http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=415492
Aan de Voorzitter van de Vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Sub-Sahara Afrika Afdeling Zuidelijk Afrika Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 18 mei 2001 Auteur mr. K.J. Hartogh
Kenmerk 362/01 Telefoon +31 70 3485104(5775)
Blad /1 Fax +31 70 3486607
Bijlage(n) 1 E-mail kj.hartogh@minbuza.nl
Betreft Brief Dhr. Bruins (Mozambique)
Zeer geachte Voorzitter,
Op 11 april jl. ontving ik een open brief van de in Mozambique werkzame arts
Bart Bruins over 'ownership' in het algemeen en het PRINDESA-programma in
het bijzonder. De brief van dhr. Bruins ging u mede in kopie toe.
Bij schrijven van 10 mei jl. heb ik op de brief van dhr. Bruins gereageerd.
Te uwer informatie treft u hierbij een afschrift van deze brief aan.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
.
Eveline Herfkens
Aan de heer B. Bruins Nampula Mozambique Ministerie van Buitenlandse
Zaken DAF/ZA Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 10 mei 2001 Auteur K.J. Hartogh
Kenmerk 309/01 Telefoon 070-348 5104(5775)
Blad /3 Fax 070-348 6607
Bijlage(n) E-mail kj.hartogh@minbuza.nl
Betreft Uw brief van 11 april 2001
C.c.
Geachte heer Bruins,
Allereerst dank voor uw openhartige brief over 'ownership' in het algemeen
en het PRINDESA-programma in het bijzonder. Dit soort reacties blijven van
groot belang om het weerbarstige probleem van duurzame capaciteitsopbouw in
al zijn facetten te benaderen.
Alvorens op uw brief in te gaan wil ik u tevens laten weten dat ik grote
waardering heb voor het werk van Nederlandse deskundigen in het veld en dat
ik mij er terdege van bewust ben dat deze vorm van hulp voor de samenwerking
met vele OS-landen, zoals Mozambique, voorlopig van groot belang zal
blijven. Het werk zal wel anders georganiseerd worden dan in het verleden
het geval was. Dat wil zeggen niet in eigen beheer, maar onder
verantwoordelijkheid van het ontvangende land en in de context van een
sectorale benadering.
Op basis van bevindingen en evaluaties is bij organisaties als de Wereldbank
en UNDP alsook bij een aantal bilaterale donoren, waaronder Nederland, sinds
enige jaren sprake van nieuwe richtingen in het denken over, maar vooral ook
het daarbij aansluiten in de uitvoering van, ontwikkelingssamenwerking. Hulp
moet gebaseerd zijn op door overheden van het ontvangende land opgestelde
strategieën voor armoedebestrijding, vastgelegd in zgn. Poverty Reduction
Strategy Papers (PRSP's). Dit vanuit de gedachte dat coherentie en grotere
betrokkenheid c.q. verantwoordelijkheid van het ontvangende land de
duurzaamheid van de hulp bevorderen. Deze armoedestrategieën zullen zoveel
mogelijk in consultatie met het maatschappelijk middenveld worden opgesteld
en uitgewerkt om zodoende breed ownership
te verzekeren. Uiteraard is het de vraag of je zaken als ownership
snel kunt realiseren, vooral als gedurende het proces blijkt dat er nog
weinig ervaring bestaat bij de (centrale) overheid met deze manier van
werken. Toch moet het; uitkomsten van evaluaties ten aanzien van ownership
zijn te overtuigend om langer genegeerd te worden.
Zoals de Nederlandse Ambassadeur te Maputo, dhr. Van der Wiel, u al in zijn
brief van 21 maart 2000 schreef, ging de discussie in het geval van PRINDESA
met name over die eigen bijdrage en verantwoordelijkheid van Mozambique.
Ondanks herhaalde verzoeken daartoe slaagden de Mozambikaanse autoriteiten
er ten aanzien van PRINDESA - een eigen beheer project, getrokken door
buitenlandse technische assistentie - niet in effectief richting te geven
aan het project. Het project is daarom nooit van een 'pre-fase' doorgegroeid
naar een 'startfase' van een langduriger samenwerkingsrelatie op provinciaal
niveau, hetgeen een optie was waar geruime tijd rekening mee werd gehouden.
Omdat er geen enkel zicht bestond op twee elementaire uitgangspunten van het
Nederlandse OS-beleid, te weten duurzaamheid en ownership, is uiteindelijk
besloten het project niet door te zetten.
Mijns inziens is er een verkeerde indruk ontstaan over de wijze waarop de
ambassade omgaat met het PRINDESA-project, alsmede het gezondheidsprogramma
in Mozambique in het algemeen. Wat dat laatste betreft: de
sector gezondheid is één van de vier gekozen sectoren binnen het bilaterale
OS-programma. De beleidsmatige en institutionele context waarbinnen de
Mozambikaanse overheid en verschillende donoren in goed overleg opereren in
deze sector maakt het thans mogelijk om de accenten en de modaliteiten van
de samenwerking geleidelijk aan te verleggen naar een sectorbrede benadering
voor heel Mozambique, waarbij de nadruk ligt op effectiviteit, kwaliteit en
duurzaamheid van de hulp. Een en ander komt zeker ook de provincie Nampula
ten goede.
Voor wat betreft de rol van de ambassade: tot beëindiging van PRINDESA werd
vorig jaar definitief besloten, na zorgvuldige afweging én veelvuldig
overleg met de Mozambikaanse autoriteiten, omdat het project niet
levensvatbaar bleek. Dat deze ontwikkeling voor de Mozambikanen niet als een
verassing kwam - het gebrek aan voortgang werd door de ambassade te Maputo
al in diverse, eerdere brieven gesignaleerd - bleek uit het feit dat de
Mozambikaanse autoriteiten begin mei 2000 schriftelijk en zonder verdere
vragen akkoord zijn gegaan met beëindiging van het project per 31 december
2000. Overigens wijs ik u er op dat in de loop van 2000 in goed overleg met
de Mozambikanen is overeengekomen de volledige stopzetting van het project
eerst in augustus 2001 te realiseren om een aantal lopende zaken naar
behoren af te ronden.
Het door u geschetste dilemma is helaas reëel en herkenbaar. Doorgaan zonder
het ownership-issue echt onder ogen te zien blijkt evenwel geen echt
soelaas te bieden, vandaar dat we niet om de vraag heen kunnen hoe we
duurzame capaciteitsopbouw vorm geven. Daar ligt een commitment mijnerzijds.
Soms vergt dat keuzes, op het eerste gezicht harde keuzes, die naar mijn mening echter onvermijdelijk zijn en waarover u en ik het op de korte termijn wellicht niet eens worden. Weest u er echter van verzekerd dat daaraan geen gebrek aan respect voor het werk dat ter plekke door u en toegewijde Mozambikanen wordt verricht ten grondslag ligt. Integendeel, het is mijn inzet om daarvoor het kader te creëren opdat hulpinspanningen niet keer op keer niet duurzaam blijken na het vertrek van de donor.
Hoogachtend,
Eveline Herfkens
Minister voor Ontwikkelingssamenwerking
Kenmerk
362/01
Blad /1
===