Van Gennip en Van den Beeten: nog zorgen over geloofwaardigheid
Internationaal Strafhof
De Eerste Kamerleden Jos van Gennip en Rob van den Beeten maken zich zorgen
over de geloofwaardigheid van het Internationaal Strafhof, aangezien een
aantal landen, waaronder de VS en Israel, blijk hebben gegeven van hun onwil
het op 17 juli tot stand gekomen statuut van Rome inzake het Internationaal
Strafhof goed te keuren resp. te ratificeren. Dit bleek tijdens het
vooronderzoek van de Eerste Kamercommissies Buitenlandse Zaken en Justitie,
op dinsdag 8 mei jl.
"Weliswaar heeft de Amerikaanse President Clinton op het allerlaatste moment
van zijn presidentschap het Verdrag alsnog getekend, maar er zijn weinig
aanwijzingen, dat in de nieuwe politieke context in de VS een spoedige
ratificatie te verwachten valt."
Bij de begrotingsbehandelingen van Buitenlandse Zaken en Ruimtelijke
Ordening en Milieu is namens de CDA-fractie uitvoerig aan de orde gesteld,
dat deze realiteiten met name terzake de opstelling van de VS bij de uitbouw
van internationaal-rechtelijke arrangementen een nieuwe en indringende
dimensie toevoegen aan de rol van Europa. De vraag, die allereerst dan
rijst, is welke beleid en welke stappen de Europese Unie heeft genomen en
denkt te nemen om de wereldwijde werking van het Strafhof te bevorderen.
Waar het hier gaat om een van de hoekstenen van een internationale
rechtsorde en een vertaling van een van de grotere positieve ontwikkelingen
in het denken over mensenrechten, mag van Nederland en van Europa een
uiterste inspanning gevraagd worden in de sfeer van internationale politiek
en justitie-diplomatie om zoveel mogelijk landen in dit proces
medeverantwoordelijkheid te geven.
In de opvattingen van de CDA-fractie vindt de verdere Europese eenwording,
die ooit begonnen is als een verzoenings- en vredesproces, op dit moment
vooral haar motivering in de rechtsbijdrage van ons continent aan het proces
van globalisering. Op dit cruciale dossier vraagt dat, naar het oordeel van
de CDA-fractie, dan ook een zeer geëngageerde inzet en zou zij graag een
concrete invulling van dat engagement beschreven zien. Daarbij volstaat niet
een soort parajuridisch internationaal pragmatisme. Als belangrijke staten
geen partij worden bij dit verdrag, ontbreekt van meet af aan de
geloofwaardigheid.
Zijn er concrete ideeën op welke wijze bijvoorbeeld de VS en Israël alsnog
partij kunnen worden en hoe aan hun zorgen voor vexatieve vervolging kan
tegemoet worden getreden? Zou het in dit verband een gedachte zijn een
beroepsprocedure te ontwikkelen buiten het Internationaal Strafhof tegen
vervolgingsbeslissingen? Is het denkbaar, dat op het hoogste Europese niveau
intensief en niet aflatend aan de acceptatie van het Internationaal Strafhof
gewerkt wordt.
"De geloofwaardigheid van het toekomstig Strafhof is ook in het geding, als
de opsporing en vervolging te weinig effectieve instrumenten wordt geboden.
In dit verband is de soms lakse, soms nadrukkelijk terughoudende opstelling
van de NAVO-troepen in met name Bosnië voor de voorgeleiding bij het
Joegoslavie Tribunaal een en ander maal aan de orde geweest. Kan de regering
meedelen, hoe zij thans de situatie terzake beoordeelt en of er een
daadkrachtiger optreden verwacht, respectievelijk bevorderd kan worden?"
De hele inbreng van Jos van Gennip en Rob van den Beeten kunt u downloaden door in de rechtermarge op het diskette-icoon te klikken.