 16.270 MEUR voor het
EG-Kaderprogramma en 1.230 MEUR voor het Euratom-Kaderprogramma. Het betreft
een nominale verhoging van 17%. Volgens de Commissie past dit bedrag binnen
de financiële perspectieven. In de Nederlandse prioriteitstelling voor
categorie 3 van de EU-begroting (Intern Beleid) wordt Onderzoek aangemerkt
als prioritair. Dit houdt in dat de Nederlandse inzet voor KP6 gericht is op
een budget dat maximaal reëel constant blijft t.o.v. KP5, d.w.z. maximaal
16.2 miljard EUR voor de periode 2002-2006. Om dit te bereiken zal, mede met
het oog op het komende onderhandelingsproces met het EP, het
gemeenschappelijk standpunt van de Raad hier onder moeten blijven. (Ter
vergelijking: bij de vaststelling van KP5 bevatte het gemeenschappelijke
standpunt van de Raad een budgetwens van 14 miljard EUR, terwijl het EP 16,7
miljard wenste. Conciliatie met het EP resulteerde uiteindelijk in een
budget van 14,960 miljard EUR.)
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Eurocommissaris Busquin plaatst het zesde kaderprogramma tegen de
achtergrond van een nieuw te formuleren R&D beleid. Onderzoek,
technologische ontwikkeling en innovatie alsmede de mate waarin deze o.m.
via het onderwijs en de media hun draagvlak in de samenleving vinden, zijn
doorslaggevend voor de competitiviteit van Europa, voor een duurzame
ontwikkeling (economisch, sociaal en ecologisch), alsmede voor adequate
werkgelegenheid en voor oplossingen van diverse maatschappelijke problemen.
Vergeleken met bijvoorbeeld de Verenigde Staten zijn onderzoek en innovatie
in Europa gefragmenteerd. Versterkte samenwerking in Europees verband zal
leiden tot schaalwinst, synergie en tot toename van het Europese potentieel
voor onderzoek en innovatie. De Commissie heeft in het verlengde van
Lissabon voorstellen gedaan voor de creatie van één Europese
Onderzoeksruimte gebaseerd op nieuwe en bestaande netwerken.
Inhoud voorstel meerjaren kaderprogramma :
Het voorgestelde meerjaren kaderprogramma
is gebaseerd op:
toespitsing op een klein aantal prioriteitsgebieden waar de EU meerwaarde
kan genereren;
definiëren van acties die een meer structurerend effect hebben op onderzoek
in de EU;
systematisch creëren van sterkere verbindingen tussen initiatieven op
nationaal, intermediair en EU niveau;
versimpeling van de indienings- en uitvoeringsmodaliteiten;
volle participatie van onderzoekers uit de toetredingslanden en uit de
geassocieerde landen en vergaande openstelling voor deelname van de beste
onderzoekers uit andere landen van de wereld;
speciale aandacht voor verspreiding van onderzoeksresultaten, voor het
toepassen van de regionale dimensie en het versterken van de plaats en de
rol van vrouwen in wetenschap en onderzoek in Europa.
De zeven prioriteiten van het meerjaren kaderprogramma en de achtste "rest"
categorie:
In het Commissievoorstel ligt de nadruk op de volgende zeven prioritaire
thema's:
gezondheidsgerelateerd genoom-onderzoek en biotechnologie, waarmee wordt
ingezet op het helpen aanpakken van belangrijke ziekten en op het versterken
van de Europese biotechnologie-industrie;
informatiemaatschappijtechnologieën ter versterking van de Europese
industrie als geheel en om alle Europese burgers te laten profiteren van de
Europese kennismaatschappij;
nanotechnologie, intelligente materialen, nieuwe productiemethoden;
lucht- en ruimtevaartonderzoek;
voedselveiligheid en gezondheidsrisico's, met als oogmerk de Europese
wetenschappelijke basis te leggen voor de productie van veilig en gezond
voedsel en om de risico's te beheersen die samenhangen met voedsel- en
milieuveranderingen;
duurzame ontwikkeling en veranderingen in het aardsysteem;
burgers en bestuur in Europa's kennismaatschappij, met als doel de
onderzoekscapaciteit te mobiliseren in de economische, politieke, sociale en
menswetenschappen, gericht op het begrijpen van de kennismaatschappij in de
verschillende Europese culturen.
Bij de achtste 'restcategorie' (anticipatie op Europa's onderzoeksbehoeften
voor beleid) ligt de nadruk op beleidsgerelateerd onderzoek dat niet gedekt
wordt door de zeven thema's en dat faciliterend kan zijn voor ander
EU-beleid. Ook de toekomstige activiteiten van de Gemeenschappelijk Centra
voor Onderzoek (GCO's), de eigen instituten van de Europese Commissie,
worden hier ondergebracht. Daarbij gaat de aandacht vooral uit naar de
veiligheid van de burger op de verschillende terreinen waarop de GCO's ook
thans reeds actief zijn: gezondheid, milieu, nucleaire veiligheid, publieke
veiligheid en fraudebestrijding. Daarnaast wordt een aantal algemene
activiteiten onder de GCO-structuur voorgesteld: wetenschappelijke,
technologische en economische verkenningen, referentiematerialen en
metingen.
Uitvoeringsmodaliteiten van het meerjaren kaderprogramma
Het Kaderprogramma zal langs drie lijnen worden uitgevoerd:
I Integreren van onderzoek
binnen hierboven genoemde prioritaire gebieden d.m.v. EC-steun aan:
netwerken van excellentie
geïntegreerde (grote) projecten
gezamenlijke programma's van enkele lidstaten o.b.v. Artikel 169 van het
EG-Verdrag (variabele geometrie)
in andere dimensies van onderzoek door:
MKB-deelname in acties onder de prioriteiten (streven is een aandeel van
minimaal 15%; in het Vijfde Kaderprogramma is dat momenteel 10%)
opname in acties onder de prioriteiten van een internationale component
financiering van de activiteiten van de Gemeenschappelijk Centra voor
Onderzoek
II Structureren van de Europese Onderzoeksruimte in vier domeinen
onderzoek en innovatie
human resources
onderzoeksinfrastructuur
vraagstukken van wetenschap en samenleving
III Versterken van de basis van de Europese Onderzoeksruimte
:
acties gericht op onder meer het netwerken en openstelling van nationale
programma's en het aanhaken en stimuleren van Europese R&D-initiatieven,
waarbij o.m. de European Science Foundation (ESF) wordt genoemd.
Rechtsbasis van het voorstel
:
Artikel 166 EG-verdrag, alsmede artikel 7 van het Euratom-verdrag voor de
respectieve besluiten.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Positief: Nederland kent inzake onderzoek en innovatie aan de Europese Unie
een belangrijke verantwoordelijkheid toe bij het complementeren van de
nationale inspanningen van de Lidstaten, conform de conclusies van de
Europese Raden van Lissabon, Feira en Stockholm. De Europese Unie zal zich
vooral moeten concentreren op gebieden van onderzoek en technologische
ontwikkeling die een Europese dimensie en meerwaarde hebben en waar zeer
veel kosten mee gemoeid zijn die niet altijd te dragen zijn door de
individuele lidstaten.
Nederlandse belangen:
De in het meerjaren-kaderprogramma
gepresenteerde prioriteiten sluiten goed aan bij de Nederlandse prioriteiten
zoals bijvoorbeeld neergelegd in het door het kabinet vastgestelde en in
door de Tweede Kamer geaccordeerde Wetenschapsbudget 2000 en zoals verwoord
in de Industriebrief, het clusterbeleid, de Digitale Delta, het '
life-sciences'
actieplan e.d.
Het opnieuw overdenken van een Europees onderzoeks- en technologiebeleid en
van de organisatie van het Europese onderzoek (incl. technologische
ontwikkeling) is door Nederland altijd als bijzonder positief beoordeeld.
Het plaatsen van het Europees onderzoeksbeleid in een breder kader, zie de
Speciale Raden van Lissabon, Feira en Stockholm, krijgt daarom de volle
steun, zeker ook vanwege de betekenis van onderzoek van langere adem waar
het bedrijfsleven niet zo gauw aan toekomt. In het bijzonder valt het te
waarderen dat beleidslijnen worden uitgezet die het onderzoeksklimaat in
Europa moeten verbeteren om Europa weer echt tot de wereldtop te laten
behoren, zoals
de aandacht voor jonge onderzoekers;
het belang van vernieuwend fundamenteel onderzoek;
structurele samenwerking tussen en creatieve ruimte voor onderzoekers en
optimalisering van de infrastructuur.
Tijdens de eerste uitvoeringsjaren van het Vijfde Kaderprogramma blijkt dat
Nederlandse organisaties in 33% van alle kaderprogramma-projecten
vertegenwoordigd zijn en daarmee dus toegang hebben tot een derde van de
Europese Onderzoeksresultaten. Dit laatste is zeer belangrijk om
bijvoorbeeld de Nederlandse koploperspositie te behouden m.n. op terreinen
waar Nederland op Europees niveau tot nu toe altijd sterk heeft gepresteerd,
bijvoorbeeld: biotechnologie, bio-geneeskunde, energie, milieu, gezondheid,
landbouw, transport en micro-elektronica.
Vergelijking van de Nederlandse retour met de nationale bijdrage aan de
EU-begroting leert dat Nederland gedurende het Vierde Kaderprogramma
ongeveer quitte heeft gespeeld. Voorlopige gegevens uit het nu nog lopende
Vijfde Kaderprogramma wijzen op een minimaal gelijk uiteindelijk
retourresultaat.
Het Kaderprogramma is een zeer nuttig stimuleringsinstrument voor onderzoek
en ontwikkeling en verdere ver-Europeanisering van Nederlandse R&D kennis en
vindingen.
Consequenties voor de nationale regelgeving / beleid c.q. decentrale
overheden (betrokkenheid IPO / VNG)
:N.v.t.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure
: Co-desisie
Fiche 6: bestrijding computercriminaliteit
Titel:
Mededeling van de Commissie over het scheppen van een veiliger
informatiemaatschappij door verbetering van de veiligheid van informatie
infrastructuren en bestrijding van computergerelateerde criminaliteit
Datum Raadsdocument
: 6 februari 2001
nr. Raadsdocument
: 5894/01
nr. Commissiedocument
: COM (2000) 890 def
Eerstverantwoordelijke ministerie
: JUST i.o.m. EZ, V&W, BZK, BZ
Behandelingstraject in Brussel
:
De werkgroep justitiële samenwerking en de werkgroep politiële samenwerking,
werkzaam onder CATS zullen waarschijnlijk op korte termijn nadere
voorstellen van de Commissie, ter uitwerking van de Mededeling, ontvangen.
Waarschijnlijk worden de voorstellen ook voorgelegd aan de werkgroep interne
markt aangezien de voorstellen niet alleen betrekking zullen hebben op
onderwerpen in de Derde Pijler maar tevens in de Eerste Pijler.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar)
:
270.500 EUR (voor 2 jaar). Hieruit zal o.a. het onderhoud van een website,
reiskosten voor deelname van deskundigen aan een forum en het verrichten van
studies uit worden betaald.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel
:
De mededeling behelst de uitwerking op EU-niveau van het Verdrag inzake
Cybercrime van de Raad van Europa. Dit verdrag kan waarschijnlijk in
november a.s. voor ondertekening worden opengesteld. Er moet op twee fronten
actie worden ondernomen: de informatie-infrastructuur moet beter worden
beveiligd om criminaliteit te voorkomen en rechtshandhavingsinstanties
moeten de nodige middelen krijgen om op te treden, met volledige
inachtneming van de rechten van het individu. Op korte termijn is de
Commissie van mening dat er een EU-instrument moet komen om ervoor te zorgen
dat de lidstaten doeltreffende sancties vaststellen om kinderporno op
internet te bestrijden. Op langere termijn zal de Commissie voorstellen doen
om zowel het materiële strafrecht als het strafprocesrecht verder op elkaar
af te stemmen. De onderhandelingen in de Raad van Europa zullen hierbij als
uitgangspunt dienen. De Europese Top van Tampere besliste in 1999 reeds dat
o.a. op het terrein van hightech criminaliteit moet worden gestreefd naar
gemeenschappelijke definities, strafbaarstellingen en straffen (materieel
strafrecht). Ten aanzien van het strafprocesrecht is o.a. van belang dat
wordt gelet op de eisen van het gemeenschapsrecht. Zo dienen nieuwe
bevoegdheden voor rechtshandhavingsinstanties te worden getoetst op hun
gevolgen voor de privacy. Van bijzonder belang is het procedurele voorstel
van een forum op EU-niveau waar rechtshandhavers, bedrijfsleven en
toezichthouders op bescherming peroonsgegevens gemeenschappelijke problemen
bespreken. Vragen die aan de orde zullen komen zijn bijvoorbeeld of en zo ja
in hoeverre er een verplichte opslag van verkeersgegevens door
telecom-operators en Internet Service providers voor opsporingsdoeleinden
moet komen. Deze aspecten vallen zowel onder de eerste als de derde pijler
van het EG-verdrag. Andere aspecten zijn de toedeling van kosten voor
maatregelen in verband met opsporing van strafbare feiten (overheid of
bedrijfsleven?)
Rechtsbasis van het voorstel:
Artikel 95 (aanpassing van de wetgeving t.b.v. de werking van de interne
markt), 154 en 155 EG-Verdrag (Transeuropese netwerken), artikelen 29 en 34
VEU (politiële en justitiële samenwerking).
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering
:
Deze onderwerpen zullen moeten worden bezien wanneer de concrete voorstellen
van de Commissie ter tafel liggen. Voorshands lijkt het grensoverschrijdende
karakter van bijv. Internet wel te wijzen op de noodzaak van een ten minste
EU-brede aanpak van een aantal onderwerpen, hangende mondiale regelgeving.
Nederlandse belangen
:
De Commissie geeft aan dat de onderlinge afstemming binnen de EU mogelijk
verder zal gaan dan wat het Raad van Europa-Verdrag voorziet en mogelijk ook
eerder effectief zal kunnen zijn. Van belang is verder dat uiteenlopende
nationale regelgeving kan leiden tot concurrentievervalsing, mede reden
waarom Nederland EU-brede aanpak ondersteunt.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
Vooralsnog is er geen uitzicht op enige implicaties voor lagere overheden.
Knelpunt kan worden de inpassing van de nader door de Commissie voor te
stellen maatregelen in bestaande Nederlandse rechtswaarborgen van het
Wetboek van Strafvordering.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure
:
Afhankelijk van de instrumenten die de Commissie zal voorstellen.
Fiche 7: Mobiele communicatie
Titel
:
Mededeling van de Commissie over de introductie van derde generatie mobiele
communicatie in de EU; stand van zaken en verdere stappen
Datum Raadsdocument
: 20-3-2001
Nr. Raadsdocument
: 7358/01
Nr. Commissiedocument
: COM (2001) 141 final
Eerstverantwoordelijke ministerie
: V&W i.o.m. EZ, OCW, FIN
Behandelingstraject in Brussel
:
Het onderwerp was op 2 april aan de orde tijdens de High Level Group of
Regulators en vervolgens als lunchonderwerp op de Telecommunicatie Raad van
4 april jl. Er is vooralsnog geen vervolgtraject aangegeven.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar)
: Vooralsnog
geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel
:
De Commissie heeft vastgesteld dat bij de vergunninguitgifte voor derde
generatie mobiele diensten (UMTS) een zeer divers beeld in Europa is
ontstaan. Per land verschilt de aanpak; in enkele landen werden vergunningen
gratis weggegeven, terwijl in andere landen vele miljarden voor één
vergunning is neergeteld. Ook de manier van verdeling is niet uniform: bijv.
het aantal vergunningen en de duur ervan verschillen. In een aantal landen
loopt het proces nog, maar inmiddels zijn de schulden van de
telecom-operators torenhoog opgelopen. Hierdoor lijkt het dat er voor de
resterende landen die nog vergunningen te verdelen hebben niet veel meer te
'halen' zal zijn. De Commissie constateert dat deze 'lappendeken' slecht is
voor de concurrentiepositie van Europa. Zij doet een aantal suggesties voor
verbetering, bijv. mogelijke financiële oplossingen in het kader van
onderzoeksprogramma's en samenwerking tussen operators ('
netwerk sharing'
).
Rechtsbasis van het voorstel:
Het betreft een mededeling. De te bepalen rechtsbasis is afhankelijk van de
nadere uitwerking hiervan.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering
:
Toetsing kan pas plaatsvinden wanneer er concrete voorstellen van de
Commissie ter tafel liggen.
Nederlandse belangen
:
Ook Nederlandse operators hebben zich voor UMTS zwaar in de schulden
gestoken (m.n. KPN). Indien de Commissie, teneinde lastenverlichting te
bereiken, voorstellen voor samenwerking tussen operators zou presenteren,
zou dit in het voordeel van de operators zijn. Wel moet worden bekeken of
dergelijke voorstellen conform het mededingingsbeleid zijn. De voorstellen
van de Commissie voor stimulering van onderzoek zullen moeten worden
getoetst op staatssteun.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
: N.v.t.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure
: In dit stadium niet, het betreft een mededeling.
Fiche 8: niet-financiële kwartaalrekeningen overheid
Titel
:
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad met
betrekking tot niet-financiële kwartaalrekeningen van de overheid
Datum Raadsdocument
: 27 februari 2001
Nr. Raadsdocument
: 6638/01 Ecofin 57 Codec 187
Nr. Commissiedocument
: COM(2001) 100 def
Eerstverantwoordelijke ministerie
: FIN i.o.m. EZ (CBS), EZ (BEB), BZK, SZW, VWS, OCW
Behandelingstraject in Brussel
:
Het voorstel zal worden behandeld in de Ecofin Raad. De voorbereiding zal in
de werkgroep Financiële Vraagstukken / Ecofinstatistieken plaats vinden.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar)
: geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel
:
De Europese economische en monetaire eenwording legt een sterke druk op de
beschikbaarheid van actuele, betrouwbare en internationaal vergelijkbare
statistische informatie over de economische ontwikkelingen en in het
bijzonder het verloop van de overheidsfinanciën. In de EcoFin-raad is een
actieplan goedgekeurd waarin is geformuleerd welke verbeteringen in de
informatievoorziening noodzakelijk zijn. In dit actieplan is onder andere de
noodzaak aangegeven om op het terrein van de openbare financiën te komen tot
kwartaalcijfers voor de overheid over de zogenoemde niet-financiële
transacties van de overheid. Het voorliggende voorstel voor een
conceptverordening van het Europees Parlement en de Raad geeft nadere
technische invulling aan de niet-financiële kwartaalrekeningen van de
overheid. Met name wordt een specificatie voorgeschreven van
de inhoud van de niet-financiële jaarrekeningen van de overheid,
de lijst met ESR-1995 categorieën waarover gegevens moeten worden ingediend
en de belangrijkste kenmerken ervan en
een tijdschema voor de indiening van de kwartaalgegevens.
De concept-verordening bevat tevens voorschriften inzake de minimumeisen
waaraan kwartaalrapportages moeten voldoen. De doelstelling is dat
kwartaalcijfers de werkelijke ontwikkelingen weergeven. Het is niet
toegestaan om te volstaan met projecties, extrapolaties en beleidsintenties.
Een belangrijke eis is daarom dat kwartaaluitkomsten gebaseerd moeten zijn
op directe informatie uit basisbronnen. Deze eis is zonder meer van
toepassing op de kwantitatief belangrijke onderdelen van de overheid. In
Nederland zijn dit naast de onderwijsinstellingen ook de rijksoverheid, de
sociale fondsen en de decentrale overheden. Een gedeelte van de vereiste
gegevens (belastingen, sociale premies en uitkeringen) dient overigens al in
het kader van verordening (EG) nr. 264/2000 van de Commissie van 3 februari
2000 op kwartaalbasis ingediend te worden.
De Europese Commissie zal de uitwerking van elk van de lidstaten volgen door
middel van de verplicht gestelde beschrijving van de gebruikte bronnen en
methoden. Daarbij worden belangrijke adviesorganen op de hoogte gehouden.
Subsidiariteitstoets, deregulering
:
Positief; versnelling in de informatievoorziening door de lidstaten is nodig
in de derde fase van de Economische en Monetaire Unie (besluit Ecofinraad).
Om tot kwalitatief hoogwaardige en vergelijkbare resultaten in de lidstaten
te komen is het wenselijk dat op communautair niveau de eisen inzake
vergelijkbaarheid, tijdstip van beschikbaarheid en kwaliteit worden
vastgesteld. Aan de lidstaten worden vorm en middelen gelaten voor het
verzamelen en bewerken van de gegevens.
Nederlandse belangen
:
Nederland vindt informatievoorziening op kwartaalbasis over de openbare
financiën van de lidstaten wenselijk (o.a. voor de monitoring ervan) in de
derde fase van de EMU.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
De implementatie van de verordening vergt in ieder geval een uitbreiding en
versnelling van de huidige informatievoorziening op kwartaalbasis door de
sector overheid (conform EMU-definitie). De huidige informatievoorziening op
kwartaalniveau is nog niet voldoende om aan de vereisten van de verordening
te kunnen voldoen. Het EMU-actieplan stelt eisen aan aanwezigheid van data
en de kwaliteit ervan. Om dit te bereiken kan het nodig zijn om op nationaal
niveau nadere regels te stellen. De nieuwe vereisten op kwartaalbasis kosten
tijd en vergen een inspanning van de betrokken overheidsinstanties op het
terrein van informatie over onder meer de sociale fondsen, de gemeenten en
het onderwijs. Zo zullen de gemeenten en provincies hun administraties
enigszins dienen te wijzigen met het oog op de te verstrekken informatie.
Uiteraard wordt gestreefd naar het zoveel mogelijk beperken van de belasting
voor de diverse instanties. Bovendien kan de overgangsperiode tot 2005
volledig worden benut om de huidige lacunes op te heffen. Door aanwezige
ICT-mogelijkheden optimaal te benutten (bijvoorbeeld het koppelen van
bestanden en het elektronisch aanleveren van gegevens) kan de informatielast
verder beperkt worden. Van belang is dan ook dat zo spoedig mogelijk tussen
het CBS (als verantwoordelijke voor verzameling en samenstelling van de
cijfers) en de overige betrokken ministeries afspraken kunnen worden gemaakt
over het tijdig beschikbaar komen van de cijfers. Essentieel is dat de
uiteindelijke uitkomsten op een verantwoorde wijze worden gebaseerd op
informatie over de gerealiseerde ontwikkelingen in de te beschrijven
kwartalen.
Aandachtspunt is hoe met name in de beginperiode de kwartaalcijfers
gepubliceerd gaan worden. In het begin zal namelijk een deel van de
informatie nog op schattingen gebaseerd zijn en mogen latere (grote)
aanpassingen van de cijfers niet uitgesloten worden.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure
: Co-decisieprocedure
Fiche 9: Arbeidsmarkten
Titel:
Mededeling van de Commissie: Nieuwe Europese arbeidsmarkten, open voor
allen, met toegang voor allen
Datum Raadsdocument
: 7 maart 2001
Nr. Raadsdocument
: 6453/01
Nr. Commissiedocument
: COM (2001) 116 def.
Eerstverantwoordelijke ministerie
: SZW i.o.m. FIN, EZ, OCW, JUS, BZK
Behandelingstraject in Brussel
:
De Europese Raad te Stockholm heeft kennis genomen van de mededeling. Deze
zal als zodanig naar verwachting niet verder behandeld worden.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar)
: Geen.
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel
:
De Commissiemededeling bevat voorstellen om de mogelijkheden voor
arbeidsmobiliteit op de Europese arbeidsmarkt verder te verbeteren en de
verwerving van vaardigheden door werknemers te bevorderen. Dit document is
kort voor Stockholm door de Commissie uitgebracht en is in lijn met de
Stockholm-inzet van verscheidene lidstaten, waaronder Nederland. In
Stockholm is hierover ook een aantal besluiten genomen, zoals het instellen
van een '
High Level Skills and Mobility Taskforce
'.
De Commissie is voornemens te werk te gaan in twee fasen:
implementatie en voltooiing van een set beleidsmaatregelen;
instelling van een zgn.
High Level Skills and Mobility Task Force
. Op basis van de aanbevelingen van deze Task Force zal de Commissie een
Actieplan voorleggen aan de Voorjaarsraad van 2002.
De voorgestelde maatregelen ad 1) liggen op het gebied van
erkenning vaardigheden en kwalificaties onder meer door het verbeteren van de systematiek van erkenning van verworven vaardigheden en competenties,
het wegnemen van barrières voor mobiliteit van werknemers, zelfstandigen,
studenten, docenten en stagiaires onder meer op het gebied van sociale
zekerheid en pensioenen,
bevorderen van de mobiliteit voor onderdanen van derde landen en
het verbeteren van de informatievoorziening, o.m. door middel van een website waarop o.m. vacatures bekend gemaakt kunnen worden (i.s.m. EURES).
Het Actieplan op basis van de aanbevelingen van de Task Force zal voorstellen moeten doen om arbeidsmobiliteit aantrekkelijker te maken en de integratie van arbeidsmarkten te bevorderen. Dit zal, zo stelt de mededeling, moeten gebeuren aan de hand van een analyse van de belangrijkste sturende factoren en kenmerken van arbeidsmobiliteit en van de belangrijkste barrières op de verschillende Europese arbeidsmarkten. Daarbij zal speciale aandacht besteed moeten worden aan de benodigde ICT-vaardigheden. Dit alles zal input zijn voor het op te stellen Actieplan dat als doel heeft de Europese arbeidsmarkten in 2005 voor allen open te stellen en aanbevelingen te doen voor implementatie op EU- en nationaal niveau.
Rechtsbasis van het voorstel:
De mededeling bevat voornemens voor beleidsvoorstellen op verschillende
terreinen, bijvoorbeeld de Europese werkgelegenheidssstrategie en het vrij
verkeer van werknemers.
Subsidiariteit, proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief; de voorgestelde maatregelen zullen, afhankelijk
van hun aard, op verschuillende wijze worden ingevuld: via intensieve
samenwerking tussen de lidstaten (open coördinatie), via samenwerking tussen
het EU-niveau en de lidstaten resp. door middel van coördinerende
regelgeving.
Proportionaliteit: positief; voorstellen sluiten goed aan bij het
verwezenlijken van een vrije Europese arbeidsmarkt.
Nederlandse belangen
:
Arbeidsmobiliteit kan bijdragen aan een betere allocatie van arbeid in
Europa. Het verwijderen van belemmeringen voor arbeidsmobiliteit binnen de
EU vergroot de potentiële groei binnen de EU en daarmee ook voor Nederland.
Arbeidsmobiliteit kan dienst doen als aanpassingsmechanisme in de economie,
bijdragen aan het opvangen van asymmetrische economische schokken en aan het
mitigeren van werkloosheidsverschillen tussen lidstaten. Dit draagt bij aan
een stabielere economische ontwikkeling. Het streven van Nederland in de EU
dient erop gericht te zijn barrières voor arbeidsmobiliteit zoveel mogelijk
weg te nemen of, indien dit niet mogelijk is, te verlagen. De acties ter
bevordering van het kennisniveau van de beroepsbevolking passen in de
Lissabonstrategie zoals bevestigd tijdens de ER te Stockholm.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG):
N.v.t.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure
:
In dit stadium niet van toepassing, het betreft een mededeling.
Kenmerk
DIE-277/01
Blad /1
===