Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=415120



Aan de Voorzitter van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Verenigde Naties en Internationale Financiële Instelling Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag

Datum 15 mei 2001 Auteur Mr S. Kaasjager

Kenmerk DVF/PJ-279/01 Telefoon 070 - 348 6287

Blad /4 Fax 070 - 348 4817

Bijlage(n) - E-mail sanne.kaasjager@minbuza.nl

Betreft Uw verzoek om nadere informatie omtrent stopzetting van Nederlandse steun aan het VN Drugsbureau

Zeer geachte Voorzitter,

Onder verwijzing naar de brief van de Griffier van uw Commissie d.d. 18 april jl., kenmerk Buza 2001/38, waarin u vraagt om nadere informatie omtrent de stopzetting van de Nederlandse steun aan het VN Drugsbureau, kan ik u als volgt informeren.

Het is gebruikelijk dat donoren in de eerste maanden van het kalenderjaar aan VN-organisaties de omvang van de vrijwillige bijdrage voor dat jaar bekend stellen. Wat betreft het VN drugsprogramma (het UN International Drug Control Programme) heb ik evenwel besloten de aankondiging van de Nederlandse vrijwillige bijdrage voor het jaar 2001 uit te stellen, teneinde eerst meer duidelijkheid te verkrijgen over het functioneren van het management van de betreffende organisatie en over de implementatie van een reeks aangekondigde hervormingen.

Al langere tijd worden hervormingen binnen de organisatie van UNDCP dringend aanbevolen door de interne inspectiedienst van de VN, de externe accountantdienst van de VN en de donorgemeenschap. Daarenboven kwam er dit jaar een stroom van berichten op gang over het functioneren van het management van het VN Drugsprogramma, nadat eerder de uiterst kritische en vertrouwelijke ontslagbrief van de voormalige tweede man van UNDCP, Michael von der Schulenburg, was uitgelekt.

Zijn kritiek richtte zich met name op het uitblijven van managementhervormingen en op het leiderschap en de managementstijl van de Uitvoerend Directeur, Pino Arlacchi. De daaropvolgende golf van berichten in de pers, alsmede uitspraken door andere

(ex-)medewerkers van de organisatie hebben de kwestie van het management van UNDCP in een stroomversnelling gebracht.

Thans is het wachten op het verschijnen van rapporten die worden opgesteld door de externe accountantsdienst van de VN en door de interne VN-inspectiedienst. Laatstgenoemde dienst brengt drie rapporten uit: twee reguliere, driejaarlijkse "reviews" van het UN International Drugs Control Programme en het Centre for International Crime Prevention (tezamen vormen zij het UN Office for Drug Control and Crime Prevention); het derde rapport zal zich specifiek richten op het management door Uitvoerend Directeur Arlacchi.

Ik heb deze ontwikkelingen uiteraard met grote aandacht en verontrusting gevolgd. Het jaarlijkse donorenoverleg en de daaropvolgende zitting van de Commision on Narcotic Drugs, het beleidsorgaan van de VN dat sturing geeft aan het drugsprogramma, werd daarom aangegrepen om een krachtige boodschap aan het management van UNDCP over te brengen.

Het beleid ten aanzien van multilaterale instellingen zoals verwoord in de notities "De Kwaliteit van de VN als Kanaal voor Ontwikkelingssamenwerking" en "Samen Werken voor Effect" stelt duidelijk dat goed functionerende organisaties, dan wel organisaties die een goed programma van hervormingen kunnen overleggen, op algemene vrijwillige bijdragen kunnen blijven rekenen. Vrijwillige bijdagen aan organisaties waarvan de kwaliteit als onvoldoende wordt beoordeeld, of waar geen of onvoldoende inzicht bestaat op verbetering, zullen worden verminderd of stopgezet.

Met andere woorden, Nederland heeft goed beheer en adequaat management van multilaterale organisaties zeer hoog in het vaandel. Begrippen als transparantie, onderlinge samenwerking, effectiviteit en resultaatgericht opereren zijn leidende principes in de Nederlandse houding ten opzichte van VN-organisaties en -programma's en zijn dus ook in hoge mate medebepalend voor beslissingen over toekenning van vrijwillige bijdragen.

Nederland - als uitgesproken voorstander van de effectiviteit en integriteit van de VN - draagt deze opvatting, zeker ook in dit geval, niet alleen uit in het Weense VN-circuit, maar ook in het hoofdkwartier van de VN in New York..

In die gedachtegang heeft de Nederlandse delegatie tijdens eerdergenoemde bijeenkomsten naar voren gebracht dat Nederland in beginsel veel waarde hecht aan het gebruik van VN-organisaties als kanaal voor het bevorderen van de sociaal-economische ontwikkeling. Dit doet echter niets af aan de noodzaak van de intermediaire instellingen om hun mandaat op een zo effectief en efficiënt mogelijke wijze uit te voeren. Nederland heeft derhalve de leiding van het VN drugsprogramma opnieuw opgeroepen de noodzakelijke hervormingen zo spoedig mogelijk te implementeren. Daarbij is benadrukt dat al veel eerder dringende aanbevelingen waren gedaan door verschillende VN-diensten en donoren, waaronder Nederland. Voorts heeft de Nederlandse delegatie gewezen op het belang van het rapport van de onafhankelijke VN-inspectiedienst over het dor de Uitvoerend Directeur gevoerde management. Dit rapport moet klaarheid brengen met betrekking tot de thans her en der bestaande twijfels over de wijze waarop Arlacchi leiding geeft aan het programma.

In het verlengde hiervan heeft de Nederlandse delegatie vervolgens aangekondigd dat de beslissing omtrent de vrijwillige bijdrage voor 2001 is uitgesteld, en wel totdat de noodzakelijke hervormingen in de managementstructuur zijn doorgevoerd en totdat duidelijkheid bestaat over het functioneren van het management, met name van Uitvoerend Directeur Arlacchi. In 2000 bedroeg de Nederlandse bijdrage 10 miljoen gulden.

De door Nederland naar voren gebrachte zorgen worden door een groot aantal van de andere donoren gedeeld. Wat betreft het verbinden van financiële consequenties aan de kritiek heeft, voorzover bekend, tot dusverre alleen het Verenigd Koninkrijk evenals Nederland de vrijwillige bijdrage voor 2001 opgeschort, evenwel zonder hier grote ruchtbaarheid aan te geven. Andere donoren, waaronder Australië, Canada, VS en Frankrijk, hebben hun vrijwillige bijdrage aan het VN drugsprogramma (nog) strenger dan voorheen geoormerkt.

Bij dit alles moet echter niet onvermeld blijven dat een groot aantal VN lidstaten grote waardering heeft voor de prestaties en het mandaat van UNDCP in het algemeen. Ook bestaat de nodige waardering voor de manier waarop Uitvoerend Directeur Arlacchi de mondiale drugsproblematiek verder onder de aandacht heeft gebracht. Vele landen, m.n. ontvangende landen uit de Latijns-Amerikaanse en Aziatische regio, maar bijvoorbeeld ook de Verenigde Staten, zijn van mening dat Arlacchi zeer veel voor de drugsbestrijding in die landen heeft betekend in de afgelopen jaren. Ook Nederland heeft waardering voor de wereldwijde activiteiten en prestaties van het VN drugsprogramma op het gebied van de drugsbestrijding. Dit doet echter niets af aan de kritiek op de wijze waarop het programma beheerd en geleid wordt.

De Nederlandse actie en de kritische opstelling van gelijkgezinde landen heeft al effect, aangezien recent een begin is gemaakt met de implementatie van enkele belangrijke - reeds lang geleden aangekondigde - hervormingen. Zo wordt het management versterkt met drie directeuren met ruime beslissingsbevoegdheid, is er een regelmatig managementoverleg en is het nieuwe financieel beheersysteem volledig in werking gesteld. Daarnaast is de Programme and Project Committee begonnen met de werkzaamheden en wordt de evaluatie- en toetsingsfunctie van het programma momenteel verder uitgewerkt. Goedkeuring van het voorstel om een Assistent Secretary General (ASG) aan te stellen die als (sterke) tweede man toezicht zou moeten houden op het management van het programma hangt af van de besluitvorming in het VN hoofdkwartier te New York.

Concluderend, voor Nederland en een aantal andere grote donoren zijn de rapporten van de interne VN-inspectiedienst en van de externe accountant, alsmede de hervormingsgezindheid van de leiding van UNDCP, doorslaggevend voor de besluitvorming over het beschikbaar stellen in 2001 van een vrijwillige bijdrage. Genoemde rapporten zullen hopelijk in de zomer van dit jaar beschikbaar komen. In de komende maanden zullen de ontwikkelingen rond het management van UNDCP nauwkeurig worden gevolgd, zowel in de intersessionele bijeenkomst in oktober van de Commission on Narcotic Drugs, als ook in de regelmatige contacten met het UNDCP-secretariaat. Ik zal u op de hoogt blijven houden van de uitkomst van deze bijeenkomsten, alsmede over de nadere besluitvorming over de (eventuele) Nederlandse bijdrage aan het VN-drugsprogramma in 2001.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking

Eveline Herfkens

Kenmerk
DVF/PJ-279/01
Blad /4

===