http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=414751
Ministerie van Buitenlandse Zaken Ministerie van Defensie
Postbus 20061 Postbus 20701
2500 EB Den Haag 2500 ES Den Haag
Aan:
De Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Kopie:
De Voorzitter van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 22
Den Haag
Onderwerp:
UNMEE / Stand van Zaken
Den Haag, 10 mei 2001
Zeer geachte Voorzitter,
In vervolg op onze toezegging U blijvend op de hoogte te houden van de
Nederlandse deelname aan UNMEE informeren wij U hierbij over de situatie in
Ethiopië en Eritrea tot eind april (sinds onze brieven van 22 maart en 9
april). De belangrijkste ontwikkelingen zijn de afkondiging van de Temporary
Security Zone en de ondertekening van een protocol voor de terugkeer van de
milities. Tevens informeren wij U over het besluit van de Regering om,
ingaande mei dit jaar, vijf officieren op het UNMEE hoofdkwartier te
plaatsen voor een periode van zes maanden.
TSZ
De Speciaal Vertegenwoordiger van de Secretaris-Generaal van de Verenigde
Naties, Legwaila, heeft op 18 april een verklaring uitgegeven, waarmee de
vaststelling van de Temporary Security Zone (TSZ) een feit is. De
afkondiging van de TSZ volgde op de Eritrese aankondiging van 16 april dat
de herpositionering van de troepen naar posities boven de noordelijke grens
van de voorgestelde TSZ in alle drie de sectoren was voltooid. Dit is door
UNMEE bevestigd. De terugkeer van ontheemden zal volgens de Eritrese
autoriteiten met onmiddellijke ingang worden ingezet en de Eritrese civiele
administratie, inclusief politie en milities, in de TSZ zal worden hersteld.
Nabij de zuidelijke grens van de TSZ ligt het zgn. Irob-gebied. In dit
gebied is de zuidelijke grens van de TSZ voorlopig nog aangepast aan de
Ethiopische posities. UNMEE maakt in de verklaring ten aanzien van de TSZ
duidelijk melding van het probleem Irob en geeft aan dat de onderzoeken
zullen worden voortgezet. De grenzen van de TSZ zijn van tijdelijke aard en
lopen niet vooruit op de definitieve afbakening van de grens tussen beide
landen. De afbakening van de definitieve grens is het werk van de
Grenscommissie in Den Haag.
De voltooiing van de herpositionering van de Eritrese troepen en het
vaststellen van de TSZ is een belangrijke stap voorwaarts in het
vredesproces. Het betekent dat de troepenscheiding een feit is. Voor UNMEE
betekent dit dat de taken met betrekking tot de monitoring van de bufferzone
kunnen worden uitgevoerd. Nederland steunt de Speciaal-Vertegenwoordiger in
zijn standpunt dat met het afkondigen van de TSZ niet gewacht kon worden tot
alle oneffenheden waren gladgestreken: het was belangrijk dat de
troepenscheiding werd geformaliseerd.
Tijdens een open bijeenkomst van de Veiligheidsraad op 19 april reageerden
alle Veiligheidsraadleden positief op de totstandkoming van de TSZ en werden
de partijen opgeroepen alle verplichtingen van de vredesovereenkomst na te
komen en goed met UNMEE te blijven samenwerken.
Milities
Ten behoeve van de terugkeer van de Eritrese milities naar de TSZ tekenden
Speciaal-Vertegenwoordiger Legwaila en de Eritrese autoriteiten op 17 april
een protocol. Hiermee wordt het herstel van het Eritrese civiele gezag in de
TSZ geregeld. Het protocol onderstreept de totale bewegingsvrijheid van
UNMEE in de TSZ en het grensgebied daarbuiten. Tevens wordt bepaald dat
politie- en militie-eenheden duidelijk herkenbaar moeten zijn (van reguliere
strijdkrachten afwijkende uniformen), in het bezit van een speciaal
legitimatiebewijs en in de TSZ uitsluitend klein kaliber wapens (met
bijhorende wapenvergunning) mogen dragen. Wat betreft de omvang van de
milities is in de Vredesregeling vastgelegd dat deze niet groter mag zijn
dan vóór het uitbreken van de vijandelijkheden. UNMEE heeft de Eritrese
autoriteiten verzocht aan te tonen hoeveel milities oorspronkelijk in het
gebied aanwezig waren. De resultaten hiervan zijn op korte termijn
toegezegd. Eritrea heeft bij de VN aangegeven zich te houden aan de
afspraken over maximale omvang.
De milities dienen te worden gezien als assistenten van de politie die deel
uitmaken van de lokale maatschappij en naast hun militietaken ook een ander
beroep uitoefenen. Het zijn echter vaak mannen die deel hebben uitgemaakt
van het Eritrese leger (dit is ook te verwachten in een land met een kleine
beroepsbevolking) en het gebeurt dus met enige regelmaat dat
gedemobiliseerde strijders als militie naar de TSZ terugkeren. Door het
protocol zal UNMEE in staat moeten zijn een onderscheid te maken tussen het
Eritrese leger en de milities.
Ontwikkelingssamenwerking
De afgelopen maanden is over de hervatting van de hulp gesproken in EU- en
Utstein-verband. De Nederlandse regering heeft hierbij duidelijk uitgedragen
dat de fasering van de hulp dient te worden gekoppeld aan de voortgang die
in het vredesproces tussen beide landen wordt geboekt. Positieve stappen in
de hulprelatie zullen het vredesproces kunnen ondersteunen, en dienen dus
zorgvuldig te worden gekozen. De stapsgewijze hervatting van de hulp kan pas
geschieden wanneer is vastgesteld dat het vredesproces stevig verankerd is.
Van deze verankering van het vredesproces is momenteel sprake. De
vaststelling van de TSZ markeert de formele scheiding van de troepen van
beide landen en is, ook volgens Speciaal-Vertegenwoordiger Legwaila, een
cruciale stap in het vredesproces. Ook is goede vordering gemaakt met de
voorbereiding van de ontmijningsactiviteiten. Aan de overige voorwaarden
werd reeds eerder voldaan (ontplooiing van UNMEE en positieve voortgang in
de uitvoering van de vertrouwenwekkende maatregelen). Dit betekent dat de
project-gerelateerde hulp, inclusief activiteiten via het
ORET/MILIEV-programma, aan beide landen kan worden hervat. Ook zal de
dialoog over de sectorale benadering met beide landen weer worden hervat.
Wij vinden het belangrijk dat met deze hervatting een positief signaal wordt
afgegeven naar de partijen ter ondersteuning van de voortgang in het
vredesproces.
Een aantal EU-partners heeft reeds stappen gezet om de hulp te hervatten,
waarbij wordt aangetekend dat een aantal lidstaten de hulp nooit heeft
bevroren. De Nederlandse positie zal in EU-verband worden uitgedragen.
Voor de hervatting van macro-economische steun is het thans nog te vroeg.
Hiervoor zal in ieder geval sprake moeten zijn van een daling van de
defensie-uitgaven.
Politieke ontwikkelingen
De Ambassadeur in Bijzondere Dienst (ABEE) bezocht van 4 t/m 6 april Addis
Abeba en van 9 t/m 11 april Asmara teneinde zich op de hoogte te stellen van
de voortgang van het vredesproces en de vertrouwenwekkende maatregelen,
alsmede om contacten te onderhouden met de respectieve autoriteiten en
andere betrokkenen in Ethiopië en Eritrea. Tevens informeerde hij zich over
de politieke situatie in beide landen. De volgende elementen zijn van
belang:
De vrijlating van krijgsgevangenen door Ethiopië stagneert door het Eritrese
zwijgen over de toestand van de Ethiopische piloot Bezebe Petros die in
Eritrese krijgsgevangenschap zou zijn. Deze zaak ligt in Eritrea zeer
gevoelig omdat Petros na een eerdere krijgsgevangenschap opnieuw is ingezet
in Eritrea en wordt gezien als oorlogsmisdadiger. ABEE heeft in Eritrea met
klem zijn vrijlating bepleit, of, indien dit niet mogelijk zou zijn,
informatie over zijn status teneinde het proces vlot te trekken. In Ethiopië
pleitte hij voor onvoorwaardelijke vrijlating van alle krijgsgevangenen.
De binnenlands politieke situatie in Ethiopië is onrustig. Er is sprake van
een breuk binnen de TPLF tussen de groep van president Meles (de zgn.
"Paleisgroep") en de groep rond Seye Abraha (de zgn. "Mekele-groep"). De
aanleiding voor deze breuk is de wijze waarop vanaf het begin is omgegaan
met het conflict met Eritrea. De Mekele-groep stond een harde lijn voor en
is van mening dat het Eritrese leger had moeten worden geëlimineerd.
Bovendien pleit de Mekele-groep voor een sterke rol van de partij en de
staat en het terugdraaien van de liberalisering. De Paleisgroep daarentegen
is van mening dat in het conflict met Eritrea het nodige is bereikt en er is
eerder sprake van ontevredenheid over het democratisch gehalte van de eigen
regering. De 12 leden van de Mekele-groep zijn van hun functies ontheven en
staan voor de keus om na zelfkritiek alsnog toe te treden tot de Paleisgroep
of een eigen partij op te richten. Hoewel de Paleisgroep de overhand heeft,
blijft de politieke situatie onzeker.
Daarbovenop is op 11 april jl. een studentenstaking uitgebroken op de
Universiteit van Addis Abeba. De eisen van de studenten zijn weliswaar
universiteitsgebonden, maar de onrust op de universiteiten - studenten van
universiteiten elders in het land hebben middels demonstraties hun steun
betuigd - draagt bij tot een groeiende politieke onzekerheid. De studenten
zijn met excessief geweld door de politie tegemoet getreden. Het gevolg was
vele doden en gewonden. Vanwege de binnenlandse problematiek komt de kwestie
met Eritrea, in ieder geval tijdelijk, even op de tweede plaats.
Nederland zal een dialoog aangaan over deze situatie en zal bekijken op welke wijze een positieve bijdrage kan worden geleverd.
Humanitaire situatie
Nu de TSZ is afgekondigd heeft in Eritrea de terugkeer van de ontheemden de
eerste prioriteit. UNMEE maakt zich echter zorgen over het tempo waarin de
Eritrese autoriteiten willen overgaan tot het laten terugkeren van de
Internally Displaced Persons (IDP's). Deze zorg betreft in de eerste plaats
de veiligheid van de IDP's in verband met de aanwezigheid van mijnen en in
de tweede plaats het treffen van de noodzakelijke voorzieningen voor de
terugkeer en opvang van de IDP's. Legwaila stelde dat hulp van de
internationale gemeenschap daarbij onontbeerlijk is.
De verwachting is dat de Eritrese autoriteiten er alles aan zullen doen om
de terugkeer zo goed mogelijk te laten verlopen waardoor spontane terugkeer
beperkt zal blijven. De aanwezigheid van mijnen vormt echter een probleem.
Het door Nederland gefinancierde ontmijningsproject van de Halo Trust in
o.m. de TSZ houdt hiermee terdege rekening. Halo Trust heeft 20 april de
eerste fysieke ontmijningsteams in de TSZ ingezet en is voorts actief op het
gebied van mijnmarkering ten behoeve van zowel de bevolking als
UNMEE-personeel.
De VN, het ICRC en (I)NGO's hebben in de afgelopen maanden veel
voorbereidend werk verricht teneinde de zorg die momenteel in de kampen
wordt gegeven, te kunnen verplaatsen naar de regio's van herkomst.
Afhankelijk van de ontwikkelingen in de komende weken, zal deze hulprespons
op gang komen. Een aantal (I)NGO's zijn reeds actief in de centrale zone van
de TSZ (AzG en Oxfam). Nederland zal voorts in zijn bijdrage aan het
VN-Consolidated Appeal voor 2001 voor Eritrea heel specifiek programma's
financieren die gericht zijn op de ondersteuning van ontheemden die naar hun
plaats van origine terugkeren. Deze programma's zijn gericht op het ter
beschikking stellen van tijdelijke huisvesting en eerste levensbehoeften,
reproductieve gezondheidszorg, noodonderwijs en psychosociale traumazorg
voor vrouwen en kinderen. Tijdens zijn bezoek heeft de Ambassadeur in
Bijzondere Dienst de vertegenwoordigers van EU-lidstaten en de VS opgeroepen
eveneens snel en genereus bij te dragen aan het VN-Appeal teneinde de
terugkeer van de ontheemden te faciliteren.
Volgens de "Cessation of hostilities agreement" moeten alle IDP's kunnen
terugkeren naar hun oorspronkelijke woonplaats, ongeacht of deze binnen de
TSZ ligt of onder Ethiopische controle staat. Opmerkelijk is het Eritrese
standpunt, dat bij de aankondiging van de herpositionering werd verwoord,
dat de bescherming van die groep Eritreërs die terugkeert naar dorpen onder
Ethiopische controle een zaak is van UNMEE en de internationale gemeenschap.
Dit is niet het geval: volgens de vredesregeling van 12 december 2000 is het
respecteren van de mensenrechten een zaak van beide partijen.
Financiën UNMEE
De additionele uitgaven van de Nederlandse deelname aan UNMEE, inclusief het
Apache-detachement in Djibouti, worden thans geschat op ongeveer fl. 145
miljoen. Het verschil met de initiële raming, het u gemelde bedrag
(22-11-2000, Kamerstuk 2000-2001, 22831, nr. 15.) van ongeveer fl. 100
miljoen (inclusief de Apaches), is het gevolg van de aanpassingen van de
plannen en de extra inspanningen die in de praktijk nodig zijn gebleken bij
de werkelijke inzet. Zo is er meer civiel transport ingehuurd dan voorzien.
Verder zijn de brandstofprijzen gestegen en bestond er onder meer een
grotere behoefte aan materieel (telecommunicatie, accommodatie) dan
aanvankelijk voorzien. De financiële stand van zaken en de factoren die tot
de hogere kosten hebben geleid, worden thans precies in kaart gebracht en
zullen in de volgende rapportage over UNMEE worden toegelicht.
Militair
Met de formele afkondiging van de TSZ kan UNMEE beginnen met de verificatie
van de terugtrekking van de legers van beide landen uit de bufferzone. De
NECBAT-eenheden vervolgen hun dagelijkse patrouillegang te voet, per
voertuig en door de lucht. Tevens zal het NECBAT contact leggen met de
leiders van de politie en militie in de TSZ. De militaire situatie is
rustig.
Het NECBAT is op bescheiden schaal begonnen met de uitvoering van een aantal
kortlopende, kleinschalige projecten rondom de compagnieslocaties in
Ethiopië en Eritrea. De projecten worden gefinancierd door de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking. Over het algemeen zijn de projecten gericht op
verbetering van de situatie op scholen en lokale ziekenhuizen, onder meer
door aanschaf van meubilair, lesmateriaal, en verbetering van de hygiënische
omstandigheden.
Naast deze Nederlandse kleine projecten heeft UNMEE een voorziening voor
"Quick Impact projects" waarvan er inmiddels 16 zijn goedgekeurd.
Hoofdkwartierpersoneel UNMEE
De VN heeft Nederland gevraagd na het vertrek van de Nederlandse mariniers
uit UNMEE enkele functies te blijven vullen op het hoofdkwartier van UNMEE
voor een nieuwe periode van zes maanden. De VN heeft hiertoe een formeel
verzoek gericht aan Nederland. Het betreft de volgende functies: Military
Assistant to the Force Commander, Officer Information and Analysis, Officer
Operations, een Transport en Movement Control Officer en een Civil-Military
Affairs Officer. De Nederlandse Regering heeft besloten positief te reageren
op het verzoek van de VN. In een eerder stadium had de regering al besloten
de Military Assistant to the Force Commander, evenals de Force Commander
zelf, voor de periode van een jaar beschikbaar te stellen. De Nederlandse
officieren zullen vanaf medio mei posities overnemen die sinds medio
november jl. al door Nederlandse militairen worden bezet.
Het besluit tot uitzending van de vijf officieren naar het hoofdkwartier met ingang van 16 mei staat los van de huidige bijdrage aan UNMEE. Het besluit berust wél op dezelfde gronden als het regeringsbesluit tot uitzending van het mariniersbataljon. De omstandigheden in het operatiegebied zijn niet in die mate gewijzigd dat een nieuwe afweging tussen belangen en risico's noodzakelijk is. De veiligheidsrisico's voor personeel op een hoofdkwartier zijn overigens over het algemeen lager dan die voor operationele eenheden.
De Minister van De Minister van
Buitenlandse Zaken a.i., tevens Defensie
Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
===