Kernhem Commissie levert goed onderzoeksrapport af
De speciale raadscommissie die de gang van zaken bij de vaststelling
van het bestemmingsplan Kernhem heeft onderzocht, heeft haar
onderzoeksrapport vorige week gepresenteerd. De rapportage 'Kernhem,
een opMERkelijke zaak!' is inmiddels vastgesteld in de
raadsvergadering op 10 mei.
Zorgvuldig en correct
De gemeenteraad van Ede gaf complimenten aan de Kernhem commissie.
Gesteld werd dat de commissie voortvarend, consciëntieus en met grote
degelijkheid haar werkzaamheden heeft voltooid. Volgens de
gemeenteraad heeft de commissie voldaan aan de opdracht van 1 februari
om de zorgvuldigheid van het gemeentelijke bestuurlijke
besluitvormingsproces rondom de structuurvisie Doesburg en het
bestemmingsplan Kernhem en de informatievoorziening daarover te
beoordelen. De onderscheiden bestuursorganen in dat proces, te weten
de Stuurgroep ISEV, het college van burgemeester en wethouders van Ede
en de gemeenteraad van Ede, hebben de betreffende besluiten terecht en
in het volste vertrouwen genomen.
De procedure rond de milieu-effectrapportage (MER) voor de woonwijk
Kernhem is te goeder trouw en zorgvuldig uitgevoerd. De
verantwoordelijke bestuursorganen namen in de afgelopen tien jaren
geen bewuste risicos. Zij verzorgden de informatievoorziening op een
correcte wijze. Het gemeentebestuur van Ede mocht er terecht op
vertrouwen dat de Raad van State zich in de bodemprocedure meer op de
inhoud dan op de procedure rond de MER zou richten.
Bevindingen
De commissie heeft in haar onderzoek alle wet- en regelgeving op een
rijtje gezet die voor Kernhem van belang is geweest. Dat zijn met name
de Wet Milieubeheer, het (landelijke) Besluit voor de
milieu-effect-rapportage, de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de
Algemene wet bestuursrecht. Uit een overzicht van de ontwikkeling van
de jurisprudentie in de afgelopen jaren concludeert de commissie dat
de Raad van State in de Kernhem-zaak en vergelijkbare projecten elders
(o.a. Streekplan Zuid-Holland Oost in 1995 en gemeente Reimerswaal in
1998) tot in december 2000 nimmer een waarschuwing over de gevolgde
MER-procedure heeft afgegeven. Pas in een kwestie over het
bestemmingsplan Leidsche Rijn van de gemeente Utrecht heeft de Raad
van State op 8 maart 2001 een waarschuwing over de MER-procedure
gegeven, dus na de Kernhem-zaak van 21 december 2000.
De Kernhem-commissie merkt op dat de relevante wetgeving voortdurend
veranderingen heeft gekend en dat daardoor de jurisprudentie steeds in
ontwikkeling is geweest. De bepaling dat voor een woongebied een
MER-plichtig besluit nodig is dat overeenkomt met 'de vaststelling van
het eerste ruimtelijk plan dat in de betreffende activiteit voorziet',
is echter constant hetzelfde geweest. En voor Kernhem was het de keuze
van de Stuurgroep ISEV in 1992 dat de herziening van het Streekplan
het MER-plichtige besluit zou zijn. Conform de bedoelingen van de
wetgever is toen gekozen voor een MER op basis waarvan locatiekeuzes
konden worden gemaakt, onder meer voor het woongebied Kernhem in Ede.
Omdat ook de provincie Utrecht en meer gemeenten bij de
ISEV-uitwerking betrokken waren, is de provincie Gelderland opgetreden
als coördinerend bevoegd gezag. Uit het dossieronderzoek en de
interviews met ambtelijke adviseurs is volgens de Kernhem-commissie
dan ook niets gebleken van vermelding van risicos bij de keuze van een
MER die gekoppeld was aan een (partiële herziening van) een
Streekplan.
Informatie
In de informatievoorziening is volgens de commissie steeds op de juist
manier gelegenheid geboden aan burgers en belanghebbenden om een
reactie kenbaar te maken. Ook is de inspraak en de
informatievoorziening tussen de diverse bestuursorganen onderling
(college B & W, raadscommissie en gemeenteraad) steeds op een goede
wijze verzorgd.
Vervolgens oordeelt de Kernhem commissie dat het gemeentebestuur op
grond van een eerdere uitspraak de gerechtvaardigde verwachting had
dat de uitspraak in de bodemprocedure ('beroep in hoofdzaak') zich zou
richten op de inhoud van de bezwaren en niet zo zeer op de procedure
rondom de Milieueffect-rapportage. Er werd terecht op vertrouwd dat de
MER-procedure als zodanig goed en zorgvuldig was gevolgd.
Burgemeester en wethouders sturen het rapport op naar de landelijke
overheid, de provinciebesturen van Gelderland en Utrecht, de
gemeentebesturen en andere instanties die bij de ISEV- en
MER-procedure betrokken waren.
Het rapport is voor belangstellenden beschikbaar: door inzage in het
Gemeentelijk Infocentrum in het raadhuis in Ede, door een exemplaar
aan te vragen bij de commissiesecretaris, tel. (0318) 68 06 33 / 68 01
25 of door op Internet de gemeentelijke Website te raadplegen:
www.ede.nl.
Ede, 16 mei 2001