Informatie voor de pers. Vrije Universiteit Amsterdam.
18/05/2001
Econoom analyseert verhuisgedrag, baanmobiliteit en woon-werkverkeer: aWoon-werkafstand minder doorslaggevend dan gedachtA
Ieder huishouden streeft ernaar woon- en werklokatie zo goed mogelijk
op elkaar af te stemmen. Wanneer dat proces van afstemmen onder de
loep wordt genomen, blijkt dat de woon-werkafstand een minder grote
rol speelt bij verhuisbeslissingen die worden genomen dan tot nu toe
werd verondersteld.
Dit betekent niet dat een grote woon-werkafstand onbelangrijk is, maar
geeft vooral aan dat huishoudens, behalve dichter bij hun werk te gaan
wonen, ook dichter bij hun woonlokatie kunnen gaan werken. Zo blijkt
dat huishoudens die op grote afstand van hun werk wonen eerder geneigd
zijn van baan te veranderen dan te verhuizen. De gezinssamenstelling
en daarmee samenhangende woonwensen en -ambities zijn namelijk van
grote invloed. Huishoudens streven vooral een wooncarrière na. Voor
het overheidsbeleid betekent dit dat maatregelen die tot doel hebben
woonlokaties dichter bij het werk te brengen door mensen tot verhuizen
te bewegen, niet automatisch tot een vermindering van het
woon-werkverkeer leiden.
Dit zijn de opvallendste uitkomsten van het proefschrift Residential
mobility and commuting waarop de econoom Arno van der Vlist op dinsdag
22 mei 2001 aan de Vrije Universiteit Amsterdam hoopt te promoveren.
Als gevolg van het alsmaar toenemende woon-werkverkeer dreigt het
Nederlandse wegennet dicht te slibben. De interesse van beleidsmakers
voor de manieren waarop woonkeuze, werkkeuze en pendelgedrag elkaar
beïnvloeden is dan ook groot. Om tot een beter begrip van die
onderlinge verwevenheid te komen analyseerde van der Vlist de
woonduren, de baanduren en de pendeluren van een groot aantal
huishoudens. Van der Vlist: "Het spreekt niet vanzelf dat huishoudens
richting het werk verhuizen om zo de pendelafstand te verkleinen;
daarvoor vinden ze het veel te belangrijk hoe en waar ze wonen.
Bovendien kunnen die huishoudens ook een werklokatie dichter bij hun
huis zoeken."
Volgens de econoom heeft de overheid in het ruimtelijke
ordeningsbeleid tot dusver veel te eenzijdig op het middel
volkshuisvesting ingezet. Van der Vlist: "Volkshuisvesting alléén is
niet het instrument om verkeers- en vervoersbeleidsdoelstellingen te
realiseren. Vandaar ook dat een maatregel als verlaging van de
overdrachtsbelasting (een heffing bij de koop van een huis) in dit
opzicht nauwelijks effect zal sorteren. Het probleem van het
woon-werkverkeer vraagt om een integrale benadering waarin u behalve
volkshuisvesting u de ruimtelijke ordening van werkgelegenheid en
verkeer & vervoer een rol spelen."