Gemeente Rotterdam

Reactie B en W op rapport Rekenkamer

Het College van B. en W. heeft waardering voor het feit dat de Rekenkamer Rotterdam zich in de complexe materie van de grondexploitaties heeft verdiept. Het College merkt op dat de Rekenkamer niet "de" grondpolitiek heeft onderzocht maar zich heeft gericht op het doorlichten van acht van de ca. 200 lopende projecten. Niet alle aanbevelingen van de Rekenkamer zijn nieuw. Het onderzoek van de Rekenkamer werd uitgevoerd in de periode dat in het kader van het gemeentelijk onderzoek naar de OBR-bedrijfsvoering al een aantal aanbevelingen in uitvoering zijn. Dit stelt het College van B. en W. in reactie op het vandaag verschenen rapport van de Rekenkamer Rotterdam `Grondbeleid en -exploitatie in Rotterdam'.

Ontwikkelingsbedrijf en grondbeleid

Het College van B. en W. is van mening dat het over voldoende informatie beschikt voor een effectieve sturing van de grondexploitatie. Het OntwikkelingsBedrijf Rotterdam, verantwoordelijk voor de uitvoering van het grondbeleid, geeft in zijn verslaglegging inzicht in de stand van de grondexploitaties en de projecten. Van een `black box', zoals de Rekenkamer dit begrip hanteert, is geen sprake. Het OBR is en blijft een organisatie die werkt in opdracht van, en onder toezicht van het gemeentebestuur, als een schakel tussen markt en overheid. Wel bevestigt het onderzoek dat grondexploitatie een ingewikkelde materie is.

Uitgebreide terugkoppeling

De Rekenkamer stelt dat de kosten- en opbrengstenramingen van het OBR te voorzichtig zijn. Het College is van mening dat een voorzichtige benadering verstandig is, omdat de gemeente bij grondexploitaties met lange termijnen en onzekere factoren te maken heeft. Daardoor komt het in de praktijk veel voor dat zowel de opbrengsten- als de kostenramingen aangepast moeten worden. De explosieve marktontwikkelingen van de afgelopen twee jaar worden terughoudend in de exploitatie verwerkt. Het gemeentebestuur wordt hiervan regelmatig op de hoogte gesteld in de raadscommissies voor grondzaken en stadsvernieuwing, de wethoudersstaf, gemeenteraad en andere overlegvormen. In de jaarverslagen van het OBR wordt uitgebreid gerapporteerd over de stand van zaken van actuele projecten.

Extra winsten

Ook komt de Rekenkamer tot de conclusie dat winsten te laag zouden worden geraamd en dat daardoor de Gemeenteraad zicht op financiële middelen wordt onthouden. Het College bestrijdt dit en wijst op een in de gemeenteraad besproken onderzoek uit 2000 naar de noodzakelijke omvang van de reserves van het OBR. Hieruit bleek al dat er in de grondexploitatie extra winsten waren geraamd. Ook in de OBR-jaarrekening 2000 staat dat deze winst in vergelijking met 1999 met fl. 109 miljoen is toegenomen. Dit is het saldo van de totale toename van alle lopende projecten (dus inclusief geleden verliezen). Het jaarverslag 2000 is vandaag besproken in de raadscommissie voor Ruimtelijke Ordening en Grondzaken.

Financiële rapportage

Een andere constatering van de Rekenkamer is dat resultaten van grondexploitaties over de jaren gespreid worden om zo te grote schommelingen te vermijden. De Rekenkamer vindt dit in strijd met een goede financiële verslaglegging. De gemeentelijke accountantsdienst keurt dit echter al jaren binnen een bepaalde marge goed. Het College heeft daarom geen reden te twijfelen aan de juistheid van deze manier van verslaglegging.

Aanbevelingen Rekenkamer

Het College concludeert dat het Rekenkamerrapport een aantal nuttige aanbevelingen bevat, zoals het verbeteren van de dossiervorming, en heeft het OBR opgedragen deze aanbeveling uit te voeren. Een aantal andere verbeterpunten, zoals informatievoorziening aan het gemeentebestuur, zijn reeds in het gemeentelijkek onderzoek naar de OBR-bedrijfsvoering opgenomen.

Het schrijven van een nieuwe grondnota, een andere aanbeveling, acht het College niet nodig. Overproductie van beleid dient volgens het College te worden vermeden. In diverse rapportages, zoals de grondprijzenbrief en erfpachtbeleid, komt het grondbeleid regelmatig aan de orde. Overwogen wordt het OBR te vragen in een beleidswijzer een helder overzicht te geven van de aspecten van het grondbeleid.

Het rapport van de Rekenkamer en de reactie van het College wordt zo spoedig mogelijk voorgelegd aan de raadscommissie Ruimtelijke Ordening en Grondzaken en aan de Gemeenteraad.