HBO-Raad

Persberichten

17-05-2001
Take 5:
Visitatie Hoger Beroepsopleiding tot Verpleegkundige (HBO-V)

De 19 HBO-V opleidingen zijn op de goede weg bij het herstructureren van hun studieprogrammas. Deze herstructurering was nodig om recht te doen aan de nieuwe eisen die aan hbo-verpleegkundigen worden gesteld. Ook de onderwijskundige vernieuwingen worden door vrijwel alle HBO-Vs voortvarend aangepakt. De visitatiecommissie is echter van mening dat de vormgeving en de inhoud van de duale variant dient te worden heroverwogen. Ook spreekt de commissie haar zorgen uit over de onduidelijke wijze waarop het werkveld omgaat met de verschillende functieniveaus van de verpleegkundigen. Er wordt in de praktijk te weinig een onderscheid gemaakt tussen de mbo- en de hbo-verpleegkundige.

Naar de mening van de visitatiecommissie, onder voorzitterschap van prof. dr. Carla Frederiks, zijn alle HBO-Vs erin geslaagd om de landelijk overeengekomen afspraken over de invulling van de studieprogrammas na te komen. Hierdoor bestaat er een grote mate van eenduidigheid in hetgeen middels de verschillende curricula gerealiseerd wordt. In de nieuwe curricula komen de gedifferentieerde afstudeerfasen goed van de grond. De commissie meent dat met name in de differentiatiefase het hbo niveau goed zichtbaar wordt. Ook onderwijsvernieuwing, vanuit onderwijskundig oogpunt, is bij vrijwel alle HBO-Vs voortvarend opgepakt en uitgevoerd. De commissie meent dat de opleidingen op een vooruitstrevende manier invulling geven aan het verwezenlijken van grotere zelfstandigheid en zelfwerkzaamheid bij studenten. Ook hebben veel opleidingen de keuze gemaakt voor geïntegreerd onderwijs aan de hand van beroepsgerelateerde casussen en problemen.
Hoewel de vorige visitatie lang geleden is hebben de meeste opleidingen, naar de mening van de commissie, sindsdien een goede vooruitgang gerealiseerd.

In het rapport vestigt de commissie de aandacht op de wijze waarop de leren-werken variant (duale variant) is vormgegeven en op de wijze waarop het werkveld het niveau 5 (het functieniveau waarop de HBO-V student functioneert) positioneert. Op beide aspecten heeft de commissie kritiek.
De commissie is van mening dat, over het algemeen, de duale variant onvoldoende gericht is op de brede opleiding van een verpleegkundige op het niveau 5. De duale opleidingen zijn te zeer gericht op het inzetten van de arbeidscapaciteit van de student en minder op de ontwikkeling van de student tot een in meerdere velden van de gezondheidszorg inzetbare, breed opgeleide hbo-verpleegkundige. Tot nu toe heeft het werkveld naar de mening van de commissie onvoldoende de bereidheid getoond werk- en stageplaatsen op het niveau 5 in te richten. Voor zowel de leren-stage variant als de leren-werken variant (duaal) van de HBO-V zijn er voor studenten binnen- en buitenschools te weinig rolmodellen. In de praktijk zijn er te weinig begeleiders van HBO-V studenten die zorg verlenen op niveau 5. Vaak worden er in de praktijk te lage eisen aan de studenten gesteld.

De commissie adviseert de opleidingen ondermeer nog meer samen te werken in de curriculumvernieuwing. Naast de implementatie van het vernieuwingsproject beroepscompetenties hbo verpleegkunde zou de samenwerking tot resultaat moeten hebben dat de lesstof beter wetenschappelijk onderbouwd wordt en een nog duidelijker niveau 5 signatuur krijgt.
De commissie beveelt de HBO-raad aan om in haar bestuurlijk overleg met werkgeversorganisaties de problemen ten aanzien van de kwaliteit en kwantiteit van stage- en werkplaatsen op niveau 5 te bespreken. De commissie denkt hierbij aan het realiseren van reële betaling van instellingen voor het verlenen van stagebegeleiding. Naar de mening van de commissie dient het bestuur van de HBO-raad ook het realiseren van betaalde stages voor studenten bespreekbaar te maken. Dit maakt de opleiding aantrekkelijker voor schoolverlaters.

De commissie is van mening dat door de gezamenlijke inspanning van de opleidingen zelf, de gezondheidszorg, de beroepsgroep, de HBO-raad en de financiers van de opleiding en de gezondheidszorg het mogelijk is de HBO-V opleiding zoveel beter gestalte te geven dat Take 5, de titel van dit rapport, niet meer gezien wordt als een opdracht maar als een aanbeveling.

Op donderdag 17 mei 2001 overhandigt de voorzitter van de visitatiecommissie HBO-V, mevrouw prof. dr. Carla Frederiks, het eindrapport van de commissie aan de voorzitter van de HBO-raad de heer prof. dr. Frans Leijnse.

Samenstelling commissie
De samenstelling van de visitatiecommissie was als volgt:

Voorzitter:

* mevrouw prof. dr. C.M.A. Frederiks, hoogleraar verplegingswetenschap aan de Katholieke Universiteit Nijmegen

Leden:

* de heer drs. T.M.P.G van Bakel, directeur S.V.R.Z Zeeuws Vlaanderen, tevens lid raad van bestuur van de Stichting voor Regionale Zorg Verlening;

* de heer drs. A.M. Eliens, programmaleider verpleegkunde bij het Kwaliteitsinstituut voor de Gezondheidszorg CBO;
* de heer D.C.S.Herfst, MPM, lid raad van bestuur de Thuiszorg Stad Utrecht;

* mevrouw drs. H.C. de Jongh, hoofd verplegingsdienst bij het Revalidatie Centrum Amsterdam;

* mevrouw J. Kruyt, MScN, projectcoördinator palliatieve zorg bij de Thuiszorgorganisatie de Vierstroom;

* mevrouw drs. J. de Lange, hoofd programma ouderen en coördinator thema verpleging en verzorging bij het Trimbos Instituut;
* mevrouw drs. P.F. Roodbol, hoofd opleidingsinstituut Academisch Ziekenhuis Groningen;

* mevrouw mr. L. Vandeputte-Niemegeers, directeur verpleging bij het VU Ziekenhuis te Amsterdam;

* de heer G.J. van der Ploeg, derdejaarsstudent Verpleegkunde Noordelijke Hogeschool Leeuwarden;

* mevrouw J.M.C. Rovers, vierdejaarsstudente Verpleegkunde, Hogeschool Brabant.

EINDE PERSBERICHT