Ministerie van Financien

Titel: Voorjaarsnota 2001



De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum Uw brief (Kenmerk) Ons kenmerk 15 mei 2001 BZ 2001-00652 M

Onderwerp
Voorjaarsnota 2001


1 Hoofdlijnen






De Voorjaarsnota geeft een overzicht van wijzigingen in de ramingen van uitgaven en ontvangsten als gevolg van nieuwe inzichten en nieuw beleid voor het uitvoeringsjaar 2001. In de Miljoenennota 2002 zal worden ingegaan op het voorgenomen beleid voor 2002 en de hierbij behorende meerjarenramingen.

Deze Voorjaarsnota wordt uitgebracht in een jaar dat zich kenmerkt door een vertragende groei van de wereldeconomie. Ook in Nederland is sprake van een conjuncturele afzwakking. Na jaren van groei rond de 4%, zal naar verwachting de groei in 2001 uitkomen op 3¼%. Ondanks de teruglopende groei is het - mede dankzij het gevoerde begrotingsbeleid - mogelijk gebleken om in deze Voorjaarsnota beleidsintensiveringen voor te stellen. In 2001 wordt voorgesteld om ca. 6,71 miljard te intensiveren, in het bijzonder op het terrein zorg, onderwijs en veiligheid. Speciale aandacht wordt besteed aan de aanpak van arbeidsmarktknelpunten in de collectieve sector. De ruimte voor extra uitgaven is met name het gevolg van een andere nominale ontwikkeling (ruilvoet voordeel), lagere rente-uitgaven en onderuitputting op het terrein van SZA. Het EMU-saldo voor 2001 wordt geraamd op ½% BBP en de EMU-schuld op 52% BBP.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de verschillende uitgavenimpulsen waartoe het kabinet heeft besloten met betrekking tot het begrotingsjaar 2001.


Tabel 1 Uitgavenimpuls 2001; in miljarden guldens

                                  Regeerakkoord  Extra MN2000 Extra VJN2001

                                                    en MN2001
 Zorg                                       1,7           1,6           2,2
 Onderwijs                                  1,4           1,5           1,5
 Veiligheid                                 0,6           0,6           0,9
 Overig                                     3,4           4,0           2,1
 w.v. Infrastructuur                        1,7           0,7           0,0
 w.v. Natuur en milieu                      0,3           0,5           0,2
 w.v. werkgelegenheid en                    1,3           0,8           0,7
 inkomensbeleid
                                            ---           ---          ----
 Totaal uitgavenimpuls                      7,1           7,7           6,7
 w.v. collectief gefinancierd 2             7,1           7,5           6,5

In tabel 2 wordt aangegeven uit hoofde waarvan de ruimte voor extra uitgaven sedert het Regeerakkoord is ontstaan.


Tabel 2 Ruimtevergrotende bijstellingen 2001 ("-" is extra ruimte)

                                     Extra MN2000 en MN2001  Extra VJN2001
 Nominale ontwikkeling                                  0,1           -3,0
 Rente                                                 -3,8           -0,5
 Bijstellingen SZA                                     -4,0           -1,0
 Overig                                                 0,2           -2,0
 w.v. EU/HGIS                                           2,6           -0,3
 w.v. Inzet FES(-bruggetje)                            -1,3           -0,6
 w.v. Inzet uitgavenreserve                            -0,5           -0,3
                                                        ---           ----
 Totale ruimte voor intensiveringen                    -7,5           -6,5

Voor een toelichting op de in deze Voorjaarsnota voorgestelde ruimtevergrotende bijstellingen wordt verwezen naar paragraaf 5. In de Miljoenennota 2002 zal een overzicht worden gegeven van de meerjarige ontwikkeling (3.


2 De economische ontwikkelingen


Het beeld voor deze Voorjaarsnota is gebaseerd op het Centraal Economisch Plan (CEP) van het CPB. In de Miljoenennota 2001 waren de ramingen nog gebaseerd op de Macro Economische Verkenningen (MEV). Onderstaande tabel geeft de ramingen van de belangrijkste macro-economische variabelen weer, alsmede de mutatie ten opzichte van de Miljoenennota.


Tabel 3 Macro-economische variabelen voor 2001

                                CEP   MN2001  Mutatie
 Volume BBP                     3¼%       4%      -¾%
 Contractloon                    4%      3½%      +½%
 Afgeleide CPI laag              3%      2½%      +½%
 Prijs BBP                     4,9%     3,6%    +1,2%
 Rente                           5%      5¾%      -¾%
 Werkloosheid (dzd. Pers.)      260      230      +30

De verwachte economische groei voor 2001 wordt geraamd op 3¼%. Ten opzichte van de hoge economische groei van rond de 4% in de afgelopen jaren betekent dit een afname. In vergelijking met de omliggende Europese landen is de verwachte economische groei in Nederland in 2001 gunstig.

De particuliere consumptie groeit, mede dankzij de belastingverlaging, naar verwachting in 2001 net als voorgaande jaren met meer dan 4%. Zij vormt daarmee een belangrijke motor van de economische groei, een rol die vorig jaar nog primair door de uitvoer werd gespeeld. Dit jaar zal de bijdrage van de uitvoer naar verwachting lager uitkomen, door de geringere groei van de wereldeconomie en de verslechtering van de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven. Dit laatste heeft te maken met de sterke stijging van de arbeidskosten per eenheid product in de Nederlandse industrie en de geprojecteerde waardestijging van de euro. De Nederlandse arbeidsmarkt is krap vergeleken met veel landen van het eurogebied. De verkrapping heeft tot een keerpunt in de arbeidskostenontwikkeling geleid. De verwachte contractloonstijging en de inflatie komen dit jaar tijdelijk op hoge niveaus uit, van ongeveer 4%. Dit is hoger dan bij Miljoenennota voorzien. De oorzaken van de hoge inflatie dit jaar zijn gedeeltelijk van tijdelijke aard. Geschoond voor kostprijsverhogende en consumptiegebonden belastingen, bedraagt de inflatie dit jaar waarschijnlijk 3%.


3 Uitgavenimpuls

De regering heeft besloten tot een omvangrijk pakket aan intensiveringen voor het jaar 2001. In totaal gaat het - ten opzichte van de Miljoenennota 2001 - om 6,7 miljard. Belangrijkste prioriteiten van de regering zijn zorg, onderwijs en veiligheid. Speciale aandacht wordt tevens besteed aan de oplossing van de arbeidsmarktknelpunten in de collectieve sector (zie paragraaf 4).

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de uitgavenimpuls waartoe sinds het uitbrengen van de Miljoenennota 2001 besloten is. Hierin is begrepen: 0,4 mld die naar aanleiding van de Algemene Politieke Beschouwingen is toegevoegd, gedekt uit de uitgavenreserve (250 mln) en de PPS voorziening (100 mln).


Tabel 4 Intensiveringen sinds Miljoenennota 2001 (in miljarden)

                                           2001
 Zorg                                       2,2
 Onderwijs                                  1,5
 Veiligheid                                 0,9
 Gemeente- en provinciefonds                0,6
 Overige                                    1,5
 Totaal                                     6,7
 w.v. collectief gefinancierd4              6,5


Zorg
In de zorgsector zijn de uitgavenverhogingen met name gericht op het bereiken van twee doelstellingen. In de eerste plaats betreft dit de aanpak van arbeidsmarktknelpunten in de gezondheidszorg (zie paragraaf
4). Ten tweede gaat het om de wachtlijstproblematiek.
Er worden extra middelen beschikbaar gesteld voor een gerichte wachtlijstaanpak in de sectoren ziekenhuiszorg, verpleging en verzorging, gehandicaptenzorg en geestelijke gezondheidszorg. Met deze middelen maakt de regering het mogelijk dat - rekening houdend met de arbeidsmarkt- en capaciteitsknelpunten op korte termijn - in 2001 een maximale inspanning wordt geleverd om de wachttijden in de zorg geleidelijk tot een aanvaardbaar niveau terug te dringen. Deze inspanning wordt door de regering nauwkeurig gemonitord, ook om te waarborgen dat wachtlijstmiddelen daadwerkelijk tot extra productie leiden. Voor de overige uitgavenverhogingen op het Zorg-terrein wordt verwezen naar de verticale toelichting in bijlage 1.

Onderwijs
Ook binnen het cluster Onderwijs speelt de aanpak van arbeidsmarktknelpunten een belangrijke rol. Extra middelen worden daarnaast uitgetrokken voor het materieel in het onderwijs (binnenkant van de scholen). Ten behoeve van zorg- en achterstandsleerlingen in het PO en VO worden de uitgaven verhoogd (ZMOK, Onderwijskansen en Zorgbudget VO). Extra middelen worden eveneens toegevoegd voor Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE).

Ter verbetering van de kwaliteit wordt de bijdrage aan het beroepsonderwijs verhoogd. Het grootste deel hiervan heeft betrekking op het VMBO (voorkoming uitval, materieel en modernisering van het onderwijsproces). Deze bijdrage dient ingaande volgend jaar te worden gecompleteerd door eenzelfde bijdrage van de sociale partners aan het beroepsonderwijs. Indien dit wordt gerealiseerd, zal een tweede tranche voor het beroepsonderwijs worden overwogen. In de BVE sector krijgen enkele onderdelen die de samenwerking tussen beroepsonderwijs en bedrijfsleven bevorderen, zoals leer-werktrajecten en een systeem voor elders verworven competenties (EVC), een extra impuls. De extra uitgaven gaan gepaard met afspraken over de wijze waarop de effecten van deze extra uitgaven wordt gemeten. Voor een kwaliteitsimpuls in het HBO worden ten slotte extra middelen voor de vorming van kenniskringen ter beschikking gesteld.

Veiligheid
Binnen de cluster Veiligheid zijn de werktijdverlenging bij de politie (zie box 1), de versnelde uitvoering van het communicatienetwerk C2000 en capaciteitsuitbreiding bij de Justitiële inrichtingen, de Zittende Magistratuur en het Openbaar Ministerie belangrijke speerpunten. De capaciteit van de politie zal worden uitgebreid door de verlenging van de gemiddelde werkweek. Hiervoor worden extra middelen beschikbaar gesteld waarmee tevens regiospecifieke knelpunten opgelost worden en het XTC-beleid geïntensiveerd wordt. Voorts worden middelen beschikbaar gesteld voor het politieonderwijs, zowel voor de opvang van de additionele instroom als gevolg van het natuurlijk verloop als voor de vernieuwing van het politieonderwijs.

Naar aanleiding van het rapport Oosting is gebleken dat de rampenbestrijding versterking behoeft. De hiervoor beschikbaar gestelde middelen worden o.a. ingezet voor een versterking van de onderdelen pro-actie en preventie, geneeskundige hulpverlening en toezicht. In het kader van de rampenbestrijding worden tevens gelden vrijgemaakt ter uitvoering van het Vuurwerkbesluit. Daarnaast worden middelen vrijgemaakt voor veiligheid in de wijk en voor het veilig omgaan met digitale persoonlijke gegevens. De sanctiecapaciteit wordt uitgebreid op de onderdelen jeugdinrichtingen, TBS en vreemdelingenbewaring. Voor de bestrijding van de handel en productie van XTC worden ook middelen uitgetrokken. Ook wordt de capaciteit uitgebreid voor de Zittende Magistratuur, het Openbaar Ministerie en de gezinsvoogdij-instellingen. Tot slot wordt de formatie van de Marechaussee op Schiphol uitgebreid en wordt een extra impuls gegeven aan de veiligheid in het verkeer (spoor, reizigers en wegen) en aan de voedselveiligheid.


Gemeente en Provinciefonds

De ontwikkeling van het gemeente- en provinciefonds is gekoppeld aan de ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven5. Deze formule leidt tot een extra accres. Het ligt in de rede dat ook deze gelden zoveel mogelijk aangewend worden voor de prioriteiten Zorg, Onderwijs en Veiligheid. De VNG en IPO onderschrijven de maatschappelijke prioriteiten zoals die door het kabinet zijn geformuleerd. Zowel gemeenten als provincies voeren al beleid op deze prioritaire terreinen; zij benutten daarvoor de reeds beschikbare budgettaire ruimte. VNG en IPO werken in overleg met het kabinet plannen uit voor een verdere inzet van gemeenten en provincies rond de benoemde maatschappelijke prioriteiten. Inzet van het kabinet is om de gemeenten en provincies te bewegen tot verhoudingsgewijs eenzelfde bestemming van middelen als het Rijk. De afspraken worden gemaakt met inachtneming van de autonomie van gemeenten en provincies.

Overig
In deze categorie zijn onder andere opgenomen de uitgavenverhogingen voor de tijdige realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur, de compensatie van milieudruk die optreedt door de hogere economische groei en de inburgering van oudkomers.

De toevoeging voor natuur vloeit voort uit de gestegen grondprijzen voor de SGR-grondcategorieën. Bij de provincies zal er op aangedrongen worden de financiering van groen/natuur op historisch aandeel te brengen. Motie nr. 27404 nr. 22 inzake het natuuroffensief wordt in het licht van de reeds gerealiseerde inspanningen voor natuur in deze kabinetsperiode zo mogelijk betrokken bij de Najaarsnota 2001 en bij de nog te verschijnen natuurverkenning, die als bouwsteen zal dienen voor de volgende kabinetsformatie.

In lijn met het Regeerakkoord is berekend welke extra milieudruk is ontstaan als gevolg van de hogere economische groei; op basis van deze berekeningen is een pakket maatregelen getroffen die deze extra milieudruk beperken. Het betreft zowel maatregelen met een uitgavenbeslag als fiscale maatregelen. Op fiscaalterrein vindt extra stimulering warmtekrachtkoppeling plaats met terugwerkende kracht tot 1 januari 2001.

Een aanzienlijke uitgavenverhoging is voorzien voor de inburgering van oudkomers (etnische minderheden die al langer in Nederland verblijven). Met deze verhoging kan aan oudkomers die op de wachtlijst staan een inburgeringscursus worden aangeboden.

Voorts zijn in de cluster overig gelden opgenomen ter verbetering van de arbeidsmarktpositie bij Rijk en Defensie (zie paragraaf 4). Op het terrein van Defensie is tevens extra geld voor EVDB uitgetrokken. Voor 2001 is 0,5 mld gereserveerd voor SUWI/ARBVO en ESF. Op termijn zijn ook baten van de SUWI-operatie te verwachten..

In bijlage 1 wordt aan de hand van de Verticale Toelichting een meer gedetailleerde toelichting op de uitgavenverhogingen gegeven.

4 Aanpak arbeidsmarktknelpunten collectieve sector

De arbeidsmarktknelpunten in de collectieve sector worden beschreven in het rapport "De arbeidsmarkt in de collectieve sector, investeren in mensen en kwaliteit". De collectieve sector kampt (hoewel in mindere mate dan de marktsector) met een vacatureproblematiek. Qua beloningsniveau is er een gemêleerd beeld. In het openbaar bestuur, politie en defensie ligt het beloningsniveau gemiddeld boven de marktsector. In het onderwijs en in mindere mate in de zorg is het beloningsniveau lager.
Om de arbeidsmarktpositie van de collectieve sector te verbeteren is op basis van de analyse in het bovengenoemde rapport een pakket van maatregelen samengesteld. Daarnaast is het staand beleid dat de verschillende delen van de collectieve sector de mogelijkheid hebben om een marktconforme loonontwikkeling te bieden.

In onderstaande tabel wordt voor het jaar 2001 een totaaloverzicht gegeven van de additionele middelen die zijn vrijgemaakt voor de oplossing van specifieke arbeidsmarktknelpunten in de collectieve sector. Bij de presentatie van de Miljoenennota 2002 zal de meerjarige uitwerking hiervan nader worden aangegeven. In het licht van de meerjarige doorwerking van CAO's zij vermeld dat de intensiveringen oplopen tot een totaalbedrag van ca. 3½ à 4 miljard structureel.


Tabel 6 Intensiveringen voor arbeidsmarktknelpunten in de collectieve
sector; in miljoenen guldens

                                                                       2001
 Zorg werknemers                                                        814
 Zorg vrije beroepsbeoefenaren                                          228
 Onderwijs                                                              645
 Politie arbeidsvoorwaarden                                              63
 Politie                                                                158
 (werktijdverlenging)/regiospecifiek/onderwijs/XTC-bestrijding
 Rijk (CAO en specifieke knelpunten)                                    153
 Defensie (CAO en specifieke knelpunten)                                 90
 Totale extra uitgaven voor arbeidsmarktknelpunten                     2151

Zorg

De arbeidsmarktknelpunten in de zorg- en welzijnssector doen zich met name voor bij het verplegend en verzorgend personeel. In grote delen van de zorgsector wordt een nieuw functiewaarderingssysteem geïntroduceerd en in een aantal sectoren wordt de beloning geharmoniseerd. Verder zal het werken in de zorg aantrekkelijker worden gemaakt door gerichte functiedifferentiatie, specifieke beloningen en een hogere onregelmatigheidstoeslag. De instroom wordt bevorderd door een hogere stagevergoeding en meer stagebegeleiding. Tot slot zal het behoud en de instroom van nieuw personeel verbeteren door maatregelen ter vermindering van het ziekteverzuim, waaronder arboconvenanten. Extra middelen, die het kabinet boven op de Overheidsbijdrage voor arbeidskostenontwikkeling (OVA) beschikbaar stelt, worden pas uitgekeerd nadat sluitende afspraken zijn gemaakt met sociale partners over de inzet van deze middelen conform de door het kabinet gestelde doelen.

Met de ondersteuning van de dienstenstructuur is een belangrijke maatregel getroffen om de werkdruk van huisartsen te verlichten. Daarnaast is geld vrij gemaakt voor de gestegen onkosten van huisartsen en specialisten. De opleidingscapaciteit voor medisch specialisten en huisartsen wordt fors uitgebreid.

Onderwijs

Een belangrijke maatregel om het beloningsverschil met de marktsector te verminderen wordt gevormd door de inkorting van de carrièrelijnen. Daarnaast zullen schoolbudgetten van de onderwijsinstellingen worden verhoogd. Deze schoolbudgetten kunnen ook ingezet worden voor onder meer ouderschapsverlof, beloningsdifferentiatie, vergroten van de zij-instroom, de introductie van assistent-leraren en een managementimpuls.

Politie/rijk/defensie

In de analyse uit het Rapport "De arbeidsmarkt in de collectieve sector, Investeren in mensen en kwaliteit" komen de sectoren politie, rijk en defensie qua arbeidsvoorwaarden niet als probleemsector naar voren. Wel wordt een aantal specifieke knelpunten gesignaleerd waar het pakket maatregelen bij aansluit.

Om enkele specifieke knelpunten voor de sector politie op te lossen zijn afspraken gemaakt in het recent gesloten CAO-akkoord. De middelen die beschikbaar worden gesteld voor capaciteitsuitbreiding bij de politie zullen worden ingevuld door verlenging van de werktijd, enkele regiospecifieke problemen en de bestrijding van XTC. Voorts worden middelen beschikbaar gesteld voor het politieonderwijs.

Voor de sector rijk zullen extra maatregelen worden genomen ter bestrijding van ziekteverzuim, het opzetten van expertprojecten en de bevordering van de arbeidsmarktcommunicatie. Daarnaast zal in het CAO-overleg ingezet worden op meer individueel belonen en (loskoppelen) functieschalen.

Ondanks dat het gemiddelde beloningsniveau voor defensie boven dat van de marktsector ligt liggen de aanvangssalarissen van soldaten onder het marktgemiddelde. Middelen worden aangewend om deze aanvangssalarissen te verbeteren.

Voor een goed begrip zij vermeld dat de meeste maatregelen eerst in de loop van 2001 kunnen worden geëffectueerd. Bovendien is het karakter van een deel van de maatregelen zodanig dat sprake is van een oploop van de intensiveringen in komende jaren. De structurele doorwerking van de maatregelen is derhalve hoger dan de voor 2001 opgenomen bedragen.

In bijlage 1 wordt aan de hand van de Verticale Toelichting een meer gedetailleerde toelichting op de uitgavenverhogingen gegeven.


5 Ruimtevergrotende bijstellingen

Onderstaande tabel geeft aan waardoor de ruimte voor extra uitgaven, ten opzichte van Miljoenennota 2001, is ontstaan.


Tabel 7 Ruimtevergrotende bijstelling t.o.v. MN2001

 x mld                                  2001
 1. Nominale ontwikkeling (ruilvoet)    -3,0
 2. Rente                               -0,5
 3. Bijstellingen SZA                   -1,0
 4. EU-afdrachten                       -0,2
 5. HGIS                                -0,1
 6. FES-bruggetje                       -0,6
 7. Uitgavenreserve                     -0,3
 8. Tegenvallers MKZ                     0,4
 9. Overige bijstellingen               -1,0
 10. Totale ruimte voor intensiveringen  6,5

Toelichting


1. Vanwege nominale ontwikkeling ontstaat per saldo in 2001 ca. 3 miljard ruimte. Dit saldo is het gevolg van aan de ene kant een hogere pBBP-deflator (ca. 4,3 miljard) en aan andere kant in de gevolgen voor de uitgaven van hogere lonen en prijzen (incl. koppeling ca. 1,3 miljard).

2. De inkoop van staatsschuld vanaf het derde kwartaal van 2000 levert een rentevoordeel op in 2001. Daarnaast leidt ook de lagere rentevoet tot lagere rente-uitgaven. Door het grotendeels bestemmen van de inkomsten meevallers voor het EMU-saldo loopt de rente meevaller in latere jaren verder op.

3. Er is sprake van een aanzienlijke onderuitputting bij de sector SZA. Voor deze onderuitputting hoeven geen beleidsmaatregelen te worden genomen. Het gaat om middelen die naar verwachting, gezien de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, bij ongewijzigd beleid, niet zullen worden uitgegeven.

4. Vanwege in 2000 opgetreden onderuitputting op de begroting van de Europese Unie behoeft door de lidstaten in 2001 minder te worden bijgedragen. Dit betekent voor Nederland ca. 0,2 miljard lagere EU-afdrachten.

5. Een verhoging van de uitgaven van de Europese Unie voor uitgaven buiten de Europese Unie leidt ertoe dat het Nederlandse budget voor Internationale Samenwerking (HGIS) neerwaarts wordt bijgesteld.
6. Als gevolg van een gewijzigde raming voor de aardgasbaten en vertraging in de verkoop van staatsbezit, alsmede een voorgestelde wijziging in de voedingssystematiek met betrekking tot vergunningen, ontstaat per saldo circa ½ miljard ruimte, die via het FES-bruggetje wordt ingezet ter dekking van extra uitgaven. De voorgestelde wijziging van de voedingssystematiek laat de verwerking van de opbrengst van veiling van vergunningen (bijv. UMTS) aansluiten bij de duur van de vergunning. In plaats van alleen de rente zal ook de hoofdsom gedurende de looptijd geleidelijk vrijvallen voor het FES (annuïteit). Hiertoe zal een wetswijziging worden voorbereid.

7. Bij de Algemene Politieke Beschouwingen is een aantal moties aangenomen die gedekt zijn door middel van de inzet van de uitgavenreserve.
8. In het kader van de MKZ-crisis is in deze Voorjaarsnota rekening gehouden met een tegenvaller van 0,4mrd. Deze bestaat in de eerste plaats uit de voorfinanciering van EU-bijdragen. De ervaring leert dat deze pas na een aantal jaren ontvangen worden. In de tweede plaats is er een noodfonds opgericht. In de derde plaats is er een voorlopige voorziening gecreërd voor handhavingskosten/uitvoeringskosten.
9. De post overige bijstellingen is een saldo post van onder meer verwachte onderuitputting op diverse departementale begrotingen. Voor een overzicht per departementale begroting wordt verwezen naar de bijlage.

10. Per saldo ontstaat circa 6,5 miljard ruimte om extra (collectief gefinancierde) uitgaven te dekken.

De toetsing aan het uitgavenkader

De bijgestelde macro-economische ontwikkeling tezamen met de uitgavenverhoging en het inzetten van de uitgavenreserve, resulteren in een per saldo sluitend kader.


Tabel 8 Toetsing van de netto relevante uitgaven aan de uitgavenkaders (in
miljarden guldens)

                                                                  2001
 Mutaties in de uitgaven sinds Miljoenennota 2001
 Totale netto uitgaven stand Miljoenennota 2001                  362,4
 Macro-economische ontwikkelingen en bijstellingen                -1,4
 Uitgavenintensiveringen                                          6,56
 Inzet FES-bruggetje                                              -0,6
 Statistische correcties                                          -0,1
 Totale netto uitgaven stand Voorjaarsnota 2001                  366,8

 Mutaties in de uitgavenkaders sinds Miljoenennota 2001
 Uitgavenkader stand Miljoenennota                               362,4
 Mutatie prijsontwikkeling BBP                                     4,3
 Inzet uitgavenreserve                                             0,3
 Statistische correcties                                          -0,1
 Uitgavenkader stand Voorjaarsnota 2001                          366,8

 Over-/onderschrijding Voorjaarsnota 2001 (- = onderschrijding)    0,0
 Wv Rijksbegroting in enge zin                                     2,1
 Wv Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt                             -4,3
 Wv Zorg                                                           2,1


6 De belasting- en premieontvangsten

De totale ontvangsten

De totale overheidsinkomsten (belastingen, premies en gasbaten) laten naar huidige inzichten voor 2001 een opwaartse bijstelling zien van 0,7 miljard ten opzichte van de Miljoenennota 2001.


Tabel 9 Ontwikkeling voor de overheidsinkomsten 2001 (in miljarden guldens)

                   Stand MN2001 Stand VJN 2001  Mutatie
 Belastingen (kas)    227,3         227,4*        0,1
 Premies (trans)      132,0          132,2        0,2
 Gasbaten (kas)        4,0            4,5         0,5
 Totaal               363,3          364,1        0,7


* Exclusief een eenmalige kasschuif van 3,6 miljard tussen belastingen en premies. Deze kasschuif, waarmee in de Miljoenennota nog geen rekening was gehouden, is een gevolg van de belastingherziening. Structureel blijft de verdeling over de opbrengst van belasting en premies ongewijzigd.

De belastingontvangsten

Voor 2001 wordt het totaal van de belastingontvangsten op kasbasis geraamd op 227,4 miljard. Dit is een opwaartse bijstelling van 0,1 miljard ten opzichte van de Miljoenennota 2001 (exclusief de verwerking van de Nota van Wijziging). Deze bijstelling is het gevolg van autonome mutaties door wijzigingen in (fiscale) maatregelen, de structurele doorwerking van de realisatie over 2000 en het gewijzigd economisch beeld voor 2001. In tabel 10 worden voor de verschillende belastingsoorten de mutaties ten opzichte van de raming bij Miljoenennota 2001 weergegeven.

De autonome mutaties voor 2001 zijn ten opzichte van de Miljoenennota 2001 met 0,9 miljard neerwaarts aangepast. Voor 0,4 miljard komt dit voort uit de additionele lastenverlichting waartoe is besloten naar aanleiding van de algemene politieke beschouwingen. De raming van de omzetbelasting is daarnaast met 0,5 miljard neerwaarts aangepast. Deze bijstelling hangt samen met de lager dan verwachte BTW-opbrengsten op infrastructuur voor het Openbaar Vervoer. Tot slot vindt er een verschuiving plaats van 1 miljard tussen de loon en inkomstenbelasting door een nadere toedeling van de belastingherziening over deze twee belastingsoorten.

De doorwerking van de realisaties van 2000 is voor -0,3 miljard structureel. Deze doorwerking is reeds toegelicht in de Voorlopige Rekening 2000.

De meest recente macro-economische inzichten uit het CEP 2001 zijn in de raming verwerkt. Op basis hiervan nemen de belastingontvangsten nominaal met
1,4 miljard meer toe dan in september jl. was geraamd. Dit bijgestelde economisch beeld voor 2001 komt bij verschillende belastingsoorten tot uitdrukking. De nominale groei van het BBP neemt toe ondanks een daling van ¾%-punt van de reële groei van het BBP. De hoger geraamde prijsmutatie van de particuliere consumptie (van 3½% bij MEV 2001 naar 4% bij CEP 2001) zorgen voor een opwaartse endogene aanpassing bij de omzetbelasting. De raming van de vennootschapsbelasting is op basis van de gewijzigde grondslagontwikkeling, de hogere olieprijs (Vpb-gas) en een tempoversnelling bij de voorlopige aanslagregeling opwaarts aangepast. Een hoger geraamde loonstijging zorgt voor een lichte opwaartse bijstelling van de raming van de loonbelasting. De endogene groei van de belasting op personenauto's en motorrijwielen is daarentegen neerwaarts bijgesteld in verband met de aangepaste raming voor de autoverkopen. Voor de ontwikkeling van de personenautoverkopen is aangesloten bij de verwachtingen van de RAI. De regulerende energiebelasting (opgenomen bij overig) is eveneens neerwaarts bijgesteld en is in overeenstemming met de gemiddelde ontwikkeling van de laatste jaren.


Tabel 10 Mutaties van raming van de belastingontvangsten 2001* t.o.v.
Miljoenennota 2001 op kasbasis (in miljarden guldens)

                             Totaal   Autonoom   Doorwerking    Gewijzigd
                                                  realisatie    economisch
                                     - Beleid -      2000       beeld 2001
                                       Overig
 Kostprijsverhogende          -3,3   -0,5  -0,5      -2,3          0,1
 belastingen
 Omzetbelasting               -0,6    0,0  -0,5      -0,7          0,7
 Accijnzen                    -1,0   -0,2  0,0       -0,8          0,0
 Belasting van rechtsverkeer  -0,4    0,0  0,0       -0,4          0,1
 Motorrijtuigenbelasting      -0,6   -0,4  0,0       -0,3          0,0
 Belasting op personenauto's  -0,4    0,0  0,0       -0,1          -0,3
 en motorrijtuigen
 Overig                       -0,4    0,0  0,0       0,0           -0,4

 Belasting op inkomen, winst   3,4    0,1  0,0       1,9           1,3
 en vermogen
 Inkomstenbelasting           -0,9   -0,1  -1,0      0,4           -0,2
 Loonbelasting                 2,0    0,2  1,0       0,3           0,4
 Dividendbelasting             0,1    0,0  0,0       0,1           0,0
 Vennootschapsbelasting        2,0    0,0  0,0       0,9           1,1
 Overig                        0,2    0,0  0,0       0,2           0,0
 Totaal belastingen            0,1   -0,4  -0,5      -0,3          1,4

* Exclusief de eenmalige kasschuif zoals gemeld in tabel 9.

Premieontvangsten

Op basis van de huidige inzichten komen de premieontvangsten van de sociale fondsen in 2001 ¼ miljard hoger dan verwacht in de Miljoenennota 2001. De mutaties van de premieontvangsten zijn het resultaat van na de Miljoenennota 2001 genomen beleidsmaatregelen (bij de APB), de doorwerking van premiemeevallers uit 2000 en het gewijzigde economische beeld voor 2001 (tabel 8).

Bij de volksverzekeringen wordt een premiemeevaller van ½ miljard geraamd ten opzichte van de Miljoenennota 2001. Naar verwachting vallen de inkomsten van de volksverzekeringen ½ miljard hoger uit. Bij de werknemersverzekeringen is er sprake van ¼ miljard lagere inkomsten ten opzichte van de Miljoenennota 2001, die met name wordt veroorzaakt door tegenvallende inkomsten bij de ZFW.

Na de Miljoenennota 2001 is bij de Algemene Politieke Beschouwingen besloten tot een aanvullend lastenverlichtingspakket voor 2001. Dit pakket leidt tot een daling van de premieontvangsten met 0,3 miljard. Daarnaast blijkt na de Miljoenennota 2001 dat de individuële ziekenfondsen de nominale ZFW-premie lager hebben vastgesteld waardoor de premieinkomsten 0,5 miljard lager uitvallen. Samen leidt dit tot een neerwaartse bijstelling van de premieontvangsten van 0,8 miljard als gevolg van beleid.

Het gewijzigd economisch beeld in 2001 ten opzichte van de Miljoenennota 2001 leidt tot lagere premieontvangsten. Per saldo leidt de extra stijging van de contractlonen en de daling van de werkgelegenheidsgroei ten opzichte van de Miljoenennota tot de afname in de premieontvangsten.


Tabel 11 Mutatie van de raming van de premieontvangsten VJN 2001 t.o.v.
Miljoenennota 2001 op transactiebasis (in miljarden guldens)

                              Totaal  Beleid    Doorwerking    Gewijzigd
                                                   2000        economisch
                                                               beeld 2001
 Volksverzekeringen            0,5     -0,3         0,7           0,1
 AOW                           0,3     -0,2         0,4           0,0
 ANW                           0,0      0,0         0,0           0,0
 AWBZ                          0,2     -0,1         0,2           0,0

 Werknemersverzekeringen       -0,3    -0,5         0,8           -0,6
 WAO/WAZ                       0,0      0,0         0,3           -0,2
 AWF                           0,1      0,0         0,0           0,1
 WGF                           0,1      0,0         0,1           0,0
 Zfw (incl. Zfi)               -0,5    -0,5         0,5           -0,4

 Totaal                        0,2     -0,8         1,5           -0,5

Aardgasbaten

De voor de ijklat relevante aardgasbaten (niet-belastingontvangsten exclusief FES) vallen in 2001 ½ miljard hoger uit dan geraamd in de Miljoenennota 2001. Dit wordt met name veroorzaakt door een hogere olieprijs en dollarkoers.

Toetsing van de overheidsinkomsten aan de inkomstenijklatten

Om de omvang van de totale inkomstenmeevaller (belastingen, premies en gasbaten) ten opzichte van het Regeerakkkoord te bepalen worden de geraamde overheidsinkomsten in 2001 getoetst aan de inkomstenijklatten. Deze inkomstenijklatten zijn in reële termen opgenomen in de Miljoenennota 1999. Deze reële inkomstenijklatten worden, analoog aan de uitgaventoetsing, eerst nominaal gemaakt met de meest recente raming van de prijsontwikkeling van het BBP. Omdat het bij de toetsing aan de ijklatten gaat om structurele inkomstenmee- of tegenvallers die voortvloeien uit een andere endogene ontwikkeling dan verondersteld in het Regeerakkoord wordt gecorrigeerd voor beleidsmaatregelen en incidentele inkomstenmee- en tegenvallers. Deze correcties zijn opgenomen in de correctiepost.

De inkomstenmeevaller 2001 bedraagt in de VJN2001 20,6 miljard ten opzichte van het Regeerakkoord. Ten tijde van de Miljoenennota 2001 bedroeg de inkomstenmeevaller ten opzichte van het Regeerakkoord 22 miljard7. De inkomstenmeevaller 2001 in de VJN2001 is 1,3 miljard lager dan in de Miljoenennota 2001. Dit wordt veroorzaakt door een stijging van de inkomsten in 2001 met 0,7 miljard en een stijging van de nominale inkomstenijklat van
2,0 miljard, beide ten opzichte van de Miljoenennota 20018. De totale stijging van de nominale inkomstenijklat is het saldo effect van een stijging met 4,1 miljard als gevolg van een hoger pBBP en een daling van de correctiepost met 2,0 miljard.


Tabel 12 Toetsing van de overheidsinkomsten aan de inkomstenijklat 2001
stand VJN 2001 (in miljarden guldens)

                                    Belastingen*  Premies  Aardgas   Totaal
                                            c.s.
 Reële ijklat 2001                         187,6    125,6      2,0    315,3
 PBBP                                       18,2     12,2      0,2     30,6
 Correctiepost                               8,9    -10,3      0,0     -1,4
 Nominale inkomstenijklat VJN              214,7    127,5      2,2    344,4
 2001

 Nominale inkomsten VJN 2001               228,4    132,2      4,5    365,1

 Overschrijding                             13,7      4,7      2,3   20,6**
 inkomstenijklat VJN 2001


* Exclusief de eenmalige kasschuif zoals gemeld in tabel 6. Voor de overschrijding van de inkomstenijklat heeft deze kasschuif geen effect.


** In het CEP 2001 wordt een totale inkomstenmeevaller ten opzichte van het regeerakkoord gemeld van 30mld (exclusief meevaller 1998 van ca. 2mld). Het betreft in het CEP 2001 de meevaller over de periode 1999-2002, terwijl in de Voorjaarsnota 2001 de inkomstenmeevaller over de periode 1999-2001 wordt gemeld.


7 Het EMU-saldo en de EMU-schuld

Het EMU-saldo 2001 wordt nu geraamd op een overschot van ½% BBP. In de Miljoenennota 2001 werd een saldo van ¾% BBP voorzien. De verslechtering van het EMU-saldo is hoofdzakelijk het gevolg van een reële daling van de inkomsten.

In 2001 zet de daling van de EMU-schuld zich verder voort. Voor 2001 wordt op basis van de huidige inzichten een EMU-schuld van 52% BBP voorzien. De bijbehorende nominale EMU-schuld bedraagt 497 miljard gulden.

DE MINISTER VAN FINANCIËN,

Bijlage Verticale Toelichting Voorjaarsnota 2001