Winst op grondexploitatie wordt te laag geschat 22 Mei 2001

Het beleid en de uitvoering van grondexploitatieprojecten vormen naar het oordeel van de Rekenkamer Rotterdam een 'blackbox'. Dit wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door de wijze van presentatie en de (veel) te voorzichtige ramingen van de gemeentelijke dienst Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR). Met name dit laatste aspect ontneemt het zicht op het al of niet doelmatig en doeltreffend verloop van grondexploitaties. De Rekenkamer schrijft in haar vandaag verschenen rapport 'De bodem schatten', dat het hoog tijd wordt dat de gemeente overstapt op het reëel ramen van projecten. Zij berekende dat bij een reële raming van de acht onderzochte exploitatieprojecten de verwachte winst voor de gemeente 110 miljoen hoger zal uitvallen.

Grond is van groot financieel en maatschappelijk belang voor de gemeente Rotterdam. Met het instrument grondbeleid worden vele sociale en economische beleidsdoelstellingen gerealiseerd. Een actueel grondbeleid en een helder inzicht in de grondexploitaties zijn dan ook van het grootste belang voor de Raad om de strategisch juiste keuzes te kunnen maken. De Rekenkamer heeft echter geconstateerd dat het relatief oude strategische grondbeleid voor gronden buiten het havengebied (de nota Grondbeleid stamt uit 1980) in opzet nauwelijks een helder houvast biedt aan de raad voor het nemen van operationele beslissingen. Het bestaan van de Grondnota is ook nauwelijks bekend bij de raadsleden. Wel is er een organisatorisch en juridisch kader voor het grondbeleid aanwezig.

De Rekenkamer heeft vastgesteld dat de onderzochte projecten door het OBR worden gerealiseerd met een hogere plankwaliteit dan bij aanvang was beoogd (met name Kop van Zuid), waarbij de doorlooptijd en het uitgiftetempo over het algemeen goed worden beheerst. De Rekenkamer heeft echter slechts met de nodige moeite zicht gekregen op het verloop van de grondexploitatieprojecten. Deze 'blackbox' ontstaat door de wijze van presentatie en doordat het OBR (zeer) voorzichtig in plaats van reëel raamt.De Rekenkamer stelde onder meer vast dat:
* actuele informatie over de kwaliteit van een project doorgaans niet beschikbaar is;

* slechts met moeite een kwaliteitsverandering van een project uit de informatie-voorziening kan worden afgeleid;
* het moeilijk is om het OBR aan te sturen en 'af te rekenen' op geleverde prestaties en resultaten omdat deze, door de marges in de tijdsplanning en in de financiële raming, alleen maar kunnen meevallen.

De Rekenkamer concludeert dat de financiële verslaggeving voldoet aan de in de vigerende regelgeving vastgelegde eisen. De kwaliteit en inzichtelijkheid kunnen echter sterk worden verhoogd, onder andere door de resultaatbepaling te objectiveren. Hoewel in de praktijk sprake is van een grote hoeveelheid informatie betreft deze onder andere ontoegankelijke en specialistische `Staten-P' en een projectenboek waarin geen vergelijking met geleverde prestaties in voorgaande jaren wordt gegeven. De Raad stuurt de grondexploitatieprojecten bij, maar de interesse van de Raad voor het project neemt af naarmate de uitvoering vordert.

Het College liet in haar reactie op het conceptrapport weten dat het blackbox-karakter niet te vermijden is en acht meer transparantie uit sturingsoogpunt niet noodzakelijk. Bij het jaarverslag 2000 van het OBR is de winstpotentie van de grondexploitaties met 109 mln. gestegen. Daarmee zijn de volgens het College door de Rekenkamer als `verborgen' betitelde winsten zichtbaar gemaakt.

De Rekenkamer heeft echter de stellige indruk dat deze plotselinge zichtbaarheid te danken is aan het Rekenkameronderzoek. Ook op vele andere punten verschillen College en Rekenkamer met elkaar van mening.

'Schuldhulpverlening moet belofte nog waarmaken'