Ministerie van Financien

Titel: Verslag van Voorjaarsvergadering IMF en Wereldbank



De Voorzitter van de Vaste Kamercommissie voor

Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Plein 2

2511 CR Den Haag

Datum

Uw brief (Kenmerk)

Ons kenmerk

21 mei 2001

BFB 2001-00408/M

Onderwerp

Verslag van Voorjaarsvergadering IMF en Wereldbank

29 & 30 april, 2001

Mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking doe ik u hierbij het verslag toekomen van de bijeenkomsten van de Groep van Tien, het International Monetary and Financial Committee (IMFC), de gezamenlijke vergadering van het International Monetary and Financial Committee en het Development Committee (IMFC/DC), en van het Development Committee (DC), die op 29 en 30 april in Washington DC hebben plaatsgevonden. De communiqués van deze vergaderingen zijn eveneens toegevoegd, alsook de interventies die Nederland namens de kiesgroep heeft ingebracht ten behoeve van het IMFC, de gezamenlijke IMFC/DC-bijeenkomst en het DC.

DE MINISTER VAN FINANCIËN

VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN DE GROEP VAN TIEN,

VAN HET INTERNATIONAL MONETARY AND FINANCIAL COMMITTEE,

VAN DE GEZAMENLIJKE VERGADERING VAN HET INTERNATIONAL MONETARY AND FINANCIAL COMMITTEE EN HET DEVELOPMENT COMMITTEE,

EN VAN HET DEVELOPMENT COMMITTEE

29-30 April 2001 te Washington

Groep van Tien

De ministers van Financiën en de presidenten van de centrale banken van de landen van de G10 kwamen op 29 april jl., voorafgaand aan de vergadering van het IMFC, bijeen onder voorzitterschap van de Duitse minister van Financiën Eichel.

De voorzitter van de G10-deputies, Brouwer, directeur DNB, deed verslag van de werkzaamheden door de deputies in het afgelopen halfjaar. Een werkgroep, die mede onder het Financial Stability Forum ressorteert, heeft onderzoek gedaan naar de complicaties bij de liquidatie van grote en complexe financiële instellingen, zoals deze door het proces van consolidatie in de financiële sector zijn ontstaan. Het werk op dit terrein zal de komende periode worden voortgezet. Daarnaast is door de deputies gesproken over de juridische en institutionele fundamenten van het internationale financiële stelsel, en de verschillen daarin tussen landen.

De ministers en presidenten stonden uitvoerig stil bij het komende onderzoek van de deputies naar de structurele en institutionele factoren bij de verklaring van de schommelingen in vermogensprijzen. Naast macro-economische ontwikkelingen kunnen micro-economisch beleid en land-specifieke institutionele arrangementen een rol spelen bij het veroorzaken van prijsontwikkelingen op markten voor onroerendgoed en financiële vermogenstitels (zoals aandelen) die tijdelijk sterk afwijken van lange-termijn historische waarden.

De ministers en presidenten hechtten in het algemeen belang aan het voorgenomen onderzoek naar deze factoren en noemden in dit verband specifiek de rol van correcte en tijdige
financiële-informatievoorziening bij het beoordelen van risicos en het helpen tegengaan van excessieve prijsontwikkelingen. Daarnaast werden door sommige sprekers distorsies in het belastingregime en het kredietverstrekkingsbeleid van financiële instellingen als factoren gezien die mede kunnen bijdragen aan een excessieve prijsstijging. In dat verband werd zeker ook de onroerendgoedmarkt van belang geacht in het onderzoek, vanwege de directe relatie met hypothecaire kredietverstrekking door het bankwezen.

Enkele sprekers, waaronder DNB-president Wellink, signaleerden een toegenomen belang van markten voor financiële vermogenstitels als transmissiekanaal voor het monetaire beleid. De gestegen omvang van deze markten is gepaard gegaan met een toegenomen correlatie tussen wereldwijde vermogensprijsbewegingen, in het bijzonder die van aandelen. Dit heeft extra risicos voor de financiële stabiliteit met zich meegebracht. President Wellink legde een verband tussen aandelen- en valutamarkten: dat vermogensprijzen gedurende langere tijd kunnen afwijken van hun waarschijnlijke evenwichtswaarden is op de valutamarkten reeds jaar en dag een bekend fenomeen. De kennis die hierover is verzameld kan dan ook van nut zijn bij het onderzoek naar de oorzaken van prijsontwikkelingen op aandelenmarkten.

De ministers en presidenten deelden de overtuiging dat het niet in het vermogen van beleidsmakers ligt om de oorzaken van prijsontwikkelingen op vermogensmarkten precies te kennen en dat het derhalve mogelijk noch wenselijk is om hier met beleid actief op in te spelen. Wel kan worden getracht distorsies in micro-economische en institutionele arrangementen in kaart te brengen die bestaande prijsontwikkelingen mogelijk versterken, om daaraan vanuit een lange-termijn perspectief beleidsconclusies te verbinden.

International Monetary and Financial Committee

Het International Monetary and Financial Committee (IMFC) kwam op 29 april jl. bijeen onder voorzitterschap van de Britse minister van Financiën, Brown. De volgende onderwerpen kwamen aan de orde: ontwikkelingen in de wereldeconomie; de versterking van de expertise en de rol van het IMF ten aanzien van financiële markten en op het terrein van crisispreventie; stroomlijning van conditionaliteit en versterking van ownership; en de strijd tegen financieel misbruik c.q. witwassen. De interventies van de meeste deelnemers zijn terug te vinden op de website van het IMF (www.imf.org). De Nederlandse interventie en het IMFC Communiqué zijn als bijlage toegevoegd aan dit verslag.

In zijn interventie sprak Nederland, bij monde van DNB-president Wellink, opnieuw steun uit voor de door de Managing Director ingeslagen koers om het beleid van het IMF op het terrein van crisispreventie en conditionaliteit meer te concentreren op de kerntaken. Nederland heeft benadrukt dat een duidelijker focus in de condities die het Fonds aan zijn kredietverstrekking hecht niet is bedoeld als verzwakking, maar eerder als versterking van het IMF-beleid in lidstaten met aanpassingsprogrammas. Ook de rol van het IMF en de Wereldbank bij de bestrijding van witwassen, hoewel van groot belang, dient in lijn te zijn met de mandaten en het coöperatieve karakter van de twee instellingen. Tevens werd aangedrongen op nadere invulling en concrete implementatie van de eerder overeengekomen principes inzake de betrokkenheid van de particuliere sector bij crisisbestrijding. Hierbij is het van belang dat de bestaande regels voor de maximale kredietverlening door het Fonds aan lidstaten beter in acht wordt genomen.

Ontwikkelingen in de wereldeconomie

De Economic Counsellor en Directeur Onderzoek van het IMF, Mussa, gaf een korte presentatie naar aanleiding van de recent gepubliceerde World Economic Outlook. Mussa toonde zich weinig optimistisch over de huidige stand van de wereldconjunctuur. Ten opzichte van oktober was de groeiverwachting voor de wereld als geheel met 1 procentpunt naar beneden bijgesteld. Dit is met

name het gevolg van de neerwaartse bijstellingen voor de VS, Japan en Zuid-Oost Azië. Maar ook in Europa zal de groei lager uitkomen dan eerder verwacht. Volgens Mussa heeft het beloop van de Amerikaanse en Europese economie over de afgelopen dertig jaar een aanmerkelijke correlatie

vertoond. Het valt derhalve ook nu te verwachten dat de Europese economie beduidende gevolgen zal ondervinden van de sterke teruggang van de Amerikaanse groei. Mussa zei in dit verband dat Europa tot voor kort met recht een 'wait and see' benadering had gevolgd ten aanzien van het monetaire beleid, maar dat inmiddels de tijd was aangebroken voor een beperkte monetaire verruiming. Hiernaast benadrukte Mussa dat ook een oplossing van de crises in Turkije en Argentinië van belang was voor de verdere ontwikkeling van de wereldconjunctuur.

Minister Dervis van Turkije gaf een toelichting op het economische hervormingsprogramma van de Turkse regering, dat als basis zal dienen voor het nieuwe IMF-programma waarover de Raad van Bewindvoerders zich binnenkort zal buigen. Het Comité verwelkomde de combinatie van banksanering, budgettaire consolidatie en structurele hervormingen en drong aan op standvastige implementatie van de aangekondigde maatregelen. De ministers spraken hun vertrouwen uit dat dit, in combinatie met financiële steun door het IMF en de Wereldbank, de basis zal leggen voor terugkeer van de financiële stabiliteit en herstel van de economische groei. Dankzij de toegezegde hulp van het IMF en de Wereldbank is bilaterale steun aan Turkije niet meer aan de orde.

Versterking van de rol van het IMF in financiële markten en op het terrein van crisispreventie

De Managing Director, Köhler, gaf in zijn inleiding aan dat crisispreventie en de aandacht daarin voor de rol van de financiële sector één van zijn prioriteiten voor de komende tijd zal zijn. Het IMF moet beter worden in het voorspellen van crises, en bij onhoudbare economische ontwikkelingen ook duidelijker zijn stem laten horen in de dialoog met autoriteiten en desnoods in het publieke debat. Köhler benadrukte in dat verband het belang van voortgaand werk aan de ontwikkeling van early warning indicatoren. Daarnaast zag hij mogelijkheden binnen het Fonds om de kennis van, en de dialoog met, de financiële markten verder te verdiepen. Daartoe heeft het IMF onlangs besloten tot de vorming van een International Capital Markets afdeling, die de bestaande expertise binnen het Fonds moet bundelen en verder vergroten. Daarnaast is de Capital Markets Consultative Group opgericht als instrument voor een geregelde informele dialoog tussen het IMF en de particuliere financiële instellingen. Als derde element in zijn strategie benadrukte hij het belang van de Financial Sector Assessment Programs (FSAPs), een nieuw surveillance-instrument dat tot doel heeft de financiële sector van lidstaten aan een grondig en gedetailleerd onderzoek te onderwerpen en zwaktes en behoefte aan technische assistentie in kaart te brengen. Hoewel de prioriteit in het FSAP-werkprogramma tot op heden lag bij de systeemrelevante opkomende economieën, vroeg Köhler zich af of ook industrielanden met grote financiële centra een FSAP zouden moeten ondergaan. Een probleem hierbij blijft evenwel de kosten die met een FSAP zijn gemoeid. Om die reden, en vanwege het beslag op de personele capaciteit van het Fonds, hield Köhler een pleidooi voor aanvullende expertise en financiering vanuit de industrielanden.

In het Comité bestond brede instemming met de prioriteiten op het terrein van crisispreventie zoals door de Managing Director uiteengezet. In dat verband werd ook aandacht gevraagd voor het dilemma waar het IMF in zijn surveillance-beleid vaak voor staat: hoe lidstaten te stimuleren goed beleid te voeren en onhoudbaar beleid desnoods publiekelijk aan de kaak te stellen, zonder met een al te openhartige benadering financiële crises te katalyseren die anders wellicht voorkomen hadden kunnen worden. De ministers verwelkomden daarnaast de benoeming van de Indiër Ahluwalia tot directeur van het Independent Evaluation Office (EVO) en zagen uit naar het werkprogramma van het EVO bij de volgende vergadering van het IMFC.

Conditionaliteit

Tijdens de discussie bleek redelijke instemming te bestaan met het streven van de Managing Director om de conditionaliteit in het kader van IMF-aanpassingsprogrammas te stroomlijnen en te concentreren op de kerngebieden van het Fonds. Dit kon echter niet verhullen dat er verschil van inzicht bestaat over de mate waarin deze stroomlijning vorm moet krijgen.

Er was brede overeenstemming dat conditionaliteit in landen die gebruik maken van IMF-krediet van essentieel belang blijft om goed beleid te stimuleren en het Fonds zekerheden voor zijn financiële middelen te verschaffen. De doelstelling van de stroomlijning van de programmacondities is niet om de conditionaliteit te verzwakken, maar om ze effectiever en efficiënter te maken. Erkend werd dat structurele hervormingen weliswaar belangrijk zijn, maar dat een te ambitieuze hervormingsagenda de effectiviteit van het aanpassingsprogramma op het spel kan zetten. De meeste ministers waren in dat verband van mening dat de structurele beleidsmaatregelen die het IMF als voorwaarden stelt zich moeten beperken tot die maatregelen die van essentieel belang zijn voor het bereiken van de macro-economische doelstellingen van het programma. Diverse ministers benadrukten in dit verband het grote belang van verbeterde samenwerking tussen het IMF en andere instellingen, met name de Wereldbank. De condities die beide instellingen in het kader van hun programmas stellen moeten nauw op elkaar aansluiten teneinde te voorkomen dat stroomlijning van IMF-conditionaliteit leidt tot hiaten en inconsistenties in het hervormingsprogramma.

Het Comité benadrukte dat conditionaliteit rekening moet houden met de specifieke economische situatie en het besluitvormingsproces in de lidstaat, teneinde het nationale draagvlak voor het hervormingsprogramma (ownership) zo groot mogelijk te maken. Het helpen vergroten van de institutionele capaciteit van lidstaten, bijvoorbeeld door middel van technische assistentie, teneinde de uitvoering van hervormingsmaatregelen te verbeteren, is een belangrijke aanvulling op conditionaliteit.

Nederland heeft zich andermaal uitgesproken vóór het concentreren van de conditionaliteit op de kerntaken van het Fonds en het terugdringen van overmatige gedetailleerdheid van programma-condities. Nederland heeft benadrukt dat een duidelijker focus in de condities die het Fonds aan zijn kredietverstrekking hecht niet is bedoeld als verzwakking, maar veeleer als versterking van het IMF-beleid in lidstaten met aanpassingsprogrammas.

De ministers verwelkomden het werk van de Raad van Bewindvoerders tot nu toe en drongen aan op afronding van de evaluatie van de IMF-conditionaliteit vóór de volgende IMFC-vergadering, zodat duidelijke beleidsconclusies kunnen worden getrokken.

Het bestrijden van financieel misbruik / witwassen

Er bestond brede zorg over misbruik van het internationale financiële systeem, met name in de vorm van het fenomeen witwassen, en overeenstemming over het belang van nauwe samenwerking tussen overheden en de relevante internationale instellingen voor een effectieve bestrijding hiervan. In dat kader erkende het Comité het belang van de 40 aanbevelingen van de Financial Action Task Force (FATF) als de internationale beleidsstandaard voor effectieve bestrijding van witwassen.

Dat neemt niet weg dat verschillen van inzicht bleven bestaan over de mate waarin het IMF en de Wereldbank een rol kunnen spelen in de strijd tegen het witwassen (de integriteit van financiële systemen en witwassen stonden ook op de agenda van het Development Committee). Een aantal grote industrielanden zag voor het IMF (en de Wereldbank) een belangrijke rol weggelegd bij het toezicht op de implementatie van de FATF-aanbevelingen, niet alleen in het kader van surveillance, maar ook in de vorm van het opnemen van condities in het kader van IMF-aanpassingsprogrammas. Een aantal ontwikkelingslanden en kleinere industrielanden, waaronder Nederland, erkenden dat de Bretton-Woods-instellingen een nuttige bijdrage kunnen vervullen (en dit reeds doen via beoordelingen van de financiële sector van hun lidstaten). Zij zagen een spanningsveld tussen een ambitieuze taakomschrijving van IMF en Wereldbank op dit terrein en het streven de activiteiten van met name het Fonds meer in lijn te brengen met het mandaat. Men vroeg zich vooral af of de zwarte-lijst-benadering van de FATF zich wel verenigde met het vrijwillige karakter van surveillance en het coöperatieve karakter van het IMF. Daarnaast werd opgemerkt dat een deel van de FATF-aanbevelingen betrekking heeft op wetshandhaving, een terrein dat buiten het expertise-gebied en mandaat van het Fonds ligt.

Het Comité kon zich verenigen in een oproep aan beide instellingen tot verbeterde samenwerking met de FATF en andere relevante fora bij de bestrijding van witwassen. Daarnaast is aan de Raad van Bewindvoerders gevraagd verder te onderzoeken hoe het IMF een rol kan spelen bij het helpen operationaliseren van de FATF-aanbevelingen, op een uniforme, coöperatieve en vrijwillige basis.

Gezamenlijke zitting van IMFC/DC

De gezamenlijke zitting van het IMFC en de DC vond plaats op 29 april onder gedeeld voorzitterschap van Brown (de Britse minister van Financiën) en Sinha (de Indiase minister van Financiën). Op de agenda stonden PRSP (Poverty Reduction Strategy Papers), HIPC (Heavily Indebted Poor Country Initiative), activiteiten van Wereldbank en IMF in post-conflict-landen, en markttoegang voor ontwikkelingslanden. De interventies van de meeste deelnemers zijn terug te vinden op de websites van het IMF (www.imf.org) en de Wereldbank (www.worldbank.org). De Nederlandse interventie en het gezamenlijke IMFC-DC Communiqué zijn als bijlage toegevoegd aan dit verslag.

In zijn inleiding benadrukte Wereldbankpresident Wolfensohn de noodzaak van extra financiering voor HIPC naarmate meer landen zich kwalificeren voor het initiatief. Daarnaast moet worden nagedacht hoe de houdbaarheid van de schuldendienst te waarborgen voor landen die schuldverlichting hebben gekregen. Inhoudelijke prioriteiten zijn het monitoren van publieke uitgaven en analyse van de sociale gevolgen van gevoerd beleid. Ook pleitte Wolfensohn voor meer aandacht voor post-conflict-landen. IMF Managing Director Köhler refereerde in zijn toespraak aan zijn reis naar Afrika en noemde twee hoofdprioriteiten voor PRSP-landen: schuldverlichting en capaciteitsopbouw. Het IMF heeft een rol in het bereiken van de International Ontwikkelingsdoelstellingen (de International Development Goals), en moet daarbij werken volgens het twee-pijler-principe: landen moeten hun betrokkenheid bij het streven naar goed beleid tonen en het IMF biedt geld en advies.

PRSP/HIPC

De ministers waren over het algemeen tevreden over het PRSP- en HIPC-proces. Vertegenwoordigers van ontwikkelingslanden pleitten voor een toename van concessionele hulp met het oog op de houdbaarheid van de schuldendienst op de lange termijn. Het Comité onderstreepte het belang van een meer programmatische benadering in ontwikkelingshulp ten behoeve van de uitvoering van PRSPs. Sommige landen stelden dat de financiële ondersteuning zo concessioneel mogelijk moet zijn. Daarnaast werd gewaarschuwd voor het risico dat een PRSP als een centralistisch planningsinstrument kan worden beschouwd wanneer het te gedetailleerd is. Verschillende ministers vonden dat het PRSP-proces de kwaliteit van de hulp helpt te verbeteren. Nederland wees, bij monde van minister Herfkens, op het belang van een gedegen analyse van de sociale gevolgen van het gevoerde beleid in alle PRSP-landen en het uitwerken van een op armoede gericht groeibeleid. Ook stelde Nederland dat een omschakeling vereist is naar een benadering van wederzijdse verplichtingen van donoren en ontvangende landen op basis van de PRSP (dat wil zeggen mutual obligations). Tevens bracht Nederland het financieringsvraagstuk van HIPC op en waarschuwde voor bankroof wanneer concessionele middelen van de Wereldbank (IDA) gebruikt worden voor HIPC-financiering. Men moet voorbij HIPC kijken en zich richten op de houdbaarheid van de schuldendienst op de lange termijn. In dit verband moet de ruilvoetverslechtering van HIPC-landen een punt van aandacht blijven. Nederland heeft het afgelopen jaar compensatie geboden voor de ergst getroffen landen. Tenslotte merkte Nederland op dat handelsexpansie en markttoegang essentieel zijn voor de houdbaarheid van de buitenlandse schuld. Het was daarom te verwelkomen dat de Wereldbank deze onderwerpen opnieuw op de agenda heeft gezet.

Markttoegang

Een grotere markttoegang voor ontwikkelingslanden werd door iedereen gesteund, mede gezien het belang voor de houdbaarheid van de schuldendienst op de lange termijn. Een aantal leden gaf aan voorstander te zijn van een nieuwe handelsronde. Verbeterde markttoegang heeft helaas nog weinig voordeel opgeleverd voor Afrika, zo merkte de één van de ministers op. Diversificatie van de exportbasis en investeringen zijn nodig. Er werd ook aandacht gevraagd voor de negatieve gevolgen van handelsliberalisatie in ontwikkelingslanden op korte termijn zoals wegvallende tariefopbrengsten. Een enkele minister pleitte voor een nieuwe faciliteit om landen hiervoor te compenseren.

Post-conflictlanden

De voorstellen van de Wereldbank en het IMF ten aanzien van post-conflictlanden werden positief ontvangen. Het Comité sprak steun uit voor het besluit om de post-conflictfinanciering door het IMF concessioneel te maken; vraagtekens werden wel geplaatst bij IDA-giften. Nederland uitte zich positief over de Disarmament, Demobilisation, Reintegration (DDR)-programmas van de Wereldbank en benadrukte het element van integratie van de strijdkrachten in de samenleving. Anderen verwelkomden de voorgenomen flexibiliteit in het oplossen van betalingsachterstanden en vroegen tegelijkertijd de Wereldbank en het IMF meer samen te werken met de Verenigde Naties. De voorgestelde flexibiliteit met betrekking tot de kwalificatie van post-conflictlanden voor het HIPC-initiatief werd geaccepteerd voorzover het binnen het HIPC-kader blijft, aangezien dit kader reeds voldoende flexibiliteit biedt bij de beoordeling van de zogenaamde track records.

In de afsluiting van de gezamenlijke sessie stelde voorzitter Brown dat er een noodzaak is voor toenemende kwaliteit van ontwikkelingshulp. Ten aanzien van HIPC stelde hij dat de effecten hiervan niet ongedaan mogen worden gemaakt door ruilvoetverslechteringen en dat het tekort aan HIPC-financiering aandacht vraagt. Tenslotte concludeerde hij dat het houdbaar maken van de schuldenlast meer vereist dan alleen schuldverlichting. Ook concessionele hulp en markttoegang voor exportproducten uit ontwikkelingslanden zijn noodzakelijk.

Development Committee

Het Development Committee (DC) kwam op 30 april jl. bijeen onder voorzitterschap van Sinha, de Indiase minister van Financiën. Op de agenda stonden handel en ontwikkeling, harmonisatie van procedures en de rol van de Bank in midden-inkomenslanden. Daarnaast waren drie onderwerpen die niet besproken werden tijdens de DC-sessie, maar die aan de orde kwamen in de schriftelijke interventies van de DC-leden. Het ging om Global Public Goods (met name HIV/AIDS-bestrijding), richtlijnen voor schuldmanagement en de integriteit van het financiële systeem. Ten aanzien van HIV/AIDS heeft minister Herfkens namens Nederland er in Utstein-verband voor gepleit om de referentie aan een nieuw multilateraal Trust Fund uit het communiqué te verwijderen. Het is namelijk onduidelijk hoe dit nieuwe fonds zich zal verhouden tot bestaande initiatieven zoals International AIDS Vaccine Initiative (IAVI) en hoe het aansluit bij het VN-systeem. De vrees bestaat tevens dat dit nieuwe fonds een te grote nadruk zal leggen op het verschaffen van medicijnen en dat er voorbij zal worden gegaan aan preventie en aan belangrijke voorwaarden voor HIV/AIDS-bestrijding zoals een goed basis-gezondheidszorgsysteem. Mede dankzij Nederland is de referentie aan het HIV/AIDS-fonds in het communiqué afgezwakt. De interventies van de meeste deelnemers zijn terug te vinden op de website van de Wereldbank (www.worldbank.org). De Nederlandse interventie en het DC Communiqué zijn als bijlage toegevoegd aan dit verslag.

Na een korte inleiding door President Wolfensohn van de Wereldbank gaf IMF Managing Director Köhler een toespraak waarbij hij het principe van ownership vooropstelde in het stroomlijnen van IMF-conditionaliteit. Tevens drong hij aan op een verandering van donorgedrag in de context van de PRSP. In de gesloten zitting kwamen vervolgens de onderstaande onderwerpen aan de orde.

De rol van de Wereldbank in midden-inkomenslanden

Er bestond grote consensus over de rol van de Wereldbank in midden-inkomenslanden. Het Comité legde de nadruk op de landenspecifieke omstandigheden die weerspiegeld dienen te worden in het Economic and Sector Work (ESW) van de Wereldbank. Een groot aantal DC-leden zag de armoedesituatie in midden-inkomenslanden als de voornaamste aanleiding voor de aanwezigheid van Wereldbank en vroeg aandacht voor de inkomensongelijkheid in deze landen. Tevens werd er door verschillende leden op gewezen dat de Wereldbank moet oppassen voor verdringing (crowding out) van de particuliere sector in midden-inkomenslanden. Ook dient de Wereldbank zich rekenschap te geven van de volatiele toegang van midden-inkomenslanden tot de internationale kapitaalmarkt.

Over de voorgestelde Deferred Drawdown Option (een optie waarbij het land zelf binnen bepaalde marges kan bepalen of en zo ja wanneer uitbetaling van een reeds overeengekomen programmatische lening plaats vindt) en het op grotere schaal toepassen van programmatische leningen bestond een grote mate van overeenstemming. Alleen een enkele minister gaf aan hier ernstige problemen mee te hebben. Er werd geconcludeerd dat de betreffende voorstellen nog nader besproken zullen worden door de Raad van Bewindvoerders van de Wereldbank. Er bestond een brede consensus over het feit dat programmatische leningen gebaseerd moeten zijn op bereikte resultaten en niet op beleidsintenties.

Harmonisatie van procedures

President Wolfensohn gebruikte in zijn introductie op dit onderwerp het voorbeeld van Tanzania, waar maar liefst 2400 kwartaalrapportages ten behoeve van donoren per jaar moesten worden opgesteld door de autoriteiten. Hij concludeerde dat hier een oplossing voor nodig was en pleitte voor coherentie, eenvoud en gezamenlijk optreden van donoren bij rapportagevereisten. De Wereldbank zou zelf het goede voorbeeld gaan geven, mits management daartoe de ruimte krijgt van de Raad van Bewindvoerders.

Er werd vervolgens een sterk pleidooi gehouden voor verhoging van de effectiviteit van ODA (Official Development Assistance). Het is noodzakelijk dat er één gezamenlijk raamwerk voor ODA wordt gebruikt ter ondersteuning van het land. Ten aanzien van het voorstel om voor een aantal terreinen minimumstandaarden te ontwikkelen (good practice standards) werd gesteld dat er geen onrealistische hoge standaarden ten aanzien van uitvoering en monitoring moeten worden gehanteerd. Diverse ministers steunden deze punten. Mede op Nederlands initiatief, en met steun van de rest van de Utstein-groep, roept ook het Communiqué van het DC op tot ontbinding van hulp. Eén lidstaat daarentegen liet hierover een kritischer geluid horen en stelde dat het harmoniseren van procedures voor multilaterale ontwikkelingsbanken eenvoudiger is dan voor bilaterale donoren.

President Wolfensohn sloot de discussie af met de toezegging dat de voortgang van harmonisatie van procedures onderwerp zal zijn van geregelde rapportage aan de leden van het Development Committee. Hij riep tevens de andere multilaterale instellingen op om hun procedures te harmoniseren. De ministers benadrukten met name dat ook de Wereldbank waar mogelijk haar procedures aan moet passen om samenwerking en harmonisatie te vergemakkelijken.

In het kader van een effectiever donorbeleid is overigens in het DC-Communiqué, mede op basis van Nederlands initiatief, een passage opgenomen die pleit voor een betere informatie-uitwisseling tussen de Bretton Wood Instellingen en de Verenigde Naties in het kader van Finance for Development. Finance for Development is een VN-initiatief met een brede agenda waarin donorcoherentie en -coördinatie twee belangrijke themas vormen. Zowel de Wereldbank als het IMF zijn nauw betrokken bij dit proces. Waarschijnlijkheid zal Finance for Development tijdens de aankomende Jaarvergadering op de agenda van het DC komen te staan.

Handel en Ontwikkeling

President Wolfensohn lichtte de rol van de Wereldbank toe als het gaat om de inzet van handel als instrument voor het bereiken van duurzame groei en armoedereductie. Hij noemde daarbij onder meer het belang van regionale samenwerking en van een goede infrastructuur.

Nederland gaf als inleidende spreker aan wat de prioriteiten van de Wereldbank zouden moeten zijn. Zo dient de Joint Staff Assessment van de PRSP door Wereldbank en IMF meer aandacht te schenken aan het belang van internationale handel. De Wereldbank zou hierbij moeten aangeven wat de nationale knelpunten zijn van handelsexpansie; externe markttoegang alleen is immers niet voldoende. Nederland gaf aan dat slechte infrastructuur een goed voorbeeld is van een binnenlandse beperking. Het verbeteren van de lokale infrastructuur zou derhalve herondekt moeten worden als kernmandaat van de Wereldbank. Wat betreft het formuleren van een nationaal handelsbeleid is het ex ante uitvoeren van een analyse van de sociale gevolgen van handelsliberalisatie van groot belang, opdat eventuele negatieve sociale effecten gecompenseerd kunnen worden. Een ander punt waar Nederland aandacht voor vroeg betrof het slechten van technische importbarrières in ontwikkelde markten. Ook zou men in de volgende handelsronde in positieve zin rekening moeten houden met het feit dat een aantal ontwikkelingslanden unilateraal hun markten heeft geliberaliseerd. Verder is uitbreiding van de staf op het kantoor van de Wereldbank in Genève essentieel voor het verkrijgen van kennis en beïnvloeding van het internationale handelsbeleid, gezien het feit dat ook de WTO aldaar gehuisvest is.

Het pleidooi van Nederland oogstte veel bijval, waarbij diverse aanwezigen refereerden aan de discussie tijdens de gezamenlijke vergadering van het IMFC en het DC van 29 april jl. Een ontwikkelingsland drong aan op het uitvoeren van het zogenaamde Commodity Risk Management Initiative van de Wereldbank, wat tot doel heeft de prijsrisicos voor producenten van goederen in ontwikkelingslanden te reduceren. Door sommige landen werd gesteld dat de voortgang van het ontbinden van de hulp goed nieuws was. Tevens werd opgemerkt dat het hanteren van technische standaarden voor bijvoorbeeld voedselveiligheid niet het feitelijke probleem is. De kwestie is juist dat ontwikkelingslanden niet de capaciteit hebben om aan deze standaarden te voldoen. Technische assistentie is derhalve gewenst.

Bijlagen:

* Communiqué G10, april 2001

* Communiqué IMFC, april 2001
Communiqué IMFC/DC, april 2001
Communiqué DC, april 2001

* Statement Nederland voor het IMFC, april 2001
* Statement Nederland voor het IMFC/DC, april 2001
* Statement Nederland voor het DC, april 2001