* * *

(*) De ministers van Defensie woonden de besprekingen over het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid bij.

WESTELIJKE BALKAN - Conclusies van de Raad

De Raad nam met instemming kennis van de overeenkomst over een brede coalitieregering in de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en sprak de hoop uit dat de nieuwe regering zo spoedig mogelijk concrete en relevante resultaten zal behalen. Vooruitgang is alleen mogelijk via vreedzaam overleg over interne hervormingen, in overeenstemming met de verbintenissen die de FYROM op 9 april 2001 in Luxemburg is aangegaan. De EU zal dit proces volledig blijven ondersteunen, zowel door middel van het bezoek van de Trojka van EU-ministers aan Skopje op 16 mei als door de voortdurende persoonlijke betrokkenheid van de hoge vertegenwoordiger Javier Solana.

De nieuwe terroristische gewelddaden in de noordelijke regio van de FYROM zijn volstrekt onaanvaardbaar. De bedoeling van deze aanvallen is om de regering van de FYROM zodanig te provoceren dat zij tot een volledige oorlog overgaat. De Raad heeft de regering opgeroepen maximale zelfbeheersing te betrachten en alles te doen om te voorkomen dat er burgerslachtoffers vallen. Tevens veroordeelde hij de vicieuze cirkel van het geweld tussen de bevolkingsgroepen. De Raad drong er bij de leiders van de etnisch-Albanese gemeenschap in Kosovo op aan om deze terroristische daden onomwonden te veroordelen, en bij de politieke leiders in Albanië om hun invloed aan te wenden teneinde de vrede en de stabiliteit te herstellen. De Raad was ingenomen met de komende ministeriële bijeenkomst van het Zuidoost-Europees Samenwerkingsproces op 16 mei 2001 in Tirana en zag hierin een nieuwe mogelijkheid om te werken aan regionale samenwerking en stabiliteit.

De Raad betoonde zich verheugd over het regelmatige verloop van de verkiezingen die in Montenegro werden gehouden. De Raad riep Belgrado en Podgorica op tot onmiddellijke hervatting van hun dialoog, zodat zij nieuwe constitutionele regelingen voor hun betrekkingen kunnen bepalen in een hernieuwd federaal kader, volgens democratische beginselen en onder voorwaarden die de regionale stabiliteit bevorderen. Een goed resultaat van deze dialoog, dat ieder unilateraal optreden dient uit te sluiten, zou de EU in staat stellen haar politieke, economische en financiële steun aan Montenegro voort te zetten.

De Raad sprak zijn bezorgdheid uit over de voortdurende ernstige schendingen van het staakt-het-vuren en het ontbreken van voldoende vooruitgang in de dialoog tussen de Servische autoriteiten en etnisch-Albanese vertegenwoordigers in Zuid-Servië. Hij riep beide partijen op om op constructieve wijze toe te werken naar een spoedige uitvoering van vertrouwenwekkende maatregelen, met inbegrip van demilitarisering, de instelling van een multi-etnische politie, de terugkeer van ontheemden en de integratie van de etnisch-Albanese bevolking in de plaatselijke structuren. Hij veroordeelde krachtig alle aanvallen op personen en eigendommen in het gebied. De EU zal de ontwikkelingen ter plaatse nauwgezet blijven volgen, onder meer via de aanwezigheid van de EUMM. Hij zal eveneens nauw overleg blijven voeren met de betrokken internationale actoren, waaronder de NAVO, de OVSE, de Raad van Europa en de UNHCR, teneinde een bijdrage te leveren aan de stabiliteit in de regio.

De Raad toonde zich ingenomen met de vooruitgang die onder het gezag van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN, de heer Hans Haekkerup, is geboekt bij de voltooiing van het wettelijk kader voor een voorlopig zelfbestuur in Kosovo en sprak zijn waardering uit voor diens niet aflatende inspanningen.

De Raad veroordeelde alle vormen van separatisme en van nationalistisch geweld in Bosnië en Herzegovina en sprak zijn volledige steun uit voor de maatregelen die de hoge vertegenwoordiger Wolfgang Petritsch onlangs heeft genomen bij wijze van reactie op de ontwikkelingen. Vooruitgang is in dit land alleen mogelijk via verzoening, uitvoering van de vredesregeling en Europese integratie. De Raad deed een beroep op alle politieke leiders in Bosnië en Herzegovina, alsmede in andere landen van het gebied, om de recente gebeurtenissen in Mostar, Banja Luka en Trebinje duidelijk te veroordelen.

De Raad toonde zich ingenomen met de afronding van de onderhandelingen en de parafering van de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst met Kroatië, in de marge van de zitting van heden. De Raad ziet uit naar een spoedige ondertekening van de overeenkomst. De parafering en de aanstaande ondertekening zijn historische gebeurtenissen, die bevestigen dat de EU bereid is de integratie van Kroatië in de politieke en economische hoofdstroom van Europa te bevorderen. De Raad herinnerde eraan dat de succesvolle uitvoering van de SAO bepalend zal zijn voor de toenadering van Kroatië tot Europa.

MIDDEN-OOSTEN - Conclusies van de Raad

De Raad besprak de verontrustende situatie in het Midden-Oosten. Hij riep de partijen op alle nodige maatregelen te treffen om een einde te maken aan de tragische escalatie, en een staakt-het-vuren tot stand te brengen. De Raad reageerde met instemming op en gaf zijn steun aan het verslag en de voorstellen van het Sharm el Sheikh onderzoekscomité (het "Mitchell-comité"), waaraan is deelgenomen door de hoge vertegenwoordiger, de heer Javier Solana, en betuigde tevens steun aan het Jordaans-Egyptische initiatief. Hij gaf in dit verband opdracht aan de hoge vertegenwoordiger om in overleg met alle andere deelnemers aan de top van Sharm el Sheikh van oktober 2000 te zoeken naar methoden om de politieke follow-up van de in het verslag van het onderzoekscomité vervatte conclusies te verzekeren.

SAMENWERKING TUSSEN DE EU EN DE VN

Ter voorbereiding van een ontmoeting met secretaris-generaal Kofi ANNAN van de Verenigde Naties later op de dag bespraken de ministers tijdens de lunch mogelijke gebieden waarop de samenwerking met de VN inzake crisisbeheersing en conflictpreventie kan worden versterkt. De ministers merkten op dat het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid, dat immers doordat het vermogen tot crisisbeheersing van de EU versterkt, tevens zal bijdragen tot versterking van het vermogen tot vredeshandhaving van de VN. Tijdens de vergadering met de secretaris-generaal van de VN kwam ook de situatie in het Midden-Oosten ter sprake.

AFRIKA - Conclusies van de Raad


1. Conflictpreventie, conflictbeheer en conflictoplossing in Afrika


- De Raad nam een nieuw gemeenschappelijk standpunt aan over de preventie, de beheersing en de oplossing van conflicten in Afrika.
- De Raad onderstreepte dat het gemeenschappelijk standpunt een integrerend deel uitmaakt van de inspanningen van de EU om een alomvattend beleid op het gebied van conflictpreventie te ontwikkelen.

- De Raad herinnerde aan de belangrijkste kenmerken van het gemeenschappelijk standpunt: vergroting van Afrika's competentie inzake conflictpreventie; periodieke schriftelijke rapportage om potentiële gewelddadige conflicten in Afrika te onderkennen en beleidskeuzen te presenteren, waardoor de EU beter in staat is vroegtijdig actie te ondernemen; betere ondersteuning van de Afrikaanse mogelijkheden op het gebied van vredeshandhaving; een nadrukkelijker strategische rol van ontwikkelingssamenwerking in conflicten, alsmede het belang van een goed toezicht op post-conflictsituaties.

- De Raad verzocht het komende voorzitterschap, het EU-beleid in het gebied van de Grote Meren, als concreet voorbeeld van de uitvoering van het gemeenschappelijk standpunt, voort te zetten en verder uit te bouwen, alsmede om op korte termijn hierover aan de Raad te rapporteren.

- De Raad was ingenomen met het voorstel van het voorzitterschap om een schets voor het eerste jaarlijks onderzoek naar potentiële conflicten in Afrika op te stellen.

- De Raad sprak zijn tevredenheid uit over de nauwe samenwerking en coördinatie tussen de EU en de VN met betrekking tot crisissituaties in Afrika, in het bijzonder in Ethiopië/Eritrea, in het gebied van de Grote Meren, in Guinee, Sierra Leone en Liberia, en in Somalië. De Raad benadrukte voornemens te zijn deze samenwerking en coördinatie verder uit te breiden.
2. Het gebied van de Grote Meren/de Democratische Republiek Congo
- De Raad besprak de ontwikkelingen in de DRC en de uitvoering van de staakt-het-vuren-overeenkomst van Lusaka, die de consensusbasis vormt voor vrede in de DRC, en waarvoor de Raad opnieuw zijn volledige steun uitsprak. Hij nam nota van de vele problemen waarmee het proces geconfronteerd wordt, maar stelde eveneens vast dat op essentiële punten vorderingen zijn gemaakt. De Raad onderstreepte het belang om ten aanzien van alle aspecten van de staakt-het-vuren-overeenkomst van Lusaka vooruitgang te blijven boeken. De Raad riep alle partijen op, de desbetreffende resoluties van de VN-Veiligheidsraad volledig na te leven en ten volle samen te werken met MONUC. De Raad onderstreepte het belang dat hij hecht aan herstel van de soevereiniteit en de territoriale integriteit van de DRC en aan democratische hervormingen in dat land.

- De Raad toonde zich tevreden met de gevorderde installatie van MONUC overeenkomstig Resolutie 1341 van de VN-Veiligheidsraad. Hij sprak opnieuw zijn volledige steun uit voor deze missie. Voorts begroette hij met instemming het voornemen van de secretaris-generaal van de VN om met de planning van een derde fase van MONUC te beginnen en toonde hij zich verheugd over het komende bezoek van de Veiligheidsraad in het gebied.
- De Raad nam nota van de huidige stand van zaken met betrekking tot de terugtrekking van troepen. Hij uitte zijn bezorgdheid over belemmeringen, waar met name het FLC verantwoordelijk voor is. Hij nam nota van de op 4 mei door de FLC gedane toezegging tot onvoorwaardelijke terugtrekking krachtens Resolutie 1341 van de VN-Veiligheidsraad en riep het FLC op, dienovereenkomstig te handelen. Verder drong hij er bij alle partijen op aan, de terugtrekking te voltooien en hun nieuwe verdedigingsposities te respecteren. Hij riep alle partijen op, het internationaal humanitair recht volledig na te leven, ook in de gebieden waaruit troepen zijn teruggetrokken.

- De Raad nam nota van het door de partijen uitgewerkte plan voor een ordelijke terugtrekking van alle buitenlandse troepen uit de DRC, en riep alle partijen op onvoorwaardelijk te bevestigen dat zij zich aan dit doel gebonden achten.

- De Raad wees opnieuw op het vitale belang van ontwapening, demobilisatie, reïntegratie en repatriëring van gewapende groepen die op of vanaf het grondgebied van de RDC opereren. Hij onderstreepte dat een effectieve ontwapening van gewapende groepen gebaseerd moet zijn op vrijwillige reïntegratie en repatriëring. Het is de taak van de internationale gemeenschap een dergelijk vrijwillig proces te ondersteunen. De Raad benadrukte de primaire verantwoordelijkheid van de partijen zelf voor de uitvoering van een DDRR-plan. Hij riep in het bijzonder de regeringen van Zimbabwe en de DRC op, alle steun aan deze gewapende groepen te beëindigen en drong er bij Rwanda op aan zijn verplichtingen ten aanzien van repatriëring en reïntegratie te blijven nakomen. De Raad onderkende de behoefte aan differentiatie tussen de verschillende categorieën van leden van deze gewapende groepen en de dringende noodzaak om de kwestie van de Rwandese groepen aan te pakken. De Raad noemde de demobilisatie van kindsoldaten een absolute prioriteit. Hij was het erover eens dat een goed gecoördineerde internationale reactie op het door de partijen uitgewerkte DDRR-plan van het allergrootste belang is. Hij bevestigde dat de EU bereid is een dergelijke inspanning actief te ondersteunen en verzocht zijn Speciale Vertegenwoordiger zijn werkzaamheden op deze basis voort te zetten.
- De Raad sprak zijn tevredenheid uit over de resultaten van de ontmoeting in Lusaka op 3 en 4 mei, waar de Congolese ondertekenaars van de Lusaka-overeenkomst een akkoord bereikten over de grondbeginselen voor een inter-Congolese nationale dialoog. Hij drong aan op snelle vooruitgang bij deze dialoog en benadrukte dat een dergelijke dialoog weliswaar veelomvattend maar toch snel en resultaatgericht moet zijn, en tot democratische hervormingen en verkiezingen moet leiden.

- De Raad sprak zijn ernstige bezorgdheid uit over de mensenrechtensituatie in de DRC. Hij toonde zich verheugd over de bij consensus aangenomen resolutie van de
VN-mensenrechtencommissie over de situatie in de DRC. Voorts toonde hij zich verheugd over het feit dat de DRC voor de resolutie van de VN-mensenrechtencommissie inzake de doodstraf heeft gestemd, en riep hij de regering van de DRC op interne wetgeving in de geest van deze resolutie uit te werken.
- De Raad gaf uiting aan zijn aanhoudende bezorgdheid over de mensenrechtensituatie in de DRC en in de regio, zoals weergegeven in het laatste verslag van de Secretaris-generaal van de VN. De Raad riep alle partijen op in te staan voor een veilige, snelle en onbelemmerde toegang van de humanitaire hulpverlening. In dit verband sprak hij een krachtige veroordeling uit over de recente moord op zes medewerkers van het Internationale Rode Kruis. De Raad was verheugd over het besluit van de Commissie om 35 miljoen euro aan humanitaire hulp te besteden en verklaarde dat de EU bereid is verder bij te dragen tot verbetering van de humanitaire situatie, wanneer de omstandigheden dit toestaan. Hij moedigde de donorgemeenschap aan, meer humanitaire hulp te verlenen.

- De Raad verwelkomde de geleidelijke hervatting van de ontwikkelingssamenwerking met de DRC, die reeds van start is gegaan met de bekendmaking van het bedrag van het 8e EOF door de Commissie.

- De Raad nam nota van het verslag van het VN-panel over de illegale exploitatie van natuurlijke hulpbronnen in de DRC en daarin opgenomen aanbevelingen. Hij gaf uiting aan zijn bezorgdheid over de algemene bevindingen van dit verslag en toonde zich tevreden over de verlenging van het mandaat van het panel.
- De Raad erkende de noodzaak om, na de onmiddellijke uitvoering van de staakt-het-vuren-overeenkomst van Lusaka, de oorzaken te bespreken die aan de wortel liggen van de conflicten in het gebied van de Grote Meren en in Midden-Afrika. De Raad benadrukte ook het potentieel destabiliserende effect van de wapenstromen in de regio. Hij bevestigde opnieuw dat de EU bereid is een initiatief te ondersteunen om, wanneer de omstandigheden gunstig zijn, onder auspiciën van de VN en de OAE een internationale conferentie voor vrede, democratie en ontwikkeling in de regio te houden.


3. Burundi


- De Raad uitte zijn diepe bezorgdheid over de impasse in het vredesproces in Burundi, het aanhoudende geweld en de humanitaire situatie in het land. Hij riep de gewapende groepen FDD en FNL op, de vijandelijkheden onmiddellijk en onvoorwaardelijk te staken, onverwijld aan het vredesproces deel te nemen en in te stemmen met onderhandelingen over een staakt-het-vuren.
- De Raad riep alle ondertekenende partijen bij het Akkoord van Arusha op tot samenwerking in een geest van compromis en nationale eenheid, teneinde toe te werken naar een vreedzame oplossing van het gewapende conflict, en naar wederopbouw en ontwikkeling.
- De Raad herhaalde de oproep van de Europese Unie aan alle regeringen in de regio om onmiddellijk alle vormen van ondersteuning van en directe en indirecte samenwerking met de gewapende groepen te stoppen en druk op hen uit te oefenen om aan het vredesproces deel te nemen.

- De Raad veroordeelde de poging tot staatsgreep op 18 april in Bujumbura.


4. Manorivier-landen (Guinee, Sierra Leone en Liberia)

- De Raad uitte zijn diepe bezorgdheid over de verslechtering van de politieke en humanitaire situatie in dit gebied en onderstreepte het belang van het bezoek van de EU-missie aan dit gebied, dat in mei 2001 is gepland.

- De Raad sprak zijn steun uit voor de oplegging van sancties aan Liberia.

5. Zimbabwe

- De Raad sprak zijn diepe bezorgdheid uit over de recente ontwikkelingen in Zimbabwe, in het bijzonder de toename van onaanvaardbare daden van politiek geweld en intimidatie. Hij herinnerde aan zijn toezegging een constructieve dialoog met de regering voort te zetten en sprak de krachtige wens uit dat deze dialoog snel tot tastbare resultaten zal leiden. Hij kwam overeen om in juni de ontwikkelingen opnieuw te bezien zodat passende maatregelen kunnen worden overwogen indien er onvoldoende vooruitgang is geboekt.


6. Ethiopië/Eritrea


- De Raad toonde zich verheugd over de jongste vorderingen bij de uitvoering van het vredesakkoord tussen Ethiopië en Eritrea en riep beide landen op, de overige kwesties te regelen. Hij gaf uiting aan zijn waardering en steun voor het UN/UNMEE-streven naar vooruitgang in het vredesproces. Hij moedigde beide landen aan toe te werken naar volledige normalisering van hun betrekkingen, in het belang van de stabiliteit en ontwikkeling in de regio. De Raad verklaarde dat de EU zich, in het bredere kader van de steun van de EU voor vredesopbouw in de Hoorn van Afrika, sterk zal blijven maken om de door de partijen op dit punt geleverde inspanningen te ondersteunen.

- De Raad riep Ethiopië en Eritrea op om, indien het VN-wapenembargo niet wordt verlengd, hun wapeninvoer vrijwillig te beperken en daarmee samenhangende verifieerbare vertrouwenwekkende maatregelen overeen te komen.

- De EU-lidstaten zullen de grootst mogelijke terughoudendheid aan de dag leggen bij wapentransacties met de landen in de regio, overeenkomstig de EU-gedragscode inzake wapentransacties. De EU zal in het kader van de VN initiatieven nemen om alle VN-lidstaten aan te zetten tot dezelfde terughoudendheid.
- De Raad erkent de noodzaak voor beide partijen om hun strijdkrachten overeenkomstig de vredesvoorwaarden te herstructureren.


7. Nigeria


- De Raad nam een gemeenschappelijk standpunt over Nigeria aan, en onderstreepte het commitment van de EU om een positief, constructief, consistent en op dialoog gebaseerd beleid te blijven volgen en verder te ontwikkelen, teneinde Nigeria te ondersteunen bij zijn inspanningen tot consolidering van de democratie en verbetering van de sociaal-economische ontwikkeling. (Zie ook blz. XII)

INDONESIË - Conclusies van de Raad


1. De Raad beklemtoont het strategische belang van een krachtig, democratisch, verenigd en welvarend Indonesië. Hij spreekt zijn krachtige steun uit voor de territoriale integriteit van het land. Hij bevestigt zijn wens en verbintenis om nauwere betrekkingen met Indonesië aan te knopen, conform de conclusies van de Raad van maart 2000. Hij hoopt deze betrekkingen tijdens de ministeriële bijeenkomst op 24 mei in Peking te kunnen ontwikkelen.


2. De Raad heeft uiting gegeven aan zijn bezorgdheid over de ontwikkelingen in Indonesië. De Raad heeft nota genomen van enkele positieve veranderingen die zich sedert maart 2000 hebben voorgedaan, zoals de bevestigde vrijheid van meningsuiting, vergadering en godsdienst, het versterkt juridisch en institutioneel kader voor de bescherming van de rechten van de mens, de verdere groei van een actief maatschappelijk middenveld en de verbeterde betrekkingen met Oost-Timor. De Raad benadrukte evenwel ook de trage vooruitgang die is geboekt met betrekking tot de vele andere uitdagingen waaraan de regering van Indonesië prioriteit toekent, met name de hervorming van het justitieel, juridisch en economisch bestel. De Raad herhaalt zijn verbintenis om steun te verlenen aan verdere hervormingen die de Indonesische regering op deze gebieden zou willen doorvoeren.

Om die doelstellingen te bereiken:

i) moedigt de Raad de Indonesische regering aan de hervorming van het overheidsapparaat voort te zetten en de democratie en de mensenrechten verder te versterken. De Raad is van oordeel dat de hervorming van het juridisch bestel, de rechtsstaat, civiele controle over en democratische verantwoording van de politie en de strijdkrachten, een levendig maatschappelijk middenveld, decentralisatie en versterking van de lokale besturen van wezenlijk belang blijven voor de stabiliteit en de welvaart in Indonesië;
ii) moedigt de Raad de regering tevens aan met spoed een vreedzame oplossing uit te werken voor de interne conflicten van Indonesië, zoals die op Atjeh, Irian Jaya, de Molukken en Centraal Kalimantan en daarbij geen onderscheid te maken tussen separatistische of sektarische stromingen. De Raad benadrukt dat de regering de territoriale integriteit van Indonesië alleen zal kunnen waarborgen als zij een echte dialoog aangaat met de provincies om het separatisme bij de wortel aan te pakken. Hij beklemtoont tevens het belang van een interetnische, interregionale dialoog en van een succesvol decentralisatieproces. De Raad legt voorts de nadruk op de verantwoordelijkheid van de Indonesische regering om bijstand te verlenen aan binnenlandse ontheemden en andere personen die het slachtoffer zijn geworden van interne conflicten, en om bedreigde bevolkingsgroepen te beschermen; iii) moedigt de Raad tevens de inspanningen van de Indonesische regering aan om voort te werken aan betere betrekkingen met Oost-Timor, teneinde een hecht en goed nabuurschap op te bouwen dat de stabiliteit van Zuidoost-Azië mede ten goede komt. De Raad memoreert echter de verantwoordelijkheid van de regering om degenen die de mensenrechten en het internationale humanitaire recht hebben geschonden, te vervolgen. De Raad toont zich bezorgd over het feit dat recente vonnissen niet lijken te voldoen aan internationale normen van rechtvaardigheid en eerlijkheid, waar in de verklaring van de voorzitter in de VN-mensenrechtencommissie om is gevraagd. De Raad roept de regering ook op om de milities in Oostelijk Nusa Tenggara te ontwapenen en te ontbinden, en de vluchtelingen de mogelijkheid te bieden om in vrijheid te kiezen tijdig terug te keren naar Oost-Timor om er deel te nemen aan de verkiezingen voor een grondwettelijke vergadering, dan wel zich elders in Indonesië te vestigen;
iv) verwelkomt de Raad pogingen om de armoedebestrijding een prominentere plaats in het regeringsbeleid te geven, en moedigt hij de Indonesische regering aan haar in oktober 2000 gelanceerde strategie voor armoedebestrijding spoedig uit te voeren; daarnaast moedigt de Raad verdere maatregelen van de regering aan om de talrijke milieuproblemen van het land, waaronder de onrustbarend snelle ontbossing, aan te pakken;
v) onderstreept de Raad dat de Unie zich moet blijven inspannen om de langetermijnbetrekkingen met Indonesië te versterken, mede door een voortzetting van de politieke dialoog met Indonesië. Hij verzoekt parlementsleden uit de gehele EU hun contacten met Indonesische collega's te intensiveren;
vi) wijst de Raad andermaal op het belang van uitbreiding van de economische samenwerking, onder meer op het gebied van investeringen en handelsverkeer in beide richtingen, zoals in de conclusies van maart 2000 werd gesteld;
vii) roept de Raad de lidstaten en de Commissie op de steunverlening beter te coördineren teneinde voornoemde taken te kunnen volbrengen, zodat de Unie als geheel een meer samenhangende, doeltreffende en zichtbare rol kan spelen. Hij memoreert de gezamenlijke verklaring van de Raad en de Commissie over het ontwikkelingsbeleid van de EG en zijn conclusies over een kader voor landenstrategieën. De Raad heeft de Commissie verzocht om, in overleg met de lidstaten en de Indonesische regering, een landenstrategiedocument te redigeren waarin prioriteiten worden gesteld voor steun. De Raad verwijst naar de op 22 januari 2001 aangenomen richtsnoeren voor de versterking van de operationele coördinatie en verzoekt zijn bevoegde instanties om na te gaan hoe de EU-coördinatie in Jakarta, ook waar het de steunverlening betreft, verbeterd kan worden;
viii) roept de Raad op tot nauwere samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de Unie en andere donoren, de Verenigde Naties en de internationale financiële instellingen; ix) verzoekt de Raad zijn bevoegde instanties de situatie in Indonesië nauwlettend te blijven volgen.

EUROPEES VEILIGHEIDS- EN DEFENSIEBELEID

De Raad nam nota van een mondeling verslag van het voorzitterschap (minister LINDH en minister VON SYDOW), aangevuld door SG/HV SOLANA, betreffende de vooruitgang op het gebied van het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB). Bijzondere nadruk kregen daarbij de volgende aspecten:


- de permanente structuren die aan het eind van het Zweedse voorzitterschap moeten zijn voltooid;

- militaire vermogen; op dit punt zijn de werkzaamheden betreffende catalogi voor de vereisten met betrekking tot vermogens, bijdragen van de lidstaten en tekort aan vermogen reeds behoorlijk gevorderd;

- civiele vermogens, en in het bijzonder de vooruitgang die geboekt is ten aanzien van het bereiken van de te Feira overeengekomen doelstelling inzake de politie;
- operationeel vermogen van de EU; de besprekingen op dit punt hadden vooral betrekking op het oefenbeleid, het oefenprogramma en de crisisbeheersingsprocedures van de EU;

- betrekkingen EU-NATO;

- samenwerking met de VN en de OVSE.

De Raad hechtte zijn goedkeuring aan het oefenprogramma van de Europese Unie en aan een document inzake het oefenbeleid, twee belangrijke bouwstenen om de EU overeenkomstig het mandaat van de Europese Raad te Nice, operationeel te maken op het gebied van crisisbeheersing.

VOORBEREIDING VAN DE EUROPESE RAAD TE GÖTEBORG, 15/16 JUNI 2001

De Raad werd door zijn voorzitter ingelicht over de belangrijkste punten die waarschijnlijk in Göteborg aan de orde zullen komen en over de voornemens van het voorzitterschap met betrekking tot het verloop van de besprekingen. De belangrijkste te bespreken punten worden waarschijnlijk:


- de uitbreiding;

het debat over de toekomst van Europa;


- duurzame ontwikkeling;


- Europees Veiligheids- en Defensiebeleid;


- externe betrekkingen met de bijzondere nadruk op de transatlantische betrekkingen.

De fungerend voorzitter van de Europese Raad, premier PERSSON, begint eind van deze maand aan een ronde langs de hoofdsteden. De Raad zal de voorbereiding van de zitting te Göteborg afronden tijdens zijn zitting van 11 juni.

UITBREIDING

De Raad wijdde een positieve en opbouwende discussie aan de uitbreiding, en meer in het bijzonder aan het compromisvoorstel van het voorzitterschap betreffende het vrije verkeer van werknemers; op basis van het Commissievoorstel hebben de Raadsinstanties hieraan de afgelopen weken gewerkt.

Tot slot van het debat kwam de voorzitter tot de conclusie dat hoewel het voorstel van het voorzitterschap brede steun geniet, de kwestie niet geheel is opgelost tijdens de onderhavige zitting. Zij merkte voorts op dat er overeenstemming over bestaat dat het dossier vrij verkeer van werknemers losstaat van de andere dossiers. Voorts bleek uit het debat dat het hoofdstuk betreffende het verrichten van diensten niet opnieuw aan de orde gesteld dient te worden om mogelijke problemen in Duitsland en Oostenrijk met het grensoverschrijdend verrichten van bepaalde diensten op te lossen (en zo te voorkomen dat nationale, beperkende regels betreffende het verkeer van werknemers worden omzeild), maar dat deze problemen dienen te worden opgelost in het kader van het vrije verkeer van werknemers.

Het voorzitterschap verzocht het Comité van permanente vertegenwoordigers zich de volgende week te buigen over de nog onopgeloste problemen, met inbegrip van de technische kwesties, opdat zo spoedig mogelijk een akkoord kan worden bereikt.

Tijdens de lunch bespraken de ministers eveneens de vraagstukken die in het Spaanse memorandum betreffende regionaal beleid en uitbreiding aan de orde worden gesteld, waarbij zij overeenkwamen dit punt zo spoedig mogelijk te behandelen.

MEXICO - Verklaring van de Europese Unie over de recente ontwikkelingen

De EU heeft de ontwikkeling van de situatie in Chiapas nauwlettend gevolgd, en zal dit blijven doen, met name in het licht van de recente ontwikkelingen in Mexico naar aanleiding van de goedkeuring van de grondwetswijziging betreffende inheemse rechten. De EU betreurt het besluit van het EZLN (Ejército Zapatista de Liberación Nacional) om zijn contacten met de Mexicaanse regering op te schorten en dringt er bij het EZLN op aan om in te gaan op het constructieve aanbod van president Fox om via politieke weg vooruitgang te boeken met de aspecten die niet in de nieuwe wet zijn opgenomen.

De EU is ervan overtuigd dat een dialoog tussen de Mexicaanse regering en het EZLN van cruciaal belang is om te komen tot een definitieve regeling voor de situatie in Chiapas.


* *


*

VERGADERINGEN IN DE MARGE VAN DE RAAD

Op dinsdag 15 mei hebben de ministers van Buitenlandse Zaken een ontmoeting gehad met hun ambtgenoten van de Europese NATO-lidstaten die niet tot de EU behoren, en van de kandidaat-landen voor de toetreding tot de EU (Noorwegen, IJsland, Turkije, Polen, Tsjechië, Hongarije, Estland, Letland, Litouwen, Slowakije, Slovenië, Bulgarije, Roemenië, Cyprus en Malta). Tijdens deze vergadering, die gedurende de lunch werd voortgezet, bespraken de ministers de stand van zaken met betrekking tot het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid en de crisisbeheersing op de Westelijke Balkan (met name de toestand in de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en in Zuid-Servië). Voor de lunch was er ook een afzonderlijke vergadering in de samenstelling EU+6 (met Noorwegen, IJsland, Turkije, Polen, Tsjechië en Hongarije) over de betrekkingen tussen de EU en de NATO, in het bijzonder in het vooruitzicht van de eerste officiële bijeenkomst van de Raad Algemene Zaken met de Noord-Atlantische Raad op 29/30 mei te Boedapest.

Op dezelfde dag hebben de ministers van Defensie (eerst in de samenstelling EU+15, later EU+6) een informele ontmoeting gehad met hun ambtgenoten van de Europese NATO-landen die geen EU-lid zijn, en van de kandidaat-landen voor de toetreding tot de EU (Noorwegen, IJsland, Turkije, Polen, Tsjechië, Hongarije, Estland, Letland, Litouwen, Slowakije, Slovenië, Bulgarije, Roemenië, Cyprus en Malta). Tijdens deze vergaderingen, die eveneens gedurende de lunch werden voortgezet, bespraken de ministers militaire vermogens en de follow-up van de in november 2000 gehouden conferentie over de beschikbaarstelling van vermogens.


* *


*

ZONDER DEBAT GOEDGEKEURDE PUNTEN

(Besluiten ten aanzien waarvan verklaringen voor de Raadsnotulen beschikbaar zijn voor het publiek, zijn aangegeven met een asterisk; de tekst van de verklaringen is verkrijgbaar bij de Persdienst.)

EUROPESE ECONOMISCHE RUIMTE

De Raad hechtte zijn goedkeuring aan 8 ontwerp-besluiten van het Gemengde Comité van de EER tot wijziging van volgende onderdelen van de EER-overeenkomst:


- Bijlage I (Veterinaire en fytosanitaire aangelegenheden)

- Bijlage VII (Onderlinge erkenning van beroepskwalificaties)

- Bijlage XXI (Statistiek)


- Protocol 31 betreffende de samenwerking op specifieke gebieden buiten de vier vrijheden (met name betreffende de bevordering van taaldiversiteit, MEDIA-programma's, gelijkheid van mannen en vrouwen en het milieu).

EXTERNE BETREKKINGEN

Iran - Conclusies van de Raad

De Raad is ingenomen met de mededeling van de Commissie over de betrekkingen van de EU met de Islamitische Republiek Iran. De Raad is het eens met de aanbevelingen die de Commissie in haar mededeling doet en hij onderschrijft de mening van de Commissie dat de banden tussen de EU en Iran geleidelijk nader moeten worden aangehaald. De Raad herinnert aan zijn conclusies van 20 november 2000 dat over de aanvang van de onderhandelingen zal worden besloten nadat alle aspecten van de betrekkingen EU-Iran zijn geëvalueerd, en herhaalt zijn verzoek aan de Commissie hem zo spoedig mogelijk een voorstel voor te leggen voor onderhandelingsrichtsnoeren met het oog op een handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Iran.

Betrekkingen EU-VS - Conclusies van de Raad


1. De Raad spreekt zijn waardering uit voor de mededeling van de Commissie over Een intensivering van de trans-Atlantische betrekkingen met het accent op strategie en resultaat en wijst daarmee andermaal op het unieke en steeds toenemende belang van de betrekkingen tussen de Europese Unie en de Verenigde Staten.
2. In het afgelopen decennium hebben wij onze samenwerking met de Verenigde Staten ontwikkeld en uitgebreid en aldus uitdrukking gegeven aan onze gedeelde verantwoordelijkheid bij het aannemen van het groeiende aantal wereldwijde economische en politieke uitdagingen. De trans-Atlantische verklaring van december 1990, de nieuwe trans-Atlantische agenda van december 1995 en het trans-Atlantische economische partnerschap van december 1998 bevestigden de sterke en duurzame banden tussen de EU en de VS, die gebaseerd zijn op onze gemeenschappelijke waarden. Wij moeten ons partnerschap blijven versterken en aanpassen in het licht van de veranderende omstandigheden. Een sterke trans-Atlantische dialoog, waarin de EU en de VS samenwerken met het oog op zowel bilaterale kwesties als aangelegenheden van gemeenschappelijk belang in verschillende delen van de wereld, blijft een essentiële rol spelen. Een gezamenlijk optreden van de EU en de VS kan voor de rest van de wereld doorslaggevend zijn en alle partijen reële voordelen brengen.

3. De Raad beklemtoont het belang van continuïteit en samenwerking tussen achtereenvolgende voorzitterschappen. De Raad is het met de Commissie eens dat de dialoog tussen de EU en de VS betrekking moet hebben op een voortschrijdend programma van prioritaire vraagstukken waarvoor duidelijke doelstellingen moeten worden geformuleerd, teneinde sneller concretere resultaten te boeken. Deze prioritaire vraagstukken moeten hun grondslag vinden binnen een bestek van strategische thema's uit de indicatieve lijst in de Commissiemededeling, waaraan evenwel het thema "milieu" moet worden toegevoegd. Bij besprekingen met de VS over prioritaire vraagstukken mag in geen geval worden vooruitgelopen op de uitkomst van besprekingen binnen de EU.

4. De EU en de VS moeten echter altijd de gelegenheid hebben om belangrijke actuele kwesties en opkomende problemen te bespreken. De Raad bevestigt in dit verband dat het van belang is dat aan de gehele scala van zowel bilaterale als multilaterale handels- en investeringsvraagstukken op alle niveaus, zo nodig ook in de hoogste instanties, ten volle aandacht wordt besteed.
5. De Raad deelt de opvatting van de Commissie dat de dialoog zo moet worden gestructureerd dat een groeiend aantal economische en politieke vraagstukken effectief en snel kan worden aangepakt. Dat vergt een voortdurende sturing en stimulans van de leiders. Daartoe moet regelmatig en frequent op alle niveaus overleg blijven plaatsvinden, onder andere tussen de voorzitter van de Europese Raad, bijgestaan door de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger, en de voorzitter van de Commissie enerzijds en de president van de Verenigde Staten anderzijds.
6. Dit overleg dient zorgvuldig en op transparante wijze binnen de Raad te worden voorbereid. De Raad verzoekt het Coreper na te gaan hoe de coördinerende en sturende rol van de Raad kan worden verbeterd, en over zijn bevindingen verslag uit te brengen.
7. Het effectief bevorderen van de samenwerking en oplossen van geschillen tussen de EU en de VS moet de fundamentele prioriteit blijven. De leiders en de ministers dienen zich te allen tijde te concentreren op aangelegenheden die hun aandacht verdienen en in een fase zijn gekomen waarin overleg op hun niveau geboden is.
8. De Raad beklemtoont het belang van contacten met alle geledingen van de Amerikaanse regering teneinde een beter begrip van de belangen van de EU te bevorderen. In dit verband moedigt hij het streven naar intensivering van de trans-Atlantische dialoog voor wetgevers aan en is hij verheugd over de initiatieven van het Europees Parlement en het Amerikaanse Congres om de onderlinge dialoog te ontwikkelen en daardoor de volken aan beide zijden van de Atlantische Oceaan nader tot elkaar te brengen. De Raad beklemtoont het belang van een grotere betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld. Hij verwelkomt initiatieven in het kader van de trans-Atlantische dialogen die het zakenleven, consumenten- en milieugroeperingen en werknemersvertegenwoordigers samenbrengen, alsook andersoortige dialogen tussen mensen, en moedigt de intensivering daarvan aan.

9. De Raad verzoekt het voorzitterschap, bijgestaan door de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger en de Commissie, met de Verenigde Staten te overleggen over de wijze waarop de trans-Atlantische dialoog in het licht van het bovenstaande productiever en effectiever kan worden gemaakt, en op zijn volgende zitting verslag van dat overleg uit te brengen.

Betrekkingen met Libanon

De Raad kwam overeen een toevoeging aan te brengen in de onderhandelingsrichtsnoeren voor de sluiting van een nieuwe Associatieovereenkomst EU-Libanon.

Betrekkingen met Rusland - Voorbereiding van de Top EU-Rusland (Moskou, 17 mei 2001)

De Raad nam nota van informatie van het voorzitterschap en de hoge vertegenwoordiger over de stand van de voorbereidingen van de Top-ontmoeting EU-Rusland (Moskou, 17 mei 2001). Als gastheer van de Top zal President POETIN optreden en de EU zal vertegenwoordigd zijn door de fungerend voorzitter van de Europese Unie, premier PERSSON, de SG/HV voor het GBVB SOLANA en voorzitter PRODI van de Europese Commissie.

De drie voornaamste agendapunten zijn:


- ontwikkelingen in Rusland en in de EU;


- samenwerking EU-Rusland;


- lopende internationale zaken.

Betrekkingen met Moldova - derde zitting van de Samenwerkingsraad

De Raad stelde het standpunt van de EU vast voor de derde zitting van de Samenwerkingsraad op 15 mei 2001 (zie Mededeling aan de Pers doc. 8539/01 Presse 182).

BETREKKINGEN MET DE GEASSOCIEERDE LMOE

Litouwen en Roemenië - Deelname aan de communautaire programma's Socrates en Jeugd

De Raad nam twee besluiten aan betreffende de financiële bijdrage van Litouwen en Roemenië voor deelname aan de programma's Socrates en Jeugd in de jaren 2001 tot en met 2006.

In de loop van 2000 hebben de Associatieraden tussen de EU en de verschillende geassocieerde LMOE's besluiten aangenomen waardoor deze landen kunnen deelnemen aan de tweede fase van het programma Socrates (en het programma Leonardo da Vinci), en aan het nieuwe programma Jeugd. Voor Socrates en Jeugd zijn in de desbetreffende besluiten evenwel alleen de financiële bijdragen van de betrokken landen voor het jaar 2000 vastgesteld en is bepaald dat de bijdrage voor de daaropvolgende jaren (2001-2006) in latere besluiten zal worden geregeld. Dit is het doel van de huidige besluiten die door de respectieve associatieraden zullen worden aangenomen.

Slowakije - Verlenging van de overheidssteun

De Raad kwam overeen dat de Associatieraad EU-Slowakije een besluit dient aan te nemen ten aanzien van de verlenging van de termijn van vijf jaar overeenkomstig artikel 64, lid 4, onder a), van de Europa-overeenkomst.

In de betreffende bepaling staat dat, voor de evaluatie van de door Slowakije verleende overheidssteun, dit land - tijdens de eerste vijf jaren na de inwerkingtreding van de Overeenkomst - beschouwd wordt als een regio gelijk aan de in artikel 92 (huidig artikel 87), lid 3, onder a), van het EG-Verdrag bedoelde streken van de Gemeenschap (d.w.z. streken waar de levensstandaard abnormaal laag is of waar een ernstig gebrek aan werkgelegenheid is). De Europa-overeenkomst bepaalt eveneens dat deze periode bij besluit van de Associatieraad met verdere termijnen van vijf jaar kan worden verlengd.

Aangezien de eerste periode is verstreken, heeft Slowakije om een verlenging met vijf jaar verzocht. De Commissie is van mening dat dit land voldoet aan de criteria die gehanteerd worden om te bepalen of een streek in aanmerking komt voor de in artikel 87, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag bedoelde steun (met name moet het BBP per hoofd van de bevolking minder bedragen dan 75% van het gemiddelde BBP van de Gemeenschap). Zij stelt derhalve voor dat de Associatieraad met de gevraagde verlenging instemt.

Cyprus - Associatieraad (Brussel, 15 mei 2001)

De Raad stelde het standpunt van de EU vast voor de zitting van de Associatieraad van 15 mei 2001 (zie Mededeling aan de Pers CE-CY/705/01 - Presse 187).

ANTIDUMPING

Aluminiumfolie uit de Volksrepubliek China en Rusland

De Raad besloot definitieve antidumpingrechten in te stellen op de invoer van bladaluminium met een dikte van 0,009 mm of meer, maar niet meer dan 0,018 mm, niet op een drager, enkel gewalst, op rollen met een breedte van niet meer dan 650 mm, ingedeeld onder GN-code ex 7607 11 10 (TARIC-code 7607 11 10 10), van oorsprong uit de Volksrepubliek China en Rusland.

Het definitieve antidumpingrecht, dat van toepassing is op de netto prijs, vrij grens Gemeenschap, voor inklaring, is als volgt voor de producten die zijn vervaardigd door:

Land

Onderneming

Antidumping-recht %

Aanvullende TARIC-code

Volksrepubliek China

Alle producenten/exporteurs

15,0 %

Rusland

Joint Stock Company "United Company "Siberian Aluminium", Studencheskaya Street, 33/4, Moskou, Rusland

Alle andere producenten/ exporteurs

14,9 %

14,9 %

A 255

A999

De onder opgave van de aanvullende TARIC-code A256 voor het vrije verkeer aangegeven producten zijn vrijgesteld van de betreffende antidumpingrechten wanneer zij door Siberian Aluminium (Sayan Foil, Sayanagorsk) zijn vervaardigd en verzonden en rechtstreeks gefactureerd werden door Rual Trade Limited, Suites 7B & 8B, 50 Town Range, Gibraltar, aan Sibirsky Aluminium GmbH, Graf-Adolf-Platz 1-2, D-40213 Düsseldorf en mits deze producten vergezeld gaan van een handelsfactuur.

Televisiecamerasystemen uit Japan

De Raad besloot de bijlage bij Verordening nr. 2042/2000 (Lijst van professionele camerasystemen die geen televisiecamerasystemen (omroepcamerasystemen) zijn en die van het toepassingsgebied van de maatregelen zijn uitgesloten) te wijzigen door hieraan de volgende cameramodellen toe te voegen:


- camerakop DXC-D35PH


- camerakop DXC-D35PL


- camerakop DXC-D35PK


- camerakop DXC-D35WSPL


- camerakop DSR-135PL


- zoeker DXF-801CE


- camerabesturingseenheid CCU-M5AP.

Er zij aan herinnerd dat bij Verordening nr. 2042/2000 de definitieve antidumpingrechten die waren ingesteld bij Verordening nr. 1015/94 zijn bevestigd. Volgens deze verordening worden de professionele camerasystemen die in de bijlage bij die verordening zijn opgenomen, uitdrukkelijk van het toepassingsgebied van het antidumingrecht uitgesloten; dit betreft professionele camera's van het hoogste marktsegment die technisch binnen de definitie van die verordening vallen, maar niet als televisiecamera's kunnen worden aangemerkt.

BETREKKINGEN MET DE ACS

HIPC-mechanismen voor schuldenlastverlichting - vereffening van de aan de minst ontwikkelde ACS-landen met een zware schuldenlast verstrekte speciale leningen

De Raad nam een besluit aan betreffende het binnen de ACS-EG-Raad van ministers in te nemen standpunt van de Gemeenschap inzake de vereffening van alle aan de minst ontwikkelde ACS-landen met een zware schuldenlast verstrekte speciale leningen die resteren na volledige toepassing van de HIPC-mechanismen voor schuldenlastverlichting.

Het Gemeenschapsstandpunt houdt vooral in dat alle minst ontwikkelde ACS-landen die in het kader van het HIPC-initiatief hun "decision point" hebben bereikt, in aanmerking komen voor een communautaire regeling voor tussentijdse schuldenlastverlichting, die ten minste de gehele schuldendienst op speciale leningen dekt. Wanneer het "conclusion point" is bereikt, vereffent de Gemeenschap voor de minst ontwikkelde ACS-landen die voor het HIPC-initiatief in aanmerking komen, alle speciale leningen die nog resteren nadat de bestaande uitgebreide HIPC-mechanismen volledig zijn toegepast.

De aanvullende schuldenlastverlichting die verstrekt zal worden aan de ACS-staten die binnen de groep in kwestie vallen wordt in één tranche van 60 miljoen euro uit de middelen van het 8e EOF of eerdere EOFs, dan wel het 9e EOF, zodra dat in werking is getreden, ter beschikking gesteld van het Trust Fund van de EIB voor de financiering van de bijdrage van de Gemeenschap als kredietgever aan het HIPC-initiatief. Dit bedrag is uitsluitend bestemd voor de aanvullende vereffening van de speciale leningen aan minst ontwikkelde ACS-landen, en wordt daarom in het kader van het Trust Fund van de EIB aan een specifieke behandeling onderworpen.

ONTWIKKELING

Resolutie van de Raad - actieprogramma: versnelde actie ter bestrijding van hiv/aids, malaria en tuberculose in het kader van de armoedebestrijding

I. Inleiding


1. De Raad herinnert aan zijn gezamenlijke verklaring met de Commissie van 10 november 2000 ( 1), waarin wordt gesteld dat het ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap er in de eerste plaats op gericht is de armoede terug te dringen en op termijn te elimineren. In de verklaring wordt het complexe karakter van armoede onderkend en wordt er opgeroepen tot versnelde actie van de kant van de Gemeenschap en de lidstaten, waarbij vooral wordt gewezen op de mondiale dimensie van overdraagbare ziekten en op de wereldwijde impact ervan op de armoede.

2. De Raad herinnert tevens aan zijn verordening van 24 maart 1997 ( 2) betreffende acties op het gebied van hiv/aids in de ontwikkelingslanden, alsook aan zijn verordening van 22 juli 1997 ( 3) betreffende steun aan ontwikkelingslanden voor demografische maatregelen en programma's. Voorts herinnert hij aan de Commissiemededeling van 1998 ( 4) over meer solidariteit in de strijd tegen aids in ontwikkelingslanden en aan de Commissiemededeling van september 2000 ( 5) over de versnelde actie ter bestrijding van de belangrijkste infectieziekten in het kader van armoedebestrijding, gevolgd door de resolutie van de Raad van 10 november 2000 over infectieziekten en armoede ( 6) en de conclusies van de Europese Raad van Nice ( 7).
3. De Raad onderstreept het belang van een blijvende betrokkenheid van de EG en de EU gezien de urgentie waarmee overdraagbare ziekten moeten worden bestreden en gezien de internationale bijeenkomsten die binnenkort plaatsvinden, zoals de Wereldgezondheidsvergadering, de Conferentie over de minst ontwikkelde landen, de bijzondere zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over hiv/aids, de top EU-US, de top van de G8, de Conferentie van Dakar over de toegang tot behandeling voor mensen met hiv/aids enz., en hij roept op tot nauwe samenwerking met regeringen en internationale organisaties. II. Kader voor versnelde actie

4. De Raad is zeer ingenomen met de Commissiemededeling over een actieprogramma voor versnelde actie ter bestrijding van hiv/aids, malaria en tuberculose in het kader van de armoedebestrijding ( 8) dat erop gericht is het effect van bestaande maatregelen voor preventie en behandeling van overdraagbare ziekten te vergroten, ervoor te zorgen dat de voornaamste farmaceutische producten betaalbaarder worden en steun te verlenen aan het onderzoek naar en de ontwikkeling van specifieke mondiale collectieve goederen om die ziekten in de ontwikkelingslanden te bestrijden. De Raad is van mening dat met het actieprogramma op het juiste moment een ambitieus en passend kader wordt geboden voor prioritaire actie door de Gemeenschap en de lidstaten in de komende vijf jaar.
5. De Raad verheugt zich over de alomvattende sectoroverschrijdende benadering van de strijd tegen hiv/aids, tuberculose en malaria door de Commissie en benadrukt dat de verschillende elementen - impact, betaalbaarheid en onderzoek - onderling afhankelijke en essentiële onderdelen zijn van een samenhangend programma dat ontwikkelingssamenwerking, volksgezondheid, handel en onderzoek bestrijkt. De Raad is het erover eens dat nationale, regionale en mondiale maatregelen essentieel zijn om overdraagbare ziekten te bestrijden en benadrukt dat de Gemeenschap nauw moet samenwerken met de lidstaten en met de belangrijkste derde partners, inclusief de internationale organisaties, om het actieprogramma uit te voeren en verder te ontwikkelen.
III. Het actieprogramma
Verbetering van de impact

6. De Raad benadrukt dat de steun van de Gemeenschap moet worden verleend in het kader van de nationale strategieën voor partnerlanden, zoals de strategiedocumenten voor de armoedebestrijding (Poverty Reduction Strategy Papers - PRSPs) en door toepassing van het kader voor de landenstrategieën. Voorts benadrukt hij de noodzaak om de nationale voorzieningen op het gebied van gezondheidszorg te versterken en om via die voorzieningen financiële en andere steun te verlenen, om te garanderen dat het proces van de bestrijding van hiv/aids, malaria en tuberculose zaak is van de ontwikkelingslanden zelf en door hen wordt geleid. De Raad herinnert aan het voornemen om steun in de sociale sectoren in toenemende mate via sectorale programma's te verlenen. De Raad is derhalve ingenomen met de in de mededeling voorgestelde grondbeginselen inzake gezondheidszorg, aids- en bevolkingsbeleid (HAP).

7. De Raad erkent de nauwe band tussen preventie en behandeling en benadrukt in dat verband dat preventie voor de Gemeenschap een topprioriteit is, net als de steun voor de ontwikkeling van een duurzame en rechtvaardige gezondheidszorg.

8. De Raad onderstreept dat de capaciteit van zowel openbare als particuliere lichamen in de partnerlanden moet worden vergroot. Steun in dit verband moet onder meer worden gericht op de totstandbrenging van passende wetgeving, de oprichting van passende institutionele structuren en de ontwikkeling van menselijke hulpbronnen.

9. De Raad is ingenomen met het voornemen van de Commissie om het beleid en de praktijken van de partnerlanden op het gebied van geneesmiddelen te versterken. Hij benadrukt de bereidheid van de EG om de inspanningen van de partnerlanden voor de ontwikkeling van een lokale productiecapaciteit van hoge kwaliteit te ondersteunen.

10. De Raad steunt het plan om met grotere efficiëntie meer middelen over te dragen naar overkoepelende inspanningen op het gebied van gezondheidszorg en ontwikkeling in de partnerlanden.
11. De Raad benadrukt de rol van het gezondheidsonderricht en onderstreept het belang om specifieke gender- en kindgerelateerde behoeften aan te pakken.

12. De Raad benadrukt tevens dat nauw moet worden samengewerkt met multilaterale en bilaterale partners om bovengenoemde kwesties aan te pakken.
Betaalbaarheid van geneesmiddelen

13. De Raad erkent dat het gebrek aan betaalbare geneesmiddelen een ernstig probleem vormt in veel ontwikkelingslanden, met name voor de armste bevolkingsgroepen. Effectieve oplossingen vereisen internationale samenwerking en medewerking van zowel de overheid als de particuliere sector in de ontwikkelde landen en in de ontwikkelingslanden. Daartoe roept de Raad alle belanghebbenden, ook de op O & O gebaseerde farmaceutische industrie en de producenten van generieke geneesmiddelen, op tot volledige medewerking als de nodige maatregelen worden genomen om de toegang tot de geneesmiddelen betaalbaar te maken.

14. De Raad sluit zich aan bij de oproep van de Commissie voor een veel ruimere toepassing van een doeltreffende mondiale prijsdifferentiatie ten gunste van getroffen ontwikkelingslanden. Dit vereist nauwe samenwerking met alle belanghebbenden - ook de farmaceutische industrie, de ontwikkelingslanden en internationale organisaties - alsmede met de VS, Japan en andere ontwikkelde landen. Voorts moeten de mechanismen worden opgezet die nodig zijn om een dergelijk systeem operationeel te maken. De Raad onderstreept de behoefte aan versterkte voorzorgsmaatregelen om te voorkomen dat de voor specifieke markten bestemde goedkopere geneesmiddelen aan hun bestemming worden onttrokken en de markten in de ontwikkelde landen met prijsafbraak worden geconfronteerd.
15. De Raad benadrukt dat verder aandacht moet worden besteed aan andere factoren zoals tarieven en belastingen, die in ontwikkelingslanden de toegang tot geneesmiddelen beperken. Voorzover mogelijk moeten dergelijke kosten en tarieven worden opgeheven of verminderd.


16. De Raad onderstreept het belang van algemene regelgeving inzake intellectuele eigendomsrechten om investeringen in nieuwe geneesmiddelen te stimuleren. De Raad herinnert tevens aan het recht van de leden van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) om zich te beroepen op de relevante bepalingen van de Overeenkomst inzake handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIP's) bij de aanpak van nationale beleidskwesties op het gebied van de volksgezondheid. De Raad herinnert aan de uit hoofde van de TRIP's-overeenkomst geboden mogelijkheid waarbij voor de aanpak van gezondheidskwesties onder meer gebruik kan worden gemaakt van de discretionaire bevoegdheid om in bepaalde uitzonderlijke omstandigheden, waaronder de bescherming van de volksgezondheid, dwanglicenties te verlenen, mits aan de voorwaarden van artikel 31 van de TRIP's-overeenkomst voldaan is. De Raad verheugt zich over het debat dat in juni 2001 in de Raad voor TRIP's van de WTO wordt gehouden over aangelegenheden op het gebied van intellectuele eigendom die verband houden met de toegang tot geneesmiddelen, en steunt het voornemen van de Commissie om te streven naar consensus over de banden tussen de bescherming van de volksgezondheid en de TRIP's-overeenkomst.


17. Om te garanderen dat ontwikkelingslanden volledig van de uit hoofde van de TRIP's-overeenkomst geboden mogelijkheden gebruik kunnen maken, is volgens de Raad technische bijstand voor capaciteitsopbouw noodzakelijk. Bovendien moeten de internationale samenwerking en de partnerschappen met op dit gebied werkzame internationale organisaties worden verdiept.


18. De Raad steunt het voornemen van de Commissie om te bestuderen welke initiatieven moeten worden genomen in organisaties zoals de WTO, de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom (WIPO) om de samenhang tussen de TRIP's-overeenkomst en de gerechtvaardigde zorg voor de volksgezondheid te garanderen, en om van haar bevindingen verslag te doen aan de Raad.

Onderzoek en ontwikkeling


19. De Raad verheugt zich over de belofte om de financiële steun voor onderzoek en ontwikkeling te intensiveren en uit te breiden. Hij erkent dat de capaciteit in de ontwikkelingslanden moet worden versterkt en dat de ontwikkeling van specifieke mondiale collectieve goederen, zoals nieuwe behandelingen en vaccins, moet worden bevorderd. De Raad onderstreept dat er behoefte is aan meer dialoog en coördinatie van de O & O-activiteiten van de Gemeenschap en de lidstaten (ook wat de klinische proeven betreft), alsmede aan meer samenwerking met de ontwikkelingslanden en de internationale instellingen en organen. Voorts spoort hij aan tot versterkte samenwerking met internationale O & O-initiatieven zoals IAVI (Internationaal initiatief voor een AIDS-vaccin), EMVI (Europees initiatief voor een malariavaccin), AMVTM (African Malaria VaccineTrial Network), en GATB (Global Alliance for Tuberculosis drugs development).


20. De Raad merkt op dat, hoewel de meeste belangrijke farmaceutica niet aan een octrooi gebonden zijn, weinig ontwikkelingslanden over voldoende capaciteit beschikken om die geneesmiddelen te vervaardigen. De betrokken partijen, en met name de farmaceutische industrie (zowel de op O & O gebaseerde industrie als de producenten van generieke geneesmiddelen) en de ontwikkelingspartners moeten worden aangemoedigd om een lokale levensvatbare en duurzame productie voor de nationale of regionale markten te stimuleren, waarbij gestreefd wordt naar de overdracht van technologie.


21. De Raad is ingenomen met de door de Commissie aangekondigde strategie voor onderzoek en ontwikkeling, alsook met de specifieke aandacht die zij voornemens is te besteden aan mondiale collectieve goederen bij de bestrijding van hiv/aids, malaria en tuberculose.

Deelname aan wereldwijde partnerschappen


22. Omdat de strijd tegen hiv/aids, malaria en tuberculose moet worden opgevoerd, is de Raad ingenomen met het voornemen van de Commissie om de afspraken inzake samenwerking met de lidstaten, de WHO, UNAIDS, de Wereldbank en andere internationale actoren van zowel de publieke als de particuliere sector (b.v. Global Alliance for Vaccines and Immunisation (GAVI)) te verstevigen. Die afspraken moeten ook op regionaal en nationaal niveau genomen initiatieven ten goede kunnen komen. De Raad roept de Commissie op om samen met alle partners geloofwaardige en efficiëntere mondiale financieringsinstrumenten te ontwikkelen voor de bestrijding van hiv/aids, malaria, tuberculose en de belangrijkste kinderziekten. Hij spoort aan tot nauwe samenwerking in het kader van de nieuwe Trans-Atlantische Agenda en van de besprekingen in de G8.


23. De Raad is ingenomen met de voorgestelde maatregelen in verband met de ontkoppeling van hulp voor de aanbesteding van bepaalde diensten of producten.
IV. Follow-up

24. De Raad beveelt aan dat de Commissie in het raam van het algemeen actieprogramma over het ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap de belangrijkste elementen van het Actieprogramma voor versnelde actie ter bestrijding van hiv/aids, malaria en tuberculose opneemt in het kader van de armoedebestrijding. Hij verzoekt de Commissie om met gebruik van verifieerbare indicatoren toe te zien op de voortgang en te zorgen voor transparantie.
25. De Raad verzoekt de Commissie met spoed de laatste hand te leggen aan specifieke werkprogramma's, en te voorzien in de nodige operationele regelingen en partnerschappen, teneinde de nadere voorschriften en bepalingen vast te stellen voor maatregelen, financiële middelen, tijdschema's en te bereiken resultaten, inclusief indicatoren.

26. Voorts verzoekt de Raad de Commissie voor de geschikte menselijke en financiële hulpbronnen te zorgen die nodig zijn om dit actieprogramma in de komende jaren daadwerkelijk en op tijd te kunnen uitvoeren.

27. Bovendien wenst de Raad dat de Commissie over de geboekte vooruitgang rapporteert in haar jaarlijks verslag over het ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap, beginnende met een evaluatie van de initiële fase in het verslag over 2001.

GBVB

Non-proliferatie van raketten - Conclusies van de Raad

De Raad spreekt zijn ernstige bezorgdheid uit over de proliferatie van ballistische raketten die drager kunnen zijn van wapens voor massale vernietiging.

De Raad constateert met bezorgdheid dat regionale spanningen dikwijls leiden tot strategieën voor de aankoop of ontwikkeling van ballistische raketten, terwijl een en ander juist negatieve consequenties voor de regionale maar ook de wereldwijde veiligheid en stabiliteit met zich meebrengt.

De Raad bevestigt opnieuw dat hij zich verbonden heeft tot strenge uitvoercontrole en steun voor regionale vredesinitiatieven, beide belangrijke manieren om het probleem van de proliferatie van raketten aan te pakken, maar tekent daarbij tevens aan dat deze inspanningen moeten worden aangevuld met een wereldwijde, multilaterale aanpak.

De Raad is van mening dat met spoed wereldwijd aanvaarde normen ter ondersteuning van de non-proliferatie van raketten moeten worden ontwikkeld, naar analogie van de bestaande normen in de internationale regelingen waarbij horizontale en verticale proliferatie van nucleaire, biologische en chemische wapens wordt tegengegaan. De Raad kent deze aangelegenheid hoge prioriteit toe, in het bijzonder waar het gaat om ballistische raketten die drager kunnen zijn van wapens voor massale vernietiging.

In deze context neemt de Raad met belangstelling nota van het Memorandum van Overeenstemming inzake kennisgevingen van raketlanceringen, dat de Verenigde Staten van Amerika en de Russische Federatie hebben ondertekend en dat is verspreid als document A/55/807 van 27 februari 2001 van de algemene vergadering van de Verenigde Naties en neemt hij nota van de totstandkoming van een gezamenlijk centrum voor gegevensuitwisseling (Joint Data Exchange Centre (JDEC)) van de VS en Rusland, en van het feit dat deze staten hebben verklaard voornemens te zijn eventueel andere staten te zullen uitnodigen van deze mechanismen gebruik te maken.

De Raad is ingenomen met de twee consensusovereenkomsten die bereikt zijn in de plenaire vergadering te Helsinki van het Controleregime voor de uitvoer van rakettechnologie: namelijk aanneming van een ontwerp van internationale gedragscode (ICOC), open voor alle staten, en het starten van overleg met niet-leden met het oog op de multilateralisering van de code.

De Raad is van mening dat de ICOC zich in het belang van wereldwijde en regionale vrede en veiligheid ten doel moet stellen universeel toepasselijke normen te creëren voor de aanpak van het urgente probleem van het inperken en terugdringen van de proliferatie van ballistische raketten die drager kunnen zijn van wapens voor massale vernietiging en waar mogelijk de nationale arsenalen van dergelijke raketten te verminderen.

Voorts tekent de Raad aan dat de ICOC op het betrokken gebied het meest concrete en geavanceerde initiatief is en als zodanig de beste kansen biedt om op korte termijn resultaten te boeken.

De Raad acht het van bijzonder belang dat via voortgezette brede consultatie snel verdere vooruitgang wordt geboekt met de multilateralisering van het ontwerp van een internationale gedragscode en bevestigt opnieuw dat hij gecommitteerd is aan dit proces.

De Raad is ervan overtuigd dat om dit doel te kunnen bereiken het proces ter bevordering van de ICOC transparant en inclusief moet blijven, en dat discriminatie van staten die aan de ontwikkeling van de ICOC willen meewerken of zich erbij willen aansluiten vermeden moet worden.

De Raad dringt er bij alle staten op aan dat zij hun nationaal beleid richten op de preventie en het terugdringen van de proliferatie van raketten.

Nigeria - Gemeenschappelijk standpunt van de Raad

De Raad keurde een gemeenschappelijk standpunt betreffende Nigeria goed dat ten doel heeft de wederzijds voordelige betrekkingen tussen de EU en Nigeria op alle gebieden van gemeenschappelijk belang te versterken.

De EU zal ten aanzien van Nigeria een rechtlijnige en samenhangende aanpak hanteren, die zowel gericht is op politiek, economie en handel als op ontwikkeling, ter ondersteuning en stimulering van de inspanningen die Nigeria zelf levert om:


- de democratie en de eerbiediging van de mensenrechten te consolideren;

- de armoede terug te dringen en de institutionele hervorming alsmede de sociale en economische ontwikkeling een duurzaam karakter te verlenen;

- zijn vermogen om bij te dragen aan de regionale integratie, de vrede, de veiligheid en de ontwikkeling te vergroten.

De EU erkent dat de hoofdverantwoordelijkheid voor vooruitgang op dit gebied bij de federale regering van Nigeria ligt.

Nauwere betrekkingen tussen de EU en Nigeria dienen gebaseerd te zijn op gelijkheid, dialoog en gedeelde waarden van eerbiediging van de mensenrechten, democratische beginselen, rechtstaat en behoorlijk bestuur. Dit moet worden verwezenlijkt door middel van een constructieve politieke dialoog, in hoofdzaak met de federale regering, maar waarbij ook de civiele samenleving en regeringen van de staten betrokken kunnen worden. Een ander instrument zal bestaan uit doeltreffende ontwikkelingssamenwerking, waarvoor de Commissie in het bijzonder gebruik kan maken van de relevante communautaire maatregelen. Deze ontwikkelingssamenwerking zal uitgaan van Nigeriaanse prioriteiten, op armoede georiënteerd zijn en stoelen op nauwe donorcoördinatie onder leiding van Nigeria, ruime deelname, verantwoordingsplicht en transparantie.

De belangrijkste gebieden voor toekomstige EU-steun zijn voor de EU de volgende:


- Ontwikkeling van een democratische cultuur;

- Institutionele capaciteitsvergroting;


- PRSP-proces (Poverty Reduction Strategy Paper);

- Economische groei en ontwikkeling;


- Vergroting van de capaciteit van Nigeria om bij te dragen aan regionale integratie, conflictpreventie en -oplossing en crisisbeheersing in West-Afrika.

Togo

De Raad keurde een besluit goed tot uitvoering van Gemeenschappelijk standpunt 98/350/GBVB met het oog op een bijdrage van de Europese Unie aan de bemiddelingsmissie voor de intra-Togolese dialoog.

Met dit besluit wordt de verlenging beoogd, tot 30 november 2001, van de missie van de EU-bemiddelaars in Togo, die sinds de sluiting van de overeenkomst door de Togolese partijen op 24 december 1998 wordt uitgevoerd.

Met deze missie wordt beoogd om door middel van bemiddeling bij de partijen in Togo, te bevorderen dat zij, te goeder trouw en onder eerbiediging van de mensenrechten, de bepalingen uitvoeren van de kaderovereenkomst van Lomé die op 29 juli 1999 is gesloten, teneinde de politieke voorwaarden te scheppen voor een dialoog die het mogelijk moet maken de parlementsverkiezingen goed te laten verlopen en de rust te laten terugkeren in het politieke leven in Togo.

TOEGANG VAN HET PUBLIEK TOT DOCUMENTEN

Voorstel voor een verordening - Politiek akkoord

De Raad keurde alle amendementen van het Europees Parlement bij de ontwerp-verordening inzake de toegang van het publiek tot documenten goed en bereikte een politiek akkoord over de inhoud van de aldus geamendeerde verordening, zodat deze eind mei na bijwerking door de Groep juristen/vertalers formeel door de Raad kan worden goedgekeurd.

Er zij aan herinnerd dat op 3 mei het Europees Parlement zijn goedkeuring heeft gehecht aan het verslag van de heer Cashman en de bij het voorstel behorende wetgevingsresolutie. Deze in eerste lezing door het Europees Parlement aangenomen tekst komt overeen met het compromispakket waarover tevoren door de vertegenwoordigers van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie overeenstemming was bereikt.

Met deze verordening wordt beoogd het recht van het publiek op toegang tot documenten van de drie instellingen een zo ruim mogelijke invulling te geven en tevens, overeenkomstig artikel 255, lid 2, van het Verdrag de algemene beginselen en beperkingen van deze toegang vast te stellen.

De nieuwe verordening vormt een belangrijke stap in de richting van meer openheid van de instellingen en een betere toegankelijkheid van hun documenten. Vergeleken met de huidige wetgeving inzake de toegang van het publiek tot documenten, zijn de belangrijkste punten waarop substantiële vooruitgang is geboekt de volgende:


- De nieuwe verordening is van toepassing op alle bij de instellingen berustende documenten, dat wil zeggen documenten die door de instellingen zijn opgesteld of ontvangen en zich in hun bezit bevinden (dat wil zeggen met inbegrip van van derde partijen afkomstige documenten) op alle werkterreinen van de Europese Unie. Zij is ook van toepassing op gevoelige documenten, waarvoor echter een bijzondere behandeling geldt.

- De instellingen zijn verplicht het publiek toegang te verlenen tot een register van hun documenten. De documenten zullen zo veel mogelijk rechtstreeks via het internet toegankelijk worden gemaakt, in het bijzonder documenten betreffende wetgevingsactiviteiten.

- Er zijn slechts enkele dwingende uitzonderingen op het recht van toegang voor het publiek, met name wanneer de openbaarmaking van een document zou indruisen tegen het openbaar belang wat betreft de openbare veiligheid, defensie en militaire aangelegenheden, internationale betrekkingen dan wel het financiële, monetaire of economische beleid, of de persoonlijke levenssfeer en de integriteit van het individu. Andere uitzonderingen, bijvoorbeeld met betrekking tot de bescherming van de commerciële belangen van een natuurlijke of rechtspersoon, gerechtelijke procedures en juridisch advies, inspecties, onderzoeken en audits, alsmede met het besluitvormingsproces van de instelling, zijn alleen van toepassing wanneer geen hoger openbaar belang openbaarmaking gebiedt.

- Expliciet wordt gestipuleerd dat indien het gevraagde document slechts ten dele onder de uitzonderingen valt, de overige delen ervan wél worden vrijgegeven.

- De maximumtermijn waarbinnen de instellingen antwoord moeten geven is van 1 maand verkort tot 15 werkdagen.
- Iedere instelling wordt verplicht jaarlijks een verslag te publiceren over de toepassing van de nieuwe verordening. Tevens zal de Commissie in 2004 verslag uitbrengen over de uitvoering van de verordening en, indien noodzakelijk, passende voorstellen voor herziening indienen.

BENOEMING

Comité van de Regio's

De Raad keurde een besluit goed tot benoeming van:

De heer Karl-Heinz LAMBERTZ tot lid van het Comité van de Regio's ter vervanging van de heer Joseph MARAITE voor de verdere duur van diens ambtstermijn, dat wil zeggen tot en met 25 januari 2002.


Footnotes:

( 1)
Doc. 13458/00.

( 2)
PB L 85 van 27.3.1997, blz. 1.

( 3)
PB L 202 van 30.7.1997, blz. 1.

( 4)
Doc. 10298/98.

( 5)
Doc. 11901/00.

( 6)
Doc. 13127/00, bijlage II.

( 7)
Doc. 4820/00.

( 8)
Doc. 6802/01.