Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Antwoorden op kamervragen over inburgeringcursussen
Een parlementair stuk bij het onderwerp Inburgering 10 mei 2001
Onderstaande vragen over inburgeringcursussen stelde het lid Verburg (CDA) op 23 april 2001 aan de minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid. De antwoorden zijn gegeven op 10 mei 2001.
1 Vraag
Kent u de uitlatingen van directeuren van regionale opleidingscentra over de problemen bij inburgeringcursussen? Antwoord
Ja, ik ben op de hoogte van deze uitspraken.

2 Vraag
Stopt 60% van de nieuwkomers voortijdig met de cursus? Antwoord
Het in het artikel genoemde percentage van 60% is een ruwe schatting en heeft betrekking op zowel oud- als nieuwkomers. Deze schatting is vorig jaar november gedaan door de projectleider van de Taskforce Inburgering, mevrouw Vogelaar. Zij baseerde deze uitspraken op enkele gesprekken met uitvoerders en enkele ervaringen. Het percentage kan dus niet representatief worden genoemd. Bovendien zijn er significante verschillen tussen grote en minder grote steden.
Over de uitval onder nieuwkomers kan ik u het volgende melden. Volgens het door VWS verzorgde Inhoudelijk Verslag Inburgering 1996/1997, dat is gebaseerd op de activiteitenverslagen die gemeenten verplicht bij het rijk moeten indienen en dat u vorig jaar is toegezonden, kwam in 1996 13% van de bereikte nieuwkomers na het afsluiten van het inburgeringscontract niet naar de cursus en werd de cursus door 11% van de deelnemers voortijdig beëindigd, waarmee sprake zou zijn van een uitvalpercentage van 24%. In 1997 is 9% van de nieuwkomers na het afsluiten van het contract niet op de cursus verschenen en viel 11% na de start van de cursus voortijdig uit. Hiermee komt het uitvalpercentage in 1997 op 20%. Volgens het nog niet gepubliceerde verslag van de resultaten in 1998 is in dat jaar 8% van de nieuwkomers met een contract of een beschikking niet aan de cursus begonnen, terwijl 13% er voortijdig mee ophield, waarmee het uitvalpercentage in 1998 op 21% komt. Hierbij dient te worden opgemerkt, dat de uitvalpercentages buiten de grote steden lager zijn. De resultaten van de vier grote gemeenten zijn het slechtst. In 1998 viel daar 32% van de nieuwkomers uit na het afsluiten van het inburgeringscontract dan wel het ontvangen van de beschikking. Aan de voortijdige uitval van nieuwkomers liggen verschillende oorzaken ten grondslag. Eén van de belangrijkste oorzaken blijkt verhuizing/ remigratie te zijn, vooral in de kleinere gemeenten. Bij gemeenten tot en met 30 nieuwkomers zou dit in 1998 40% van de voortijdige beëindiging verklaren, en in 1997 zelfs 44%. In de grote steden is verhuizing/ remigratie een factor van beperkte omvang: in 1998 10% en in 1997 6%. In 1997 en 1998 waren de redenen voor voortijdige beëindiging van de educatie afgezien van verhuizing/ remigratie (gemiddeld 21% in 1997 en 22% in 1998) gelegen in de persoonlijke omstandigheden (respectievelijk 33% en 21%), in het krijgen van werk (14% en 15%), in gebrek aan motivatie (14% en 16%) en overige redenen (18% en 25%).
Het wachtlijstonderzoek, dat eind mei aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden, zal meer inzicht verschaffen in de omvang en de redenen van uitval onder oudkomers.

3 Vraag
Is er sprake van een daling van het gemiddeld opleidingsniveau van inburgeringcursisten? Zo ja, waardoor wordt dit veroorzaakt en wat zijn daarvan de gevolgen voor de gemiddelde cursusduur en de daaraan verbonden kosten?
Antwoord
Landelijke cijfers over niveauverbetering of -daling zijn niet bekend. De vraag naar de gerealiseerde meerwaarde (het verschil tussen startniveau en behaald eindniveau) is voor het eerst gesteld in de vragenlijst ten behoeve van het activiteitenverslag 1999. De gemeentelijke verslagen van dat jaar zijn nog niet bewerkt, maar een eerste indruk is dat gemeenten over het algemeen moeite hadden deze vraag te beantwoorden, ten dele vanwege het feit dat ROCs deze gegevens vaak niet goed registreren. In principe moeten deze gegevens op gemeentelijk niveau bekend zijn, omdat tijdens het inburgeringonderzoek een intake-toets wordt afgenomen, waarmee het startniveau van de nieuwkomer wordt bepaald en de gemeente tevens beschikt over de verklaringen van het ROC waarin wordt aangegeven wat het eindniveau is dat de nieuwkomer bereikt heeft.

4 Vraag
Mogen uitvallers worden uitgeschreven? Zo neen, waarom niet? Antwoord
Er zijn geen landelijke richtlijnen voor het uitschrijven van uitvallers. In feite is het een organisatorisch probleem van het ROC, waarover tussen gemeenten en ROCs afspraken gemaakt kunnen worden in hun overeenkomst.

5 Vraag
Mogen legen plekken worden gevuld met gemotiveerde oudkomers? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
Hierop kan ik hetzelfde antwoord geven als op de vorige vraag, namelijk dat er geen landelijke regelgeving bestaat, die dit verbiedt. Hieraan dient te worden toegevoegd dat uit door Cinop/ Regioplan verricht onderzoek gebleken is, dat veel ROCs opengevallen plaatsen opvullen door nieuwe cursisten (zowel oudkomers als nieuwkomers) bij te plaatsen, zodat geen plaatsen onbenut blijven.

6 Vraag
Wordt met uitvallers contact opgenomen over de reden van hun afhaken en zo ja, door wie? Zo neen, waarom niet? Antwoord
Eén van de belangrijkste taken van de trajectbegeleider is het coachen van de nieuwkomer bij de uitvoering van het inburgeringsprogramma en daarmee dus het voorkomen van uitval. De trajectbegeleider voert hiertoe regelmatig voortgangsgesprekken met de nieuwkomer, mede aan de hand van gegevens van het ROC over studieresultaten, inzet en motivatie van de nieuwkomer. Om goed zicht te hebben op (dreigende) uitval, is het belangrijk dat het ROC dit registreert en doorgeeft aan de trajectbegeleider. Bij het voorkomen van uitval is een belangrijke taak weggelegd voor de trajectbegeleider. De trajectbegeleiding kan namelijk een belangrijke rol spelen bij het motiveren van de nieuwkomer en bij het oplossen van problemen, waardoor de nieuwkomer het programma kan continueren. De rol van de trajectbegeleiding bij het voorkomen van uitval is overigens onderwerp van onderzoek in de evaluatie van de WIN. Daarnaast trachten ROCs doorgaans contact op te nemen met uitvallers, maar hun pogingen daartoe en/ of de resultaten hiervan worden niet systematisch geregistreerd.
7 Vraag
Is er sprake van verzuimregistratie? Zo neen, wanneer zal die wel zijn geregeld?
Antwoord
Alle ROCs kennen een verzuimregistratie. Zoals ik ook in mijn antwoord op de vragen 4 en 5 heb aangegeven, is het zaak dat in de contracten tussen gemeenten en ROCs afspraken worden gemaakt over de wijze waarop en de frequentie waarin dit door het ROC wordt doorgegeven aan de gemeente.

8 Vraag
Worden aan uitvallers sancties opgelegd? Zo neen, waarom niet, en wat gaat u ondernemen opdat wel sancties worden opgelegd? Antwoord
Op dit moment kan in bepaalde gevallen worden overgegaan tot het sanctioneren van uitvallers. In de eerste plaats kunnen sancties worden opgelegd aan de personen die vallen onder de WIN, derhalve een verplichting tot het volgen van een inburgeringcursus hebben, maar deze cursus voortijdig afbreken. Deze sanctie cq boetebepaling is in de WIN opgenomen. Ten tweede kunnen sancties worden opgelegd aan die oudkomers, die werkloos zijn en een uitkering in het kader van de ABW ontvangen.
Mogelijkheden om te sanctioneren zijn dus wel degelijk aanwezig, alleen werd het sanctie-instrument tot voor kort weinig door gemeenten toegepast, te weten in 23% van de gevallen (zie ook de voortgangsrapportage d.d. 14 april 2000 en de quick scan sanctiebeleid die in het eerste kwartaal van 2000 is uitgevoerd door Vrijbaan). Een eerste indruk van de activiteitenverslagen 1999 bevestigen dit beeld. Eén van de achterliggende redenen die door gemeenten werd aangevoerd, is dat zij het moeilijk vinden te sanctioneren, aangezien zij hun inburgeringbeleid nog niet geheel op orde hadden. Dit is gebleken uit de quick scan van Vrijbaan, die begin vorig jaar verschenen is. Gegevens over 2000 en 2001 zijn nog niet voorhanden, maar indien uit de resultaten van de evaluatie van de WIN blijkt dat gemeenten nog steeds weinig sanctioneren, zal ik mij beraden op de mogelijkheden om dit sanctiebeleid verder aan te scherpen.
Sancties staan niet voor niets in de wet.

9 Vraag
Wat heeft de Task Force inburgering ondernomen om de problemen op te lossen?
Antwoord
De TI heeft zich de afgelopen periode geconcentreerd op het wegwerken van de wachtlijsten voor taallessen voor oudkomers. Zoals toegezegd zult u over de uitkomsten van de derde meting binnenkort worden geïnformeerd. De Taskforce is inmiddels gestart met haar tweede deelopdracht, te weten het verbeteren van het inburgeringproces. Eén van de ontwikkeltrajecten betreft het verzuim- en sanctiebeleid. De voorstellen daarover zult u gelijktijdig met de resultaten van de derde meting wachtlijsten ontvangen.

10 Vraag
Wat zijn tot dusver de resultaten van de door de Task Force nagestreefde flexibele trajecten?
Antwoord
Aannemende dat u met de flexibele trajecten doelt op de duale trajecten die onder auspiciën van de Taskforce zijn gestart, kan ik meedelen dat de duale trajecten begin dit jaar gestart zijn en doorlopen tot het einde van dit jaar. De pilots worden gemonitord, het is echter nu nog te prematuur om uitspraken te kunnen doen over de exacte resultaten.

11 Vraag
Op welke termijn denkt u zodanige maatregelen te hebben genomen dat de gesignaleerde problemen tot het verleden zullen behoren? Antwoord
Zoals hierboven reeds geschetst zijn de resultaten van het inburgeringbeleid voor nieuwkomers in de kleine gemeenten bevredigend te noemen en is verdere verbetering moeilijk te realiseren. In de middelgrote en vier grote gemeenten is echter nog wel een (forse) rendementsverbetering haalbaar. De Taskforce Inburgering richt zich in haar tweede deelproject op de verbetering van de uitvoering van het inburgeringproces. Zoals al eerder aangegeven richt één van de ontwikkeltrajecten zich op de problemen die kunnen leiden tot uitval en is zij betrokken bij verschillende initiatieven en "best practices" die ervoor zorgen dat de inburgeraars in staat zijn en gemotiveerd worden om hun inburgeringprogramma tot het eind te doorlopen. Bovendien kan ik u melden dat het uitvalprobleem een onderwerp is, dat hoog op de agenda staat bij gemeenten en ROCs, en dat ook zij er alles aan willen doen om de problemen tot het verleden te laten behoren.