Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=414846



Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Ministerie van Buitenlandse Zaken Afdeling Zuid-Azië Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag

Datum 11 mei 2001 Auteur R.M. Claessens

Kenmerk DAO-457/01 Telefoon 070 3485763

Blad /1 Fax 070 3485323

Bijlage(n) 1 E-mail rob.claessens@minbuza.nl

Betreft Beantwoording vragen van de leden Van Middelkoop en Van den Berg

Zeer geachte Voorzitter,

Onder verwijzing naar de brief van de Griffier Uwer Kamer van 19 april 2001, kenmerk 2000109540, waarbij gevoegd waren de door de leden Van Middelkoop en Van den Berg overeenkomstig artikel 134 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer bij u ingediende vragen, heb ik de eer U in bijlage dezes mijn antwoord op de gestelde vragen aan te bieden.

De Minister van Buitenlandse Zaken

Antwoord van de heer Van Aartsen, Minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van Kamerleden Van Middelkoop (ChristenUnie) en Van den Berg (SGP) over godsdienstvrijheid in Pakistan .
(Ingezonden 18 april 2001)

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het artikel over de arrestatie van een directeur van een christelijke school in Pakistan wegens godslastering (Volkskrant, 12 april jl.)?

Antwoord

Ja. Daarnaast is deze zaak ook onder mijn aandacht gebracht door NGO's in Pakistan (via de Nederlandse ambassade in Islamabad).

Vraag 2

Kunt u bevestigen dat deze directeur genaamd Parvez Masih inderdaad per 1 april is opgepakt en wordt beschuldigd van godslastering, waar volgens de Pakistaanse wetgeving de doodstraf op staat?

Antwoord

Ja. In het politiebureau te Daska Saddar, nabij Sialkot, is een 'First Information Report' opgemaakt tegen de heer Masih, waarin hij wordt beschuldigd van overtreding van artikel 295C van de Pakistaanse 'Penal Code' ('Use of derogatory remarks etc. in respect of Holy Prophet'). Dit artikel bepaalt dat, indien schuldig bevonden, de verdachte automatisch de doodstraf zal krijgen (en daarnaast boetes moet betalen).

Vraag 3

Bent u van mening dat de Pakistaanse wet op godslastering in strijd is met het internationaal breed aanvaarde recht op vrijheid van godsdienst?

Antwoord

Ja. De wet kan op zodanige wijze worden aangewend dat zij zowel het recht op vrijheid van godsdienst als het recht op vrije meningsuiting op onrechtmatige wijze beperkt. Wat daarbij het genoemde wetsartikel tot een volgens internationaal geldende regels onaanvaardbare strafbepaling maakt, is het voorschrift dat de doodstraf
moet
worden opgelegd wanneer een verdachte schuldig is bevonden.

Vraag 4

Bent u eveneens van mening dat deze Pakistaanse wet aanleiding kan geven tot misbruik, om (zakelijke) geschillen tussen moslims en niet-moslims te beslechten, met name omdat bij een aanklacht wegens godslastering alleen moslims als getuigen mogen optreden?

Antwoord

Ja. Dit risico werd ook onderkend door de Pakistaanse 'Chief Executive' Generaal Musharraf, toen hij in april 2000 voorstelde de procedure te hervormen. Hij trok dit voorstel echter enige tijd later weer in, onder druk van religieuze belangengroepen in de samenleving, die niet zelden trachten de rechtsgang te beïnvloeden.

Overigens is het niet zo dat christenen niet zouden kunnen getuigen in de zaak tegen de heer Masih. Maar volgens de Pakistaanse 'Penal Code' weegt de getuigenis van een moslim vier keer zo zwaar als van een niet-moslim.

Ook moslims worden overigens op basis van de blasfemiewetgeving veroordeeld.

In de zaak Masih heeft het districtsbestuur besloten tot een nader onderzoek, waartoe een onderzoekscomité is ingesteld, bestaande uit voornamelijk moslim-leden. Mocht dit onderzoek relevante aanvullende informatie opleveren, dan zal ik u daarover nader informeren.

Vraag 5

Bent u bereid om bij de regering van Pakistan al of niet aan de ambassadeur alhier om opheldering te vragen over deze arrestatie?

Antwoord

Ja. Ik ben daartoe bereid en zal de Pakistaanse ambassadeur om opheldering laten vragen. Overigens is in het verleden, zowel in Nederland als in Pakistan, zorg over de toepassing van de blasfemiewetgeving bij verschillende gelegenheden overgebracht.

Vraag 6

Bent u tevens bereid om deze Pakistaanse wet op godslastering aan de orde te stellen in EU-verband om te bezien of vanuit de EU bezwaar aangetekend kan worden tegen deze wet? Welke mogelijkheden denkt u hiervoor te kunnen benutten?

Antwoord

De wet op godslastering is reeds bij meerdere gelegenheden aan de orde gesteld door de EU. De laatste keer was dit het geval op 3 mei jl., toen de EU in het kader van een démarche tegen de doodstraf, de blasfemiewetgeving expliciet aan de orde stelde. Hetzelfde gebeurde eerder in maart 1999. Tijdens het bezoek van de EU-Troika aan Pakistan in november 2000 werd eveneens zorg uitgesproken over de blasfemiewetgeving.

In de toekomst zullen contacten tussen EU en Pakistan worden aangegrepen om zorgen over deze wet en haar toepassing over te brengen.

===