Kamer van Koophandel Leeuwarden

Reactie noordelijke kamers op Vijfde Nota

In een gezamenlijke reactie hebben de besturen van de Kamers van Koophandel voor Friesland, Groningen en Drenthe hun mening gegeven op de Vijfde Nota.

Deze gezamenlijke reactie vindt u hieronder.

Ook kunt u meer lezen over de Vijfde Nota in het artikel "noordelijke kamers presenteren zich op Binnenhof" dat daarover is verschenen in het mei-nummer van de Kamerkrant.



3800 BJ Amersfoort
Postbus 1354
de heer J. Pronk

t.a.v. het inspraakpunt Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening,

Aan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu

E-MAIL INFO@LEEUWARDEN.KVK.NL POSTREKENING 841659

Reactie Vijfde Nota

17 mei 2001 RS ew/jgr 0401-141

T (058) 295 43 21 F (058) 212 84 60
POSTBUS 699, 8901 BL LEEUWARDEN
HELICONWEG 62, 8914 AT LEEUWARDEN.

Geachte heer Pronk,

De besturen van de noordelijke Kamers van Koophandel hebben met belangstelling kennis genomen van de inhoud van de Vijfde Nota.

Wij hebben ervoor gekozen om niet per kamerregio (i.c. per provincie) te reageren, maar op landsdelig niveau. Daarmee sluiten wij aan op de noordelijke provincies, die in SNN- verband opereren en reageren alsmede op de aanpak van uw nota, die eveneens grote nadruk legt op de landsdelige benadering.


1. Algemeen.
In z'n algemeenheid bestaat waardering voor de nota. De analyses zijn helder en volledig, evenals de beleidskeuzes. Vanuit noordelijk perspectief is het met name verheugend dat de keuzes uit "Kompas voor het Noorden" in belangrijke mate zijn overgenomen in de nota. In het bijzonder geldt dat voor de economische ontwikkelingszones, die alle vijf zijn aangegeven als stedelijke netwerken. Los van de discussie over de status nationaal versus regionaal stedelijk netwerk v.w.b. Groningen-Assen en Leeuwarden en Emmen, is dit een zaak van belang.

Ook het opnemen van de Zuiderzeelijn als snelle verbinding en de Kompas-doelstelling van 43.000
- met name door de marktsector te realiseren- extra arbeidsplaatsen achten wij voor onze regio en voor het bedrijfsleven van groot belang. Vanuit dit positieve vertrekpunt leidt een nadere beoordeling niettemin tot een aantal punten van kritiek.


2. Sturing landsdelige ontwikkeling.
Voor alle landsdelen wordt in de Vijfde Nota uitgegaan van de trend: ieder landsdeel zijn eigen ontwikkeling. De nota baseert zich daarbij op ramingen van het Centraal Planbureau, die voor het landsdeel West neerkomen op een bovengemiddelde groei. Voor het landsdeel Noord verwacht het CPB daarentegen een werkgelegenheidsgroei die beneden het Nederlands gemiddelde blijft. De nota neigt daardoor eerder naar een West-plus-variant dan naar een West-min-variant, terwijl Kompas voor het Noorden nu juist uitgaat van een versnelde economische groei in Noord-Nederland. Deze ambitie willen wij overeind houden. Het is door het Kabinet geaccepteerd beleid. De Vijfde Nota moet het Noorden de mogelijkheid bieden om de ruimtelijk-economische gevolgen van de voorziene 43.000 extra arbeidsplaatsen en de aanleg van de snelle Zuiderzeelijn te faciliteren.


3. Stedelijke netwerken.
Het begrip stedelijk netwerk vindt z'n ontstaan in de Startnota in 1999, waarin het nog netwerkstad werd genoemd. Na het begrip stedelijk knooppunt uit de Vierde Nota dreigde de nadruk in de Vijno te gaan liggen op corridorvorming met ongewenste gevolgen in de vorm van lintvormige verstedelijking. Het antwoord op dat probleem is in de Vijfde Nota gezocht in het concept van het stedelijke netwerk met knooppunten én verbindingen die samen een netwerk vormen. De netwerkvorming in de economie en samenleving als geheel vormt de inspiratiebron. In het verlengde van de zone-benadering in "Kompas voor het Noorden" achten wij het concept van stedelijke netwerken een uitstekende wijze om het evenwicht te bewerkstelligen tussen de ruimtelijk-economische dynamiek enerzijds en de ruimtelijke en milieukwaliteit anderzijds. Dat alle vijf zones in de Vijfde Nota zijn getransformeerd tot stedelijk netwerk stemt ons daarom tot grote tevredenheid. Van bijzonder belang achten wij verder het feit, dat in ons landsdeel één van de (inter)nationale stedelijke netwerken is geprojecteerd, i.c. Groningen-Assen. Daarmee wordt het belang van het (beoogde) aandeel van het Noorden in de nationale en Europese economie én hoofdinfrastructuur terecht onderstreept en vastgelegd.

Naast deze tevredenheid is er echter ook zorg. Deze betreft met name de positie van Leeuwarden en Emmen in de nota. Door de beleidswijziging ten opzichte van de Vinex dreigen deze steden hun positie, die ze als stedelijk knooppunt en concentratiekern hebben in de nationale en landsdelige verstedelijkingsopgave, te verliezen. Door alle onzekerheid over de gevolgen van het onderscheid tussen nationale en regionale stedelijke netwerken bestaat bij ons, zoals gezegd, zorg over de ontwikkelingskansen voor deze beide steden. Wij verzoeken u om deze zorg weg te nemen door ons de garantie te geven, dat Leeuwarden en Emmen ook in de toekomst alle mogelijkheden en middelen zullen krijgen om hun rol in de landelijke en landsdelige verstedelijkingsopgave te kunnen spelen.

Bij de behandeling van uw begroting eind vorig jaar heeft de Tweede Kamer al uw aandacht gevraagd voor dit punt in de vorm van een kamerbreed aanvaarde motie omtrent de positie van stedelijke knooppunten (i.c. Leeuwarden en Zwolle), die buiten de nationale stedelijke netwerken.vallen. In die motie is aan de regering gevraagd om, evenals voor de zes nationale stedelijke netwerken, ook voor die kernen (extra) middelen te reserveren. Daarmee zullen zij invulling kunnen geven aan hun taken op het gebied van wonen, werken en het creëren van voorzieningen. Inmiddels is noordelijke discussie over deze zaak ook onder uw aandacht gekomen. Wij hebben als Kamers met instemming kennis genomen van het feit, dat u hebt besloten om een onafhankelijk onderzoek uit te laten voeren naar de netwerkrelaties tussen het nationaal stedelijk netwerk Groningen-Assen enerzijds en de steden Leeuwarden en Emmen anderzijds. Wij gaan ervan uit, dat u afhankelijk van de uitkomsten van dat onderzoek zult besluiten of opwaardering van de positie van Leeuwarden en Emmen in de landsdelige en nationale verstedelijkingsopgave in de Vijfde Nota nodig is.


4. Infrastructuur en havens.
De spoedige aanleg van een snelle Zuiderzeeverbinding vormt een belangrijke factor in de meer dan gemiddelde economische groei, die we ook als bedrijfsleven voor het Noorden nastreven. In de Vijfde Nota wordt over het verhuisgedrag van bedrijven opgemerkt dat slechts weinig ondernemers verhuizing naar een andere regio overwegen. De overgrote meerderheid van de verplaatsingen gaat over een korte afstand. Daaraan wordt de conclusie verbonden, dat verhuizing vanuit de Randstad naar andere landsdelen niet echt aan de orde zal zijn, met uitzondering van het midden en zuiden van het land. Naar onze mening wordt echter over het hoofd gezien, dat afstand niet zozeer de factor is, maar vooral reistijd. Daarbij zijn auto en NS tot nu toe maatgevend voor het afstandsgevoel dat men heeft bij het Noorden.
Een snelle verbinding, bij voorkeur als magneetzweefbaan, zal aan deze situatie een eind maken, omdat het Noorden daarmee eerder in het verhuisplaatje van ondernemers uit andere, vollere landsdelen zal voorkomen.
Op zich is de tekst van de Vijno hoopgevend voor dit project. De ruimtelijk-economische gevolgen van de ZZ-lijn voor het Noorden komen echter onvoldoende uit de verf. In de tekst staat alleen in zijn algemeenheid, dat de ruimteclaim voor het Noorden daarin ook moet kunnen voorzien. Ook bestaat er een tegenstelling met de algehele lijn in de nota ten aanzien van landsdelige sturing in de nota zoals aangegeven in punt 2. Dit komt met name tot uitdrukking in de weging van de ruimteclaims, waarop hierna afzonderlijk wordt ingegaan. Naast de magneetzweefbaan vragen wij aandacht voor het belang van de aanleg van de Hanzelijn, waartoe reeds is besloten. Wij pleiten er voor om ten behoeve van het goederenvervoer en als.alternatief voor de noordtak van de Betuwelijn de Hanzelijn door te trekken naar Emmen-Coevorden-Duitsland.

Wij hebben met voldoening geconstateerd, dat het concept van een multimodale Noord-as, zoals beoogd in "Kompas voor het Noorden" en het Bereikbaarheidsprofiel (NVVP), in de Vijfde Nota is opgenomen. Het aansluiten van het Noorden op de economische kerngebieden in Europa en de schakelfunctie tussen de Randstad en die kerngebieden wordt daarmee mogelijk gemaakt. Een aantal consequenties van dat Noord-as concept zijn echter niet voldoende weergegeven. Het gaat daarbij om de twee onderling verbonden multimodale transportassen:
1. * de internationale wegtransportas A6/A7

* de internationale hoofdvaarweg Lemmer-Delfzijl-Duitsland
* de snelle Zuiderzeelijn

2. * de internationale wegtransportas A28/A37-Duitsland en een doortrekking daarvan naar Cloppenburg-Hamburg/Bremen (uitbouw E233)

* de Hanzelijn in combinatie met de spoorlijn Zwolle-Emmen/Coevorden-Duitsland Dit netwerk wordt gecompleteerd door:

* het noordelijk netwerk van multimodale terminals
* de zeehavencomplexen Delfzijl/Eemshaven en Harlingen
* Groningen Airport Eelde


5. Plattelandseconomie
Wij onderschrijven met u het grote belang van concentratie van de stedelijke ontwikkeling in de 5 stedelijke netwerken.
Uit het Masterplan Bedrijventerreinen Noord-Nederland, dat door de noordelijke Kamers van Koophandel en werkgeversorganisaties is opgesteld blijkt echter onder meer dat de economische dynamiek op het platteland behoorlijk groot is. De Vijfde Nota stelt, dat de ruimtelijk-economische ontwikkeling in samenhang met de extra ambitie van 43.000 arbeidsplaatsen volledig binnen de beide regionale stedelijke netwerken moet plaatsvinden. Als dit te strikt zal worden gehanteerd, dan zal dat contraproductief kunnen werken, omdat de groei in belangrijke mate zal moeten komen van het bestaande bedrijfsleven. Er zal daarom wel ruimte moeten blijven voor een bescheiden economische ontwikkeling buiten de stedelijke gebieden, met name ten behoeve van uitbreiding van bedrijven, die daar al gevestigd zijn..Voorts wordt naar ons oordeel te gemakkelijk uitgegaan van een sterke afname van het aandeel van de landbouw in het ruimtegebruik. Met alle begrip voor de realiteit op dit punt, achten wij dit zeker voor Noord-Nederland een onjuist uitgangspunt. De verwachte verdergaande schaalvergroting in de landbouw zal niet automatisch tot afname van het areaal landbouwgrond behoeven te leiden. Dit uiteraard los van het feit, dat de ruimteclaims voor verstedelijking ook in onze regio om een deel van de landbouwgrond zullen vragen. Verder willen wij aandacht vragen voor het bieden van voldoende ruimte voor nieuwe economische dragers op het platteland, alsmede voor toeristisch-recreatieve ontwikkelingen in onze regio. Met name de contourenbenadering in combinatie met alle "groene" nota's, Vogelrichtlijn, PKB Waddenzee, etc. lijken het moeilijk te maken om hier nog een economische factor van betekenis van te maken. In dit verband willen wij tevens nog wijzen op de noodzaak om mogelijkheden voor de winning van delfstoffen te handhaven.


6. Ruimteclaim werken, wonen en voorzieningen in samenhang met de interventiestrategie.
Uit ons onderzoek naar de toekomstige behoefte aan bedrijfsterreinen bij het bestaande bedrijfsleven (Masterplan Bedrijventerreinen Noord-Nederland) komt een veel grotere ruimteclaim voort, dan de hoeveelheid die de Vijno het Noorden heeft toebedeeld (240 ha. t.o.v. 160 ha. per jaar.). Ook de trendberekeningen van de noordelijke provincies geven een dergelijk verschil aan. De ruimteclaims voor andere functies dreigen eveneens onder de maat te zijn. Ook hier wreekt zich weer de samenhang met punt 2. De ambitie om 43.000 arbeidsplaatsen extra te realiseren en de gevolgen van de zweeftrein in combinatie met een mogelijke West-min ontwikkeling, moeten een grotere ontwikkelingsruimte in het Noorden opleveren.

Uiteraard zijn de Kamers van Koophandel niet voor een ongebreidelde groei van het ruimtegebruik. Naast het kwantitatieve verschil van inzicht speelt hier de zogenaamde interventiestrategie van de Vijfde Nota een belangrijke rol. In verband met de grote spanning tussen de ruimteclaims en de ruimtelijke mogelijkheden, is er voor gekozen om eerst te kiezen voor intensiveren, combineren en transformeren en pas daarna voor uitbreiden. Ook de zgn. SER-ladder gaat hiervan uit. In z´n algemeenheid onderkennen wij de noodzaak van een dergelijke benadering. Het is echter een strategie die naar onze mening voor de Randstad veel relevanter is dan voor het Noorden en die overigens ook niet altijd hanteerbaar is.

Met name de ruimtevragende industrie, die wij in de zones willen faciliteren heeft nu juist behoefte aan continuïteit door middel van fysieke en milieuruimte voor verdere uitbreiding. Een intensivering kan voor de korte termijn een aardig resultaat opleveren, maar kan voor dit soort bedrijven een.desinvestering betekenen. Dit vestigingsplaatsvoordeel zullen we juist in ons landsdeel moeten blijven uitbuiten.


7. Het nieuwe locatiebeleid .
Vanuit het failliet van het oude ABC-beleid is gekozen voor een meer kwalitatief gericht beleid, zonder parkeernormen, bvo's, etc. Dit is een verbetering. Er is nu sprake van 3 milieus: centrummilieu, specifieke werkmilieus en gemengde milieus. De opgave is om zoveel mogelijk bedrijven in het meest geschikte milieu te houden en te krijgen. De milieus kennen geen hiërarchie, maar zijn complementair aan elkaar. Met andere woorden, er zit meer afwegingsruimte in en het is minder rigide. Of dit ook meer regionale differentiatie oplevert, moet uiteraard nog blijken. Juist in onze regio moet een rigide toepassing niet leiden tot een remmende werking op de vestigingsmogelijkheden. Veel hangt in dit verband af van de sturingsambities, die gemeenten en provincies zullen laten zien. Dit geldt ook t.a.v. het gedecentraliseerde PDV/GDV beleid. Wij hebben zorg bij de decentralisatie van dit beleid, vanwege de ingrijpende gevolgen die wij vrezen voor de detailhandelsstructuur en de kwaliteit van de binnensteden.


8. Verhouding Vijno t.o.v. Kompas, provinciale en gemeentelijke plannen (contouren en sturing)
We hebben vraagtekens bij nut en noodzaak van rode contouren. De gemeente trekt de contour, legt die voor aan de provincie, die legt het weer voor aan het Rijk en vervolgens moet de gemeente zich er weer aan houden. Dit doorkruist onnodig de huidige planvorming. Ons inziens is het voldoende om randvoorwaarden (met groene contouren) aan te geven en de gebruikelijke planvorming bij provincie en gemeenten de rest te laten doen. Dat is pas echt decentrale sturingsfilosofie. De Vijfde Nota zal het vooral moeten zoeken in de handhaving van de regionale en lokale plannen. Ook hier geldt weer, dat de relevantie in overvolle landsdelen groter is dan in onze regio. In ieder geval moet worden voorkomen, dat daarmee de ambities van "Kompas voor het Noorden" worden doorkruist.


9. Driedubbele sturing: R.O., grondbeleid en contingentering. Als er een goed R.O. beleid is met voldoende sturing en er komt een effectief grondbeleid, dan rijst de vraag of de traditionele woningbouwcontingentering nog wel nodig is. We hebben de indruk dat dit instrument vooral wordt gebruikt om de bestuurlijke zwakte bij het planologisch beleid te corrigeren en te maskeren. De woningbouw zal binnen de randvoorwaarden van een goed R.O- en grondbeleid meer marktconform moeten kunnen verlopen..10. Bestuurlijke organisatie. Op dit punt wordt in de Vijfde Nota veel aan het toeval overgelaten. Voor de uitvoering wordt niet voorzien in nieuwe structuren. Wel zullen volgens de nota ad-hoc oplossingen moeten worden gevonden voor de stedelijke netwerken etc. binnen het raamwerk van de bestaande bestuurlijke organisatie. Dan is er naar ons oordeel niet te ontkomen aan een discussie over de schaal van de gemeenten in samenhang met de sturingsfilosofie van de provincies. Ook de bestuurlijke samenwerking binnen de stedelijke netwerken zal een vorm moeten krijgen, die effectief bestuur mogelijk maakt. Wij zouden het namelijk zeer betreuren, wanneer een gebrekkige bestuurlijke infrastructuur een remmende factor zou worden voor de uitvoering van het ruimtelijk beleid. Onze vrees is dat gebrek aan bestuurlijke slagkracht vertragend zal werken op procedures. Daarbij willen nog uitdrukkelijk uw aandacht vragen voor het belang om ruimtelijke plannen tijdig te voorzien van maatschappelijk draagvlak, ook vanuit het bedrijfsleven.

Tenslotte.
Wij zijn ervan overtuigd, dat de gevolgen van de keuzes in de Vijfde Nota voor het noordelijke bedrijfsleven ingrijpend zijn. Wij gaan er dan ook vanuit, dat u vanuit dit besef met onze bijdrage rekening zult houden in uw uiteindelijke afweging. Wij zien uw reactie met belangstelling tegemoet.

Met vriendelijke groeten,

Namens de Algemene Besturen van de Kamers van Koophandel van Groningen, Friesland en Drenthe

drs. E. Wind

plv. directeur Kamer van Koophandel Friesland