Ministerie van Financien

Titel: Kamernota over de economische Kopenhagencriteria



De Voorzitter van de Vaste Commissie voor Financiën

van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Plein 2

2511 CR DEN HAAG

Datum

Uw brief (Kenmerk)

Ons kenmerk

21 mei 2001

BFB 2001-00396m

Onderwerp

Kamernota over de economische Kopenhagencriteria

Hierbij zend ik u, zoals toegezegd tijdens het Europa-overleg van 18 april jl, een nota die ingaat op enkele vragen omtrent de uitbreiding van Europese Unie. Aan bod komen de economische Kopenhagencriteria, de wijze waarop deze getoetst worden en de rol die de Ecofin kan vervullen bij het economische integratieproces van de kandidaat-lidstaten.

DE MINISTER VAN FINANCIËN

MINISTERIE VAN FINANCIËN

Afdeling Internationale Monetaire Zaken

De economische Kopenhagencriteria

De uitbreiding: wat is er tot nu toe afgesproken?

Momenteel voert de Europese Unie (EU) toetredingsonderhandelingen met twaalf potentiële nieuwe lidstaten, waarvan tien uit Midden- en Oost-Europa. Begin jaren negentig hebben de landen in Midden- en Oost-Europa de status van kandidaat-lid gekregen. Dit betekent dat zij de toezegging hebben gekregen op termijn lid te worden van de EU. Ook Turkije heeft deze toezegging gekregen, alleen worden er met dit land nog geen onderhandelingen gevoerd1.

Al in 1993 hebben de Europese regeringsleiders tijdens hun bijeenkomst in Kopenhagen de criteria vastgesteld waaraan kandidaat-lidstaten moeten voldoen om in aanmerking te komen voor het EU lidmaatschap2. Kort gezegd komen deze Kopenhagencriteria neer op drie eisen:
* Ten eerste moeten de kandidaat-lidstaten beschikken over stabiele instellingen die de democratie, de rechtsstaat, de mensenrechten en het respect voor en de bescherming van minderheden garanderen.
* In de tweede plaats moet er aan een tweetal economische criteria zijn voldaan:


a. landen dienen een functionerende markteconomie te hebben;
b. landen dienen in staat te zijn de concurrentiedruk en de marktkrachten binnen de Unie het hoofd te bieden.


* Als laatste vereiste geldt dat de kandidaat-lidstaten aan de verplichtingen van het EU-lidmaatschap dienen te voldoen. Dit betreft het overnemen van de Europese regelgeving. Daarnaast zullen de kandidaat-lidstaten deelnemen aan de Economische en Monetaire Unie (EMU) en op termijn de euro aannemen3.

Waarom moeten kandidaat-lidstaten aan de economische criteria voldoen?

De economische criteria zijn er op toegespitst om er voor te zorgen dat de fundamentele vereisten voor een concurrerende markteconomie bij toetreding aanwezig zijn. Wanneer de kandidaat-lidstaten hier vóór toetreding aan voldoen zal deelname aan de EU en de interne markt soepel kunnen verlopen. Het inhaalproces dat de kandidaat-lidstaten doormaken zal hierdoor ondersteund worden of zelfs versnellen als gevolg van de toenemende economische integratie. Juist voor de kandidaat-lidstaten is het belangrijk dat de uiteindelijke toets van de economische criteria zorgvuldig plaatsvindt. Veel van de toetredende landen hebben na decennia communisme slechts een korte historie van

marktwerking. Bij deelname aan de EU zal de concurrentiedruk snel stijgen door een toename van het verkeer van personen, goederen, kapitaal en diensten. Een goed functionerende markteconomie, die in staat is deze druk te weerstaan, is noodzakelijk om van de voordelen van de interne markt te profiteren.

Hoe zijn de economische Kopenhagencriteria geoperationaliseerd?

De Europese Commissie toetst in welke mate de kandidaat-lidstaten aan de economische Kopenhagencriteria voldoen. Hierbij maakt de Commissie gebruik van de in Agenda 20004 vastgelegde operationalisering van de twee bovengenoemde economische subcriteria:

Ad a) Het hebben van een functionerende markteconomie vereist dat aan de volgende condities moet worden voldaan:

* het evenwicht tussen vraag en aanbod wordt tot stand gebracht door vrije werking van de marktkrachten; de prijzen en de handel zijn geliberaliseerd;

* er bestaan geen belangrijke belemmeringen voor de toegang tot de markt (oprichting van nieuwe ondernemingen) en de uittreding daaruit (faillissementen);

* het rechtssysteem, inclusief de regelingen van eigendomsrechten, is tot stand gebracht; de naleving van wetten en overeenkomsten kan worden afgedwongen;

* er is macro-economische stabiliteit bereikt, inclusief een adequate prijsstabiliteit en duurzame openbare financiën en een duurzame betalingsbalanssituatie;

* er heerst een brede consensus over de hoofdzaken van het economisch beleid;

* de financiële sector is voldoende ontwikkeld om besparingen door te sluizen naar productieve investeringen.

Ad b) Het tweede subcriterium, het kunnen weerstaan van de concurrentiedruk en marktkrachten binnen de Unie, vereist een minimumniveau aan concurrentievermogen in de belangrijkste economische sectoren. Dit wordt beoordeeld aan de hand van:
* het bestaan van een functionerende markteconomie, met een voldoende mate van macro-economische stabiliteit zodat de deelnemers aan het economisch leven beslissingen kunnen nemen in een klimaat van stabiliteit en voorspelbaarheid;
* een voldoende hoeveelheid menselijk en fysiek kapitaal tegen redelijke kosten, waaronder infrastructuur (energievoorziening, telecommunicatie, vervoer, etc.), onderwijs en onderzoek, en de toekomstige ontwikkelingen op dit gebied;

* de mate waarin het regeringsbeleid en de wetgeving van invloed zijn op het concurrentievermogen door middel van het handelsbeleid, concurrentiebeleid, nationale steunmaatregelen, steun voor het midden- en kleinbedrijf, enzovoort;
* de mate en het tempo van handelsintegratie van een land met de Unie vóór de uitbreiding. Dit geldt zowel voor het volume als de aard van de goederen die reeds met lidstaten worden verhandeld;
* het percentage van kleine ondernemingen, deels omdat kleine ondernemingen in het algemeen meer van een betere toegang tot de markt profiteren, en deels omdat een overheersing van grote ondernemingen zou kunnen wijzen op een grotere terughoudendheid om zich aan te passen.

Hoe worden de economische Kopenhagencriteria getoetst?

Tijdens de ER van Kopenhagen is tevens afgesproken dat de Europese Commissie jaarlijks een rapport (Regular Report) opstelt om te beoordelen in welke mate de kandidaat-lidstaten aan de Kopenhagencriteria voldoen. Voor wat betreft de economische criteria wordt per land aan de hand van verschillende indicatoren, w.o. macro-economische ontwikkelingen, de mate van privatisering en prijsliberalisatie, beschreven hoe de zaken er voor staan. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de economische Kopenhagencriteria kwalitatief worden getoetst; er is dus geen sprake van een cijfermatige beoordeling, zoals het geval is bij de Maastrichtcriteria. Een scherpe directe afweging is hierdoor moeilijker te maken. De conclusie dat bijvoorbeeld Litouwen een functionerende markteconomie heeft, is nu eenmaal moeilijker te trekken dan de conclusie dat de inflatie onder de 2 of 3% ligt.

Het is niet eenvoudig om de bovenstaande condities in cijfers te vatten die voor elk land een juiste toets vormen. Wat is bijvoorbeeld de juiste hoeveelheid menselijk kapitaal, en hoe meet je dat? De economische cijfers van de kandidaat-lidstaten zijn bovendien nog niet altijd even exact. Voorkomen moet worden dat onjuiste cijfers het beeld vertroebelen. Anderzijds zou het wel mogelijk moeten zijn om meer gebruik te maken van kwantitatieve gegevens om een afweging te maken waar de landen staan en wat de onderlinge verschillen zijn. Landen zouden ook met de Unie vergeleken kunnen worden. Op deze wijze kan men van elkaar leren, elkaar de maat nemen en onderling druk uitoefenen om goed te presteren.

Waar staan de kandidaat-lidstaten nu?

Met betrekking tot de economische criteria concludeert de Commissie in de meest recente Regular Reports (november 20005) dat alleen Cyprus en Malta goed functionerende markteconomieën zijn, die tevens het vermogen hebben om de concurrentiedruk en marktkrachten binnen de Unie het hoofd te bieden (zie tabel 1). Deze twee landen voldoen aan de beide subcriteria van de economische Kopenhagencriteria.

Uit de rapporten blijkt ook dat er een grote groep landen is die reeds aan het eerste subcriterium voldoet en dus als een functionerende markteconomie aangemerkt kan worden. Deze groep landen is nog niet in staat om aan het tweede subcriterium te voldoen, te weten de concurrentiedruk kunnen weerstaan.

Tabel 1: Beoordeling Europese Commissie

Hebben een functionerende markteconomie

Nee

Ja

Kunnen de concurrentiedruk

En marktkrachten binnen de

Unie weerstaan

Ja

Malta en Cyprus

Nee

Bulgarije

Roemenië

KT:

KT:

LT:

Polen, Hongarije en Estland


------------------------------------------Tsjechië en Slovenië



Letland, Litouwen en Slowakije

Bron: Regular Reports Europese Commissie, november 2000.

De Commissie brengt wel een rangorde aan in deze laatste groep landen door een indicatie te geven van de termijn waarop een land in staat wordt geacht de concurrentiedruk te kunnen weerstaan. Polen, Hongarije en Estland zouden op korte termijn (KT) de concurrentiedruk en marktkrachten binnen de Unie het hoofd kunnen bieden, mits ze de huidige hervormingen doorzetten. Voor Tsjechië en Slovenië geldt dat ze op de korte termijn kunnen voldoen mits ze de overgebleven hervormingen uitvoeren en implementeren. Letland, Litouwen en Slowakije hebben nog veel werk te verzetten en zullen dit stadium pas op de langere termijn (LT) bereiken. Roemenië en Bulgarije voldoen tot slot aan geen van beide economische subcriteria. Bulgarije heeft duidelijke vooruitgang geboekt, terwijl in Roemenië te weinig is gebeurd, aldus de Commissie.

Wat is het oordeel van andere internationale organisaties?

De Europese Bank voor Ontwikkeling en Wederopbouw (EBRD) produceert kwantitatieve indicatoren waaruit af te lezen valt hoe ver een land is gevorderd in het transitieproces. Wanneer de EBRD-cijfers vergeleken worden met de beoordeling van de Commissie blijkt dat de twee conclusies qua rangorde redelijk overeenkomen (zie figuur 1). Hongarije, Polen en Estland presteren bij beide instellingen het best, gevolgd door Tsjechië en Slovenië. Wel vallen er volgens de EBRD binnen de onderscheiden groepen nog nadere verschillen aan te geven. Zo blijkt bijvoorbeeld dat Polen met een transitie-indicator van 3,35 nog meer werk heeft te verzetten dan Hongarije (transitie-indicator van 3,6).

Verder geeft het verloop van de beoordeling van de EBRD inzicht in de snelheid waarmee het transitieproces zich tot nu toe heeft voltrokken en een indicatie over de tijdshorizon voor de nog resterende hervormingen. Hieruit valt op te maken dat de hervormingen in de eerste jaren van de transitie snel zijn verlopen. In het midden van de jaren negentig trad er bij de meeste landen een vertraging op, die in sommige landen nog steeds voortduurt. Volgens het oordeel van de EBRD maken Bulgarije en Roemenië een snelle inhaalslag door.

Fout! Ongeldige koppeling.

Figuur 1 EBRD-transitie-indicatoren.

De y-as betreft een combinatie van factoren, waaronder de mate van prijsliberalisatie, privatiseringen, bankhervormingen en mededingingsbeleid; met een schaalverdeling van 0 tot 4 (4 is het niveau van een westerse markt-economie).

Bron: EBRD transitierapport 2000

Het IMF heeft in de World Economic Outlook van oktober 2000 aandacht besteed aan de progressie van de kandidaat-lidstaten op weg naar EU-toetreding6. Geconstateerd wordt dat de kandidaat-lidstaten uit Midden- en Oost-Europa veel vooruitgang hebben geboekt sinds 1989. Zo bedraagt het aandeel van de particuliere sector in de productie in ieder land reeds meer dan 50% (in de EU ligt dit percentage rond de 80%)7. Verder constateert het IMF dat de verschillen in de groep groot zijn. Over het algemeen geldt dat de landen die de meeste hervormingen hebben doorgevoerd, ook de landen zijn met het hoogste inkomen per hoofd van de bevolking. Toch loopt dit inkomen nog ver achter bij het EU-gemiddelde (zie voetnoot 6). Verschillende indicatoren geven aan dat Hongarije, Polen, Slovenië, Estland Tsjechië en Slowakije verder gevorderd zijn op de weg naar EU-toetreding dan Letland, Litouwen Roemenië en Bulgarije. In het licht van de ervaringen in Azië en recent Turkije, noemt het IMF de situatie in de financiële sector en de kwaliteit van het toezicht cruciaal voor een stabiele economische en financiële situatie. Kandidaat-lidstaten zouden hier nog hard aan moeten werken. In de jaarlijkse landenrapporten van het IMF (Artkel IV-consultaties) over de kandidaat-lidstaten wordt ingegaan op de structurele hervormingen die de landen moeten doorvoeren op weg naar EU-toetreding.

Wat staat de kandidaat-lidstaten de komende tijd te doen?

Zowel de Europese Commissie, de EBRD, als het IMF geven aan dat het doorvoeren van structurele hervormingen van essentieel belang is voor de economische ontwikkeling in de kandidaat-lidstaten. De landen moeten verder gaan met het privatiseren van hun staatsbedrijven, het implementeren van duidelijke wet- en regelgeving en het gezond maken van de financiële sector, waaronder het bankwezen.

Het is prijzenswaardig dat de kandidaat-lidstaten er reeds nu naar streven te voldoen aan de nominale Maastrichtcriteria. Per slot van rekening betekent het nastreven van de criteria dat een land zich richt op macro-economische stabiliteit, hetgeen nodig is voor deelname aan de EMU. Het is evenwel denkbaar dat het doorvoeren van structurele hervormingen tijdelijk kan conflicteren met het voldoen aan deze criteria. Zo kan het liberaliseren van prijzen tijdelijk tot hogere inflatie leiden. Versterking van de fysieke en institutionele infrastructuur verhoogt de druk op de begroting. Ook het privatiseren van staatsbedrijven en staatsbanken kan negatieve budgettaire gevolgen hebben, indien dit gepaard gaat met herstructurering van de openstaande schulden.

Daarnaast geldt dat de kandidaat-lidstaten een inhaalproces ten opzichte van de EU doormaken8. In dit inhaalproces vertonen de kandidaat-lidstaten een hogere groei en inflatie. Het catching-up proces is een natuurlijk economisch proces dat nodig is om de verschillen met de EU te verkleinen en een toekomstige toetreding tot de EMU te vergemakkelijken. Door de hogere inflatie kan het zijn dat er tijdelijk niet wordt voldaan aan dit specifieke Maastrichtcriterium9.

Hoewel macro-economische stabiliteit belangrijk is voor een gezonde economische ontwikkeling, is het voor de kandidaat-lidstaten lastig om snel aan de Maastrichtcriteria te voldoen. Wanneer deze landen hier op dit moment naar zouden streven, lopen ze het risico noodzakelijke hervormingen en het inhaalproces schade aan te doen. De kandidaat-lidstaten hoeven de Maastrichtcriteria echter ook nog niet te halen. Die zijn immers gericht op het aannemen van de euro en niet op EU-deelname.

Hoe draagt de Raad bij aan het proces van economische convergentie?

De Algemene Raad behandelt jaarlijks de Regular Reports van de Commissie en bericht hierover aan de Europese Raad. De nadruk ligt hierbij op de politieke ontwikkelingen, de voortgang bij de toetredingsonderhandelingen en de overname van de Europese-regelgeving. De Ecofin heeft tijdens het Franse voorzitterschap aandacht besteed aan de voortgang die de kandidaat-lidstaten hebben geboekt op het gebied van de economische criteria. Een verklaring hierover is aan de ER van Nice toegezonden.

Naar aanleiding van deze Ecofin-bespreking heeft de Ecofin besloten een dialoog te starten met de kandidaat-lidstaten met als doel deze landen te helpen bij hun economische integratieproces naar EU-toetreding. Bovendien zullen de nieuwe lidstaten bij toetreding volledig gaan meedraaien in de economische beleidscoördinatie procedures (o.a. het Stabiliteit- en Groeipact en de Globale Richtsnoeren). Het is belangrijk dat dit proces goed wordt voorbereid. Door reeds nu een dialoog te starten wordt de samenwerking en de uitwisseling van informatie tussen de huidige en de toekomstige lidstaten reeds vóór de toetreding verder versterkt. Landen kunnen in een vorm van pre-toetredings multilateraal toezicht reeds ervaring op doen met het proces van peer pressure, review en benchmarking: de wijze waarop men elkaar in de EU de maat meet.

De Commissie zal ten behoeve van de dialoog jaarlijkse rapporten over de economische en financiële situatie opstellen. Tevens zullen de door de kandidaat-lidstaten te schrijven Pre-accession Economic Programs (voorlopers van de convergentieprogramma) en de Regular Reports van de Commissie tijdens de dialoog aan bod komen. Tijdens de informele Ecofin van Malmö, van 20-22 april jl, heeft een eerste bijeenkomst met de kandidaat-lidstaten plaatsgevonden. Het reeds aan de Kamer toegezonden verslag van deze bijeenkomst geeft een overzicht van hetgeen daar is besproken.


- o -