VVD

Toespraak premier Guy Verhofstadt op Jaarlijkse Algemene Vergadering


Groep: Partij Datum: 14 mei 2001

Onder het motto 'De toekomst van de vrijheid', sprak de Belgische liberale premier op zaterdag 12 mei jl. de Algemene Vergadering van de VVD toe.

Mijnheer de voorzitter, dames en heren, goede vrienden,

Het thema van uw partijcongres, deed mij de voorbije weken het onvolprezen boek herlezen van de Franse diplomaat Jean-Marie Guéhenno, De toekomst van de vrijheid. Dat boek zal ook de leidraad vormen van een aantal beschouwingen die ik u wil voorleggen. Het is immers de toekomst van de vrijheid die ons als liberalen ter harte gaat. En het zal u niet verbazen dat dit voor mij tevens ook de toekomst van Europa betreft.

Zij die het boek gelezen hebben, weten dat Guéhenno twee vormen van democratie onderscheidt, twee vormen van gemeenschap en wezenlijk ook twee vormen van vrijheid, die hij gemakkelijkheidshalve toespitst op het Amerikaanse en het Europese model. De Amerikaanse gemeenschap is volgens zijn benadering het schoolvoorbeeld van een keuzegemeenschap, de Amerikaanse democratie een kwestie van machtsbeperking en de Amerikaanse vrijheid een uitgesproken keuzevrijheid. Het Europese model daarentegen blijft schatplichting aan wat Guéhenno een overgeërfde gemeenschap noemt, de Europese democratie een kwestie van machtsdeling en de Europese vrijheid een politieke, staatkundige vrijheid.

Voor een Amerikaan, schrijft Guéhenno, is het idee dat een gemeenschap uit zichzelf over rechten zou beschikken onaanvaardbaar. Het is perfect legitiem en aanvaardbaar dat minderheden verenigingen en drukkingsgroepen vormen, maar uitsluitend het individu beschikt over rechten. Zo gezien zijn burgerrechten het resultaat van een contract. De Amerikaanse visie zet alles op de rationaliteit van de mens. Zij vertrekt van een tabula rasa en ontbindt alle traditionele groepen van klasse, stam en familie om die te vervangen door een contractuele gemeenschap van vrije en gelijke burgers.

Soortgelijke tabula rasa is in Europa niet alleen ondenkbaar, de oude Europese naties hebben uit hun geschiedenis ook geleerd dat ze nooit volledig aan het verleden kunnen ontkomen. Meer nog het verleden vormt een rijkdom. Daarom spreekt. Guéhenno van overgeërfde gemeenschappen. Europeanen geloven sterker dan Amerikanen in een continuïteit van de staat die de politieke wisselingen overstijgt en is men overtuigd van een algemeen belang dat intrinsiek superieur is aan de privé-belangen. Europa is dan ook veel gevoeliger voor ideologieën en utopieën die de staat een belangrijke rol toeschrijven in de verdeling van de politieke macht en als behoeder van het algemeen welzijn.

De ambitie van de Amerikanen is bescheidener, stelt Guéhenno. Ze verwachten niet dat de Amerikaanse maatschappij uitdrukking geeft aan een bijzondere hiërarchie van waarden, maar wel dat ze alle mogelijkheden openlaat. De hiërarchie van waarden blijft een zaak van elk individu. De politieke orde van een natie mag de verdraagzaamheid niet overstijgen om gestalte te geven aan een waardekeuze. In Amerika speelt de politiek dus een heel wat bescheidenere rol. En waarschijnlijk is het juist de weigering van de utopie van de goede regering die het Amerikaanse democratische project zo modern en aanlokkelijk maakt. De Amerikanen verwachten van hun regering niet dat zij een gemeenschappelijk ideaal zou belichamen of uitstralen. Ze willen alleen dat ze het mogelijk maakt dat elk individu zijn eigen ideaal nastreeft.

Zoals de markt geen waarden schept, maar die vaststelt, zo heeft de overheid in die zienswijze niets toe te voegen aan de politieke keuzes van burgers en partijen.

Het streven naar geluk in de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring the pursuit of happiness blijft niet beperkt tot onze materiële bestaansvoorwaarden. Het houdt eveneens in dat in de beste maatschappij het individu zelf mag oordelen over de uiteindelijke doeleinden van zijn leven. Een principe dat lijnrecht staat tegenover een Europese traditie die blijft hopen dat iemand de krijtlijnen trekt en de grote doeleinden vastlegt. Voor wie de keuzevrijheid als uitgangspunt neemt bestaat er geen eindpunt van de democratie en zijn er geen grote doeleinden, maar is het democratische spel een eindeloos proces dat steeds door de onverzadigbare ambities van de mens vernieuwd wordt.

Natuurlijk beseft ook Guéhenno dat beide modellen het Amerikaanse en het Europese - varianten zijn van dezelfde Europese traditie en kinderen van dezelfde Verlichting. Ten gronde moet elke gemeenschap erkennen dat ze tegelijk gebaseerd is op de vrijheid van het contract en op de een erfenis van de geschiedenis. De dubbele ontdekking van het individu en de uomo universale, sinds de Renaissance, heeft geen gemeenschap onberoerd gelaten, maar ze heft de historische gemeenschappen niet op. De onvermijdelijke overgang van overgeërfde gemeenschappen naar keuzegemeenschappen, waarin de Amerikanen ons voorgaan, zal de politiek niet doen verdwijnen, maar ze zal onze beleving van de politiek wel grondig veranderen.

Wat is vrijheid?

Het onderscheid tussen keuzevrijheid en politieke vrijheid, Vrienden, zal voor velen herinneringen oproepen aan het oude onderscheid tussen negatieve en positieve vrijheid. Met negatieve vrijheid bedoelen we dan de vrijheid door niets of niemand gehinderd te worden, met positieve vrijheid ons vermogen om ons eigen leven te leiden en te leven naar eigen inzicht en vermogen.

Natuurlijk zijn dat twee kanten van dezelfde medaille. Dat blijkt uit vrijwel alle vrijheidsdefinities die we kennen. Ik denk dan aan een grootmeester als John Locke, dat de vrijheid van de mens in de samenleving aan geen andere wetgevende macht onderworpen is dan die door instemming is gevestigd, noch onder de heerschappij staat van enige wil of de beperking van enige wet, buiten hetgeen de wetgevende macht overeenkomstig het verleende vertrouwen zal bepalen.

Je herkent het bij Lockes tegenpool, Thomas Hobbes, die een vrij man noemt, sorry voor de vrouwen, iemand voor wie, bij alle dingen die hij met behulp van zijn kracht en verstand kan volbrengen, geen beletsel bestaat om te doen wat hij wil doen. Je leest het zowel bij Montesquieu, vrijheid is het recht om alles te doen wat de wetten toestaan als bij Rousseau, die vrijheid omschrijft als gehoorzaamheid aan de wet die men zichzelf heeft opgelegd. Maar de mooiste definitie blijft voor mij die van John Stuart Mill, die vrijheid in de 19de eeuw omschreef als de enige bron van verbetering die nooit uitgeput raakt, omdat daardoor evenveel onafhankelijke centra van verbetering mogelijk zijn als er individuen zijn.

Het is de ontvangst van deze gemeenschappelijke ideeën, de voorbije eeuwen in Europa en Amerika, die geleid heeft tot de gekende verschillen en zelfs tot twee grondig verschillende vrijheidsmodellen. In Europa werd het nieuwe gedachtengoed op oude stammen geënt, waarom zou het anderhalve eeuw zou duren, van de Franse Revolutie tot de Tweede Wereldoorlog, voordat vrijheid en democratie konden zegevieren. In Amerika daarentegen konden de Europese kolonisten op een nieuwe lei beginnen. Vandaar het verschil tussen de keuzegemeenschappen en de overgeërfde gemeenschappen van Guéhenno.

Wat dit verschil nog onnoemelijk heeft verzwaard is de verenging van het economische tot het eigenbelang en het overwicht van het economische op het politieke liberalisme, en dit wonder genoeg aan beide kanten van de Atlantische Oceaan. Allemaal kennen wij het gevleugeld woord van Adam Smith. "Niet van de goedgunstigheid van de slager, de brouwer of de bakker mogen we ons avondmaal verwachten, maar van hun groot respect voor hun eigenbelang. We zijn niet aan hun menselijkheid overgeleverd, maar aan hun eigenliefde." Naast Smiths "onzichtbare hand", die als vanzelf het eigenbelang van zoveel individuen in ieders voordeel zou bundelen, is dit allicht het meest misbruikte citaat van de Schotse grootmeester van het economisch liberalisme.

Want was de auteur van The Wealth of Nations tevens de auteur van The theory of moral sentiments. In dit door buitenstaanders minder bekende werk wil Smith dat het kapitalisme niet uitsluitend door het eigenbelang kan gestuurd worden, maar tevens afhankelijk is van zeden en gedragscodes en van een algemeen aanvaard waarden- en normenstelsel.

Onlangs nog heeft de Indiaas-Britse Nobelprijswinnaar economie Amartya Sen dit aspect van Smith onder de niet mis te verstane titel "Vrijheid is vooruitgang" sterk beklemtoond. En in vele opzichten is dat ook de boodschap van de Japans-Amerikaanse futuroloog Francis Fukuyama. Dat het kapitalisme, het economisch liberalisme en de vrije onderneming maar behoorlijk kunnen functioneren op basis van een liberale en sociale ethiek.

Fukuyama noemt dat een kwestie van vertrouwen, trust. Amartya Sen spreekt eerder van waarden als eerlijkheid, rationaliteit, planning, wederkerigheid en verantwoordelijkheid. Opgelet die waarden wissen het eigenbelang niet uit. Ook dat blijft een waarde die we niet kunnen of willen ontwijken. Hobbes noemt het "de vrijheid die iedereen heeft om zijn eigen macht te gebruiken tot behoud van zijn eigen natuur, met andere woorden voor zijn levensbehoud, en dientengevolge, alles te doen wat hij naar eigen oordeel en rede als het meest geschikte middel daartoe beschouwt." Maar het eigenbelang is niet de enige basis van het economisch liberalisme. Dat kan pas behoorlijk functioneren, schrijft Sen, "als alle stukjes van de puzzel op hun plaats worden gehouden door de overkoepelende zorg voor grotere individuele vrijheden en de sociale verantwoordelijkheid om die tot stand te brengen."

Voor de Indiaas-Britse economist, gerenommeerd voor zijn studie van de economische ontwikkeling van de voormalige Derde Wereld, is dat tevens een pleidooi voor een ruimere vrijheidsopvatting. Geen economisch liberalisme, aldus Sen, zonder politiek en sociaal liberalisme, en vice versa. Want de vrijheid die ons lief is, is een ondeelbare vrijheid. Ze kleurt alles wat we doen en laten. En het is een vrijheid die principieel allen en iedereen uitdaagt. In die zin zijn vrijheid en slavernij effectief onverenigbaar. Zolang niet iedereen vrij is, is niemand echt vrij, schreef Georg Wilhelm Friedrich Hegel. Een vrijheid die mensen uitsluit, is geen vrijheid maar een voorrecht. En geen voorrecht kan ooit een vrije wereld funderen.

Een kwestie van ruimte

Primair is vrijheid niet alleen een kenmerk van individuen maar ook van gemeenschappen, zelfs in Amerika. Of het nu gaat om keuzegemeenschappen of overgeërfde gemeenschappen, in de terminologie van Guéhenno, het gaat altijd om gemeenschappen. De vrijheid die ons als liberalen interesseert is een politieke vrijheid in de gemeenschapsbetekenis van het woord. Het is ook de enige vrijheid die standhoudt, omdat de gemeenschap minstens de ruimte schept waarin mensen hun vrijheid kunnen beleven en er buiten die gemeenschappen geen vrijheid is.

Van oudsher is vrijheid een prerogatief van steden en gemeenten. Van de Griekse polis tot de middeleeuwse gemeenten geldt het motto "Stadtsluft macht frei", stadslucht maakt vrij. De 19de eeuwse Franse aristocraat Alexis de Tocqueville noemde de stad ooit "de wieg van de vrije volkeren". Volgens Tocqueville waren de stedelijke of gemeentelijke instellingen voor de vrijheid wat de lagere scholen zijn voor de wetenschap. "Zonder gemeentelijke instellingen kan een natie weliswaar een vrije regering aanstellen, maar zonder ooit de geest van de vrijheid te bezitten."

Aan de wieg van de moderne samenleving stond de ingrijpende overgang van steden naar staten. Ofschoon diverse staten in hun snelle groei wel eens de politieke vrijheid vergaten, namen ze de rechten en vrijheden van de steden over. Stedelijke burgers - bourgeois - werden staatsburgers - citoyens. Voor de burgerlijke rechten en vrijheden was de vorming van moderne staten de grootste sprong voorwaarts in de ons gekende geschiedenis. Alvast in Europa hebben zij de ruimte geschapen
- ook letterlijk: het territorium - waarbinnen in principe alle burgers in vrijheid gelijkgesteld en in gelijkheid bevrijd werden. Zij lagen aan de basis van de rechtsstaten zoals we ze kennen.

Thans is de tijd rijp voor een derde stap. Want de moderne samenleving beantwoordt niet langer aan de wereld van steden en staten. Of liever, ze valt er niet meer mee samen. Onweerstaanbaar hebben globalisering en mondialisering, die al in de 19de eeuw werden ingezet, ook de staatsgrenzen uitgewist of minstens doorbroken. Ondanks vele tekenen van verzet wijzen alle indicatoren er op dat die ontwikkeling tegelijk onomkeerbaar is. Op economisch, financieel, commercieel, industrieel, technologisch, militair en zeker op ecologisch vlak leven we al in de 21ste eeuw en moeten alle grenzen wijken. Geen staat kan zich nog achter zijn eigen soevereiniteit terugtrekken of zich van deze schaalvergroting afsluiten. Voor ons aller vrijheid zijn de bestaande staten te zwakke schakels geworden om die vrijheid nog te kunnen funderen of verdedigen.

Laten we de koppen niet in het zand steken. De nieuwe wereld die we zien opdoemen kan een grote bedreiging inhouden voor de burgerlijke rechten en vrijheden, voor zover die uitsluitend door staten zou worden gegarandeerd. Maar globalisering en mondialisering bieden ook een unieke kans om recht en vrijheid een nog bredere basis te geven. Die verbreding kan slechts inhouden dat we voor de toekomst van de vrijheid, en ipso facto voor de toekomst van onze democratie, een nieuw draagvlak dat onze "overgeërfde gemeenschappen" overstijgt.

Die derde stap zal de wereld waarin we leven even ingrijpend veranderen als de middeleeuwse steden en de moderne staten dat deden. Zoals dit het geval was voor de bewogen opkomst van steden en staten zal die overgang met horten en stoten gebeuren, veel tegenkanting oproepen en ontelbare hindernissen moeten overwinnen. Daarbij is het nog veel te vroeg om nu al de nieuwe wereld te zien die uit deze omwenteling zal voortkomen. Maar dat zich een nieuwe wereld aandient, staat vast. En zoals Tocqueville al opmerkte zal het van ons afhangen of die nieuwe wereld "ons tot de slavernij of de vrijheid zal leiden, tot het licht of de barbarij, tot meer welvaart of tot de grootste miserie".

Het Europees perspectief

Het is in dat opzicht, Vrienden, dat de Europese éénwording mij zo fascineert. Het is onze belangrijkste schakel in de geschetste "overgang" van onze overgeërfde gemeenschappen van gisteren via onze nationale staten van vandaag naar de wereld van morgen. Het is onze grootste hoop voor een vrij en vredig Europa. Het is onze belangrijkste troef om vrijheid en recht ook op wereldschaal te zien zegevieren. En het is een uitgesproken liberaal project. Want het verhaal van Europa is het verhaal van de vrijheid.

Wij beseffen te weinig welke weg Europa de voorbije vijftig jaar aflegde. We geven er ons nauwelijks rekenschap van hoe nieuw de Europese éénwording wel is. Weliswaar zijn plannen voor een Europese éénwording bijna "van alle tijden". Maar als het vreedzame plannen waren, werden ze niet uitgevoerd, vond de Britse historicus en journalist Timothy Garton Ash. En de plannen die wel werden uitgevoerd, waren zelden vreedzaam. "De poging tot de vereniging van Europa zoals we die sinds 1945 nastreven, onderscheidt zich dus van alle eerdere pogingen doordat deze zowel vreedzaam als uitgevoerd is."

Het blijft achterafgezien een nooit vertoonde prestatie. Hoe staten en volkeren die elkaar eeuwenlang bestreden - te beginnen met Frankrijk en Duitsland - op één generatie zo vreedzaam met elkaar leerden omgaan dat niemand zich nog een oorlog tussen deze "eeuwenoude vijanden" kan voorstellen. Hoe de Europese Gemeenschap stap voor stap kon opgebouwd worden, om nu al de grootste unie te vormen - met vijftien lidstaten - die het Avondland ooit heeft gezien. Hoe de Berlijnse Muur en het IJzeren Gordijn vrijwel als vanzelf konden vallen en ook het voormalige Oost-Europa het juk van de geschiedenis van zich kon afwerpen.

Thans worden onderhandelingen gevoerd met liefst twaalf nieuwe kandidaat-lidstaten. Eerlang zal de Europese Unie haar ledenaantal bijna verdubbelen, van 15 naar 27. Op die dag, illa die, zal de Unie het grootste deel van Europa omvatten, een Europa dat nooit eerder in vrede en vrijheid kon verenigd worden. Op die dag staan we oneindig verder dan Julius Caesar, Karel de Grote of keizer Karel V, die nooit in vrijheid konden behouden wat ze met de wapens veroverden. Eerlang openen we derhalve een nog onbeschreven bladzijde in de zo oude geschiedenis van het Avondland. Als ik toch eens een uitdrukking van Marx mag gebruiken: dat is het einde van de prehistorie. De echte geschiedenis van Europa moet nog beginnen.

Vrienden, dit is geen boutade. Want ook de Europese Unie staat nog in haar kinderschoenen. Vast staat alleen de economische en monetaire unie. Via de revolutionaire invoering van de euro, per 1 januari 2002, zal elke burger dat eerlang nog veel duidelijker beseffen. Maar de euro blijft de bekroning van een uitgesproken éénzijdige Unie. Gegroeid uit een Economische Gemeenschap van Kolen en Staal, een Europese Economische Gemeenschap en een Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, blijft het in eerste instantie een economische unie. Het belang daarvan kan geen liberaal ontgaan. Maar uitgerekend in liberaal perspectief, gelet op de vrijheid die wij nastreven, is dit hooguit het begin.

Een liberale orde wil ook een politieke en een sociale unie, een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en wat de Europese staatshoofden en regeringsleiders in 1999 in het Finse Tampere omschreven als "één Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechvaardigheid". Wij liberalen zijn goed geplaatst om het economisch liberalisme te verdedigen. Maar we verdedigen ook het politieke en sociale liberalisme. Om uitgerekend onze rechten en vrijheden te funderen, en die ook met open vizier te kunnen verdedigen, kan alleen een Europese Unie op hoger niveau bundelen wat niet langer op het niveau van de lidstaten effectief kan verzekerd worden.

Dat is de inzet van het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie dat ik van 1 juli tot 31 december eerstkomend mag aanvoeren. Ik weet best dat we van een zo korte periode geen wonderen mogen verwachten. Wij zullen de Unie heus niet van vandaag op morgen voltooien. Maar ik blijf ervan overtuigd dat we op korte termijn vooruitgang kunnen boeken. Wij kunnen en moeten de Unie een nieuw élan geven. Wij kunnen de Unie transparanter, efficiënter, coherenter en krachtdadiger maken en haar een democratische legitimiteit versterken. En we willen minstens een perspectief opentrekken dat zowel de uitbreiding als de verdieping van de Unie ten goede komt.

In haar prioriteitennota identificeerde mijn regering daartoe zes krachtlijnen voor het voorzitterschap, die dit perspectief concreet invullen:
de uitdieping van het debat over de toekomst van Europa; de verbetering van de arbeidskwaliteit, de bevordering van de gelijkheid van kansen en de strijd tegen uitsluiting en armoede; de bevordering van een duurzamem economische groei en een gemeenschappelijk economisch beleid;
de creatie van één Europese ruime van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid;
de bevordering van de duurzame ontwikkeling en de levenskwaliteit; en de uitbreiding en versterking van de externe dimensie van de Unie.

Ik wil het nog eens herhalen. Geen van deze krachtlijnen is nieuw. Voor elke prioriteit die we dit jaar beklemtonen, heeft de Unie al een voldoende basis om vooruitgang te kunnen boeken. Op al de geciteerde vlakken wordt binnen de Unie al overleg gepleegd en wordt al samengewerkt. Het komt er in hoofdzaak op aan deze samenwerking te intensiveren en terzake ook een heus communautair of gemeenschappelijk beleid te voeren. Wat we op economisch en monetair vlak presteren, moet ook op andere vlakken kunnen. Om slechts één voorbeeld te geven: wie één munt invoert, moet ook bereid zijn één leger te vormen.

Ik ben ervan overtuigd dat een relatief kleine inspanning volstaat om naast de economische en monetaire ook de politieke en sociale Unie "over de streep te trekken". De tijd is rijp om alle aanzetten te bundelen en de Unie een nieuwe adem te geven. Het komt er slechts op aan te voltooien wat we begonnen zijn, of minstens de weg naar die voltooiing vrij te maken.

Mijn liberale overtuiging wil nochtans geen Europese "superstaat". Zoals Timothy Garton Ash weet ik dat we Europa niet vooruithelpen door "de gewelddadige ordeloosheid" van het verleden te willen vervangen door "een oppermachtige orde". Het moet een liberale orde blijven. En dit is per definitie een niet-hegemonistische orde. Ze kan in geen geval steunen op geweld. Een liberale orde verschilt ook van vele andere ordes, vindt Ash, "doordat ze expliciet erkent dat de lidstaten belang hebben bij elkaars binnenlandse aangelegenheden". Een liberale orde steunt eerder op de rechten van mensen en burgers dan op die van de staten. "Ze erkent dat er een zekere logica is waardoor mensen die eenzelfde taal spreken en eenzelfde cultuur en traditie delen, in eerste instantie zichzelf willen besturen." Maar ze erkent ook dat op veel plaatsen een vreedzame, afgepaste verdeling in nationale staten onmogelijk en onwenselijk is. "In dergelijke gevallen erkent ze een gezamenlijke verantwoordelijkheid bij de handhaving van wat we een multi-etnische, multiculturele of multinationale democratie kunnen noemen."

Bij dit alles moeten we een nieuw evenwicht vinden tussen de keuzegemeenschappen en overgeërfde gemeenschappen van Guéhenno. Zeker in Europa, de bakermat van de twee, moeten we een tussenweg vinden "tussen de apolitieke universaliteit van de markt, die gebaseerd is op de illusie van een abstract en universeel individu, en de politieke ervaring van de bijzondere gemeenschappen waartoe wij behoren".

"Democraat zijn", vindt Guéhenno, "betekent overtuigd te zijn van het geloof dat een gemeenschap altijd het resultaat is van historische omstandigheden en het produkt van een door de rede geïnspireerde politieke beslissing. Waarschijnlijk bestaat de moeilijkste en belangrijkste opdracht erin het juiste evenwicht te vinden tussen herinnering en contract, tussen overgeërfde gemeenschap en keuzegemeenschap, tussen de toevalligheden van de geschiedenis en de eisen van de rede. De democratische gemeenschappen van de toekomst zullen tegelijk gemeenschappen van de rede én gemeenschappen van de herinnering zijn, de ambitieuze vruchten van onze vrijheid en de kostbare erfenis van ons verleden."

Van die ogenschijnlijk tegenstrijdige taak hangt de toekomst van onze vrijheid af. En eigenlijk is dat laatste een tautologie, Vrienden. Want toekomst is vrijheid, en vrijheid is toekomst. Maar daar moet ik de VVD niet van overtuigen. Ik dank u.