Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
IZ. 2001/884
datum
16-05-2001

onderwerp
Geannoteerde agenda Landbouw 22 en 23 mei 2001
TRC 2001/4864 doorkiesnummer

bijlagen

Geachte Voorzitter,

Hierbij deel ik u mee dat op maandag 22 en eventueel dinsdag 23 mei aanstaande te Brussel een vergadering van de Europese Ministers van Landbouw zal worden gehouden. De voorlopige agenda bevat 9 onderwerpen. Als eerste onderwerp op de agenda staat: de ethische aspecten van het houden van dieren. Hierover zal een openbaar debat plaatsvinden. Tijdens de Raad zal de Commissie wederom de stand van zaken meedelen ten aanzien van de situatie van BSE en MKZ. Verder zal in de Raad gesproken worden over de marktordening suiker en de voorstellen voor de hervorming van de marktordening rundvlees. Aan de orde komen ook de voorstellen van de Commissie inzake hygiënevoorschriften. Het betreft een tussentijds verslag van de Commissie. In vervolg op de presentatie van de Commissie in de Raad van januari, zal een oriënterend debat plaatsvinden over de kwaliteitsstrategie voor olijfolie. Op verzoek van een aantal zuidelijke lidstaten wordt stilgestaan bij de regeling voor dopvruchten. Nog niet duidelijk is of de Commissie tijdens de Raad een presentatie zal geven over een voorstel tot wijziging van de gemeenschappelijke marktordening voor schapen en geiten.

up

datum
16-05-2001

kenmerk
IZ. 2001/884

bijlage

1. Goedkeuring van de voorlopige agenda
2. Goedkeuring van de lijst met A-punten
3. Ethische aspecten van het houden van dieren Over dit onderwerp zal een openbaar debat plaatsvinden. Het Voorzitterschap heeft besloten dit onderwerp te agenderen omdat Zweden hoge prioriteit geeft aan het verbeteren van het welzijn van dieren. Ondanks alle regelgeving in de EU doen zich nog veel problemen en incidenten voor. Binnen de EU valt nog veel te verbeteren op het vlak van dierenwelzijn.
Het Voorzitterschap heeft tot doel gesteld om middels het openbare debat een impuls te geven aan de discussies over de ethische aspecten het houden van dieren. Het debat handelt over alle dieren die door mensen gehouden worden. Dit betreffen landbouwhuisdieren, dieren voor onderzoek en huisdieren, zoals honden en katten. Het uitgangspunt hierbij is dat ook in de toekomstige maatschappij dieren in dienst zullen staan van de mens. Het streven is om door middel van een ethische basis en een open dialoog het beschermingsniveau van gehouden dieren te verhogen, zo stelt het voorzitterschap.
De kern van de boodschap is dat we met onze Europese regelgeving inzake het houden van dieren en het dierenwelzijn slechts moeizaam vooruitgang zullen boeken zolang we er niet in slagen om op het vlak van de waarden en principes, die de verhouding tussen mensen en dieren bepalen, tot overeenstemming te komen. Hierom dient in de EU een gesprek op gang te komen om die waarden en principes te definiëren.
Nederland geeft hoge prioriteit aan het verbeteren van het welzijn van dieren. Ethische principes zijn daar onlosmakelijk mee verbonden. Nederland kiest bewust voor een offensieve benadering waar het aankomt op het nastreven van hogere welzijnsstandaarden. In Europees verband zal sterker ingezet moeten worden op het bevorderen van welzijnsvriendelijke productiemethoden en houderijsystemen. Ook de wijze waarop met dieren wordt omgegaan dient een centrale plaats in de discussie te krijgen. De ethische aspecten spelen hierbij evenzeer een rol.
Zoals u weet, is mijn inzet erop gericht hier een voorlopersrol in te vervullen. Nederland streeft naar een hoog basisniveau voor dierenwelzijn in de Europese regelgeving. Ik ben een groot voorstander van de discussie die Zweden entamineert. Ook Nederland stimuleert het maatschappelijk debat over de omgang met dieren. Ik acht dit debat van groot belang voor de maatschappelijke verdieping van het toekomstige dierenwelzijnsbeleid. De vele crises tonen aan dat er het één en ander veranderen moet in de veehouderij. De verhouding tussen mens en dier en de zorg voor het dier in de veehouderij vormt één van de uitgangspunten voor een nieuwe veehouderij.
Hoe belangrijk ik het bovenstaande ook vind, we moeten echter niet uit het oog verliezen dat handhaving en controle van reeds bestaande regelgeving minstens zo belangrijk is. De verschillen tussen de lidstaten ten aanzien van dierenwelzijn zijn aanzienlijk. Harmonisatie van regelgeving op onze interne EU-markt verdient om die reden meer aandacht. Tegen die achtergrond zijn binnen de EU op het gebied van dierenwelzijn verschillende verbeteringen mogelijk. Ik denk daarbij met name aan diertransporten over lange afstanden, hygiëne; het bevorderen van soorteigen gedrag, ontwikkeling van de fokkerij, castratie van biggen, welzijnsproblemen vleeskuikens en huisvestingsnormen. 4. Bovine Spongiforme Encefalopathie (BSE)
De Raad zal van de Commissie een presentatie ontvangen over de stand van zaken bij de veterinaire maatregelen in verband met de BSE-crisis.
Naar verwachting kan de TSE-verordening worden aangenomen, omdat het Europees Parlement in haar tweede lezing het gemeenschappelijk standpunt van de Raad inmiddels heeft goedgekeurd. De verordening bevat een gedegen aanpak rondom de preventie, beheersing en bestrijding van TSE's. De belangrijkste elementen uit het voorstel betreffen de voorziening voor het indelen van landen naar hun BSE-status. Geharmoniseerde maatregelen voor de uitroeiing van BSE bij runderen, schapen en geiten worden erin geregeld. Tevens wordt een juridische basis gecreëerd voor het uitroeien van scrapie of elke andere vorm van TSE die momenteel onderworpen is aan nationale wetgeving. Verder voorziet de verordening in regels voor de export van runderen en producten daarvan. Deze regels zijn gelijk aan de regels die gelden voor de interne markt.
5. Mond- en Klauwzeer (MKZ)
De Commissie zal tijdens de Raad de laatste stand van zaken presenteren inzake MKZ in de EU. Op maandag 19 februari werden varkens bij een slachterij in Brentwood in het Verenigd Koninkrijk verdacht van MKZ op basis van klinische verschijnselen. Op 20 februari werd de diagnose bevestigd. Sindsdien heeft het virus zich snel verspreid. Momenteel zijn ruim 1.500 uitbraken geconstateerd in het Verenigd Koninkrijk en de ziekte heeft zich over grote delen van het land verspreid.
Het gemiddeld aantal nieuwe uitbraken per dag is teruggelopen van ruim 40 in het begin van de epidemie tot 7 in de week eindigend op 6 mei. Op 7 mei werden nog drie nieuwe uitbraken geconstateerd en op 8 mei nog twee. In Frankrijk werd op 13 maart voor het eerst de ziekte vastgesteld, in Nederland op 21 maart en in Ierland op 22 maart.
Tot nu toe zijn 26 uitbraken geconstateerd in Nederland (de laatste op 22 April in Wijhe). Over de recente situatie in Nederland met betrekking tot MKZ is uw Kamer onlangs per brief (Kenmerk VVM/ 2001.1700) geïnformeerd.
6. Hygiënevoorschriften
De Commissie zal de Raad op de hoogte brengen van de voortgang aangaande de discussie over de voorstellen voor nieuwe hygiënevoorschriften. Deze verordeningen vloeien voort uit het Witboek Voedselveiligheid. Het pakket bestaat uit een aantal verordeningen die de hygiëne-eisen door de keten heen regelen. Uitgangspunt is een algemene verordening die voor alle bedrijven geldt en stelt dat producenten via het HACCP-systeem (Hazard Analysis Critical Control Points) zelf de kritieke punten in hun bedrijf opsporen en daar actief op inspelen. De overheid controleert dan of de analyse correct is uitgevoerd en of de producent adequaat controleert. Met dit systeem wordt niet alleen recht gedaan aan de primaire verantwoordelijkheid van de producent voor het op de markt brengen van veilig voedsel, maar is het ook mogelijk voor de overheid de producent daar op aan te spreken en op veranderende omstandigheden in te spelen. Verder stelt het voorstel extra eisen aan een aantal bedrijven die dierlijke producten produceren. De Commissie is van mening dat een aantal aanvullende eisen voor deze bedrijven nodig blijft. Het gaat dan met name om bedrijven die dierlijke producten leveren zoals slachterijen, uitbeenderijen en dergelijke. Ook zijn deze aanvullende eisen nodig om hygiëne te garanderen voordat bedrijven een adequate HACCP-systematiek opgezet hebben. Nederland is voor het samenvoegen van de veterinaire verticale hygiënerichtlijnen. Dit voorkomt dubbele wetgeving en dicht mogelijk aanwezige lacunes. Het is van groot belang dat deze verordeningen goed aansluiten bij de algemene principes van levensmiddelenwetgeving zoals die worden besproken in het kader van de algemene levensmiddelenwet. In deze algemene wet worden de beginselen levenmiddelenwetgeving vastgelegd, wordt de Europese Voedsel Autoriteit opgericht en worden procedures vastgesteld voor voedselveiligheidsproblemen. Aansluiting bij deze in onderhandeling zijnde wetgeving is noodzakelijk. Nederland staat achter het uitgangspunt de HACCP-benadering voor alle levensmiddelenbedrijven verplicht te stellen. Nederland steunt het principe dat de primaire verantwoordelijkheid voor de veiligheid van zijn product bij de producent ligt.
7. Hervorming marktordening suiker
Dit onderwerp is al diverse malen in de Landbouwraad besproken. Tijdens de afgelopen Raad van 24 april 2001 jongstleden in Luxemburg heeft het Zweeds Voorzitterschap een compromis ter tafel gelegd, dat ook voor de Europese Commissie acceptabel was. Ik heb u daar in mijn verslag van de Raad uitvoerig over ingelicht (kenmerk IZ.2001/794). In dit compromis werd een verlenging van de huidige marktordening met 4 jaar voorgesteld. Daarnaast was expliciet het voorstel opgenomen studies te maken van de marktordening, teneinde die te gebruiken in de discussies over de midterm review. Dit compromis werd door de meerderheid van de lidstaten niet acceptabel gevonden.
Het Zweedse Voorzitterschap werkt nu in samenwerking met de Europese Commissie aan een aanpassing van het compromis, dat voor de meerderheid acceptabel zou kunnen zijn. Hierover zal van gedachten gewisseld worden.
Van Nederlandse zijde is aangegeven dat we bereid zijn om tot een compromis te komen. Inzet van Nederland blijft echter een hervorming van deze marktordening die leidt tot verdere marktwerking in deze sector.
8. Voorstellen voor de marktordening rundvlees in verband met BSE Tijdens de Raad van februari jongstleden heeft de Commissie de voorstellen voor de aanpak van de rundvleescrisis gepresenteerd. Dit in de vorm van een zeven puntenplan. Twee van de elementen, de speciale opkoopregeling voor runderen ouder dan 30 maanden en de stimulering van biologisch geteelde vlinderbloemigen, zijn inmiddels aangenomen.
Er resteren nog een vijftal punten waarover overeenstemming moet worden bereikt:
+ Het niet toepassen van het interventieplafond van 350.000 ton;
+ Individuele plafonds voor stierpremies in plaats van nationale;
+ Premies tot een maximum van 90 dieren per bedrijf; + Voorwaarde van 1,8 GVE in plaats van 2,0 per hectare; + Toekenning van premies aan zoogkoeienhouders, onder voorwaarde dat 20 tot 40 procent van de kudde uit vaarzen bestaat.
In de aanpak die de Commissie voorstaat vindt Nederland te weinig elementen terug die de structuur van de sector verbeteren. Op één punt heeft Nederland essentiële bezwaren, namelijk het loslaten van het interventieplafond van 350.000 ton. Het loslaten van het interventieplafond van 350.000 ton is niet conform de afspraken die gemaakt zijn in Berlijn in het kader van Agenda 2000. In mijn ogen zou het beter zijn de interventie beperkt te houden en de hervormingen zoals neergelegd in Agenda 2000 naar voren te halen. Daarnaast ben ik voorstander van een flinke lineaire korting op de regionale plafonds voor stierenrechten in plaats van de individualisering van de stierenpremie. De markt zou ook verder ontlast kunnen worden door het slachten bij een lager slachtgewicht. Wat Nederland betreft zou ook een tijdelijk inseminatieverbod voor zoogkoeien tot de mogelijkheden behoren. 9. Herziening marktordening schapen en geiten
Nog niet duidelijk is of de Commissie tijdens de Raad een presentatie van haar voorstellen zal geven voor een aanpassing van de gemeenschappelijke marktordening voor schapen en geiten. In de loop van 2000 is een evaluatierapport opgesteld over de huidige marktordening voor schapen en geiten en naar aanleiding daarvan zal de Commissie voorstellen presenteren voor een hervorming van het beleid.
Belangrijkste onderdeel van de marktordening schapen en geiten vormt de ooipremie. Deze ooipremie is bedoeld om de schapenhouders een goed inkomen te garanderen.
Ieder jaar wordt het verschil berekend tussen de gerealiseerde marktprijs en de basisprijs. Schapenhouders worden gecompenseerd voor het verschil tussen beide door middel van de ooipremie. Hoewel er nog geen Commissievoorstel beschikbaar is, blijkt uit een ontwerp-voorstel dat de Commissie van plan is een vaste ooipremie per dier voor te stellen.
De schapenhouderij draagt bij aan activiteiten in grote gebieden van Europa waar relatief weinig alternatieven bestaan. De schapenhouderij is daarmee medebepalend voor de vormgeving van het Europese landschap en het behoud van veel natuurgebieden. Van dergelijke gebieden kent Nederland er niet veel. Voor de Nederlandse schapensector is het daarom belangrijk dat niet wordt gekozen voor koppeling van de ooipremie aan benadeelde gebieden. Een groot deel van de sector in Nederland komt dan niet meer in aanmerking voor de ooipremie.
10. Kwaliteitsstrategie voor olijfolie
In de Raad van januari heeft de Commissie een presentatie gegeven over dit onderwerp. Het onderwerp valt uiteen in twee delen. Allereerst bestaat het uit een kwaliteitsstrategie voor olijfolie. De controle van de oorsprong van de olijven is hierbij een belangrijk onderwerp, zowel voor de uit te keren steunbedragen als voor de geografische oorsprongsbenaming. Het belangrijkste onderdeel voor verbetering van de kwaliteit is evenwel het voorstel voor een nieuwe indeling van de diverse olijfoliesoorten en een wijziging van de parameters voor de indeling hiervan. Op dit moment kent de Verordening vier soorten olijfolie van de eerste persing en vijf andere soorten, waarvan er slechts één voor consumptie kan worden verkocht. De overige oliën verdwijnen in niet-consumabele olie. In het voorstel wordt dit vervangen door een nieuwe indeling, deze kent drie soorten olijfolie van de eerste persing.
Het tweede deel uit het voorstel behelst de verlenging van de marktordening voor olijfolie met twee jaar. Tijdens de besprekingen over de laatste herziening van de marktordening voor Olijfolie in 1998 is afgesproken de marktordening na twee jaar te herzien en eventueel over te stappen op een ander systeem van ondersteuning. De definitieve hervorming is uitgesteld bij gebrek aan informatie van voldoende kwaliteit. Het gaat daarbij vooral om informatie over de totale productie en het aantal bomen via een geografisch informatiesysteem. Voorgesteld wordt de definitieve herziening van de marktordening in 2003 te laten plaatsvinden opdat deze herziening meegenomen kan worden in de midterm review en omdat dan het probleem aangaande de informatie verholpen is. Nederland kan in grote lijnen instemmen met de voorstellen van de Commissie mede omdat de voorstellen betrokken worden in de mid-term review. Wel wil Nederland van de Commissie de zekerheid hebben dat de voorstellen de financiële perspectieven van Berlijn niet belasten.
11. Verlenging programma voor dopvruchten (verzoek Spanje, Italië, Griekenland en Portugal)
Het voorstel over dopvruchten strekt ertoe de financiering van het lopende programma voor de verbetering van de kwaliteit en van de afzet van dopvruchten met maximaal één jaar te verlengen. Het voorstel moet gezien worden in het kader van de goedkeuring van het prijzenpakket in juli van 2000. Het huidige stelsel liep per 31 december 2000 af.
De financiering, binnen de begroting van 2001, wordt verlengd tot 31 december 2001. Producentenorganisaties waarvan de programma's in 2000 aflopen kunnen uiterlijk tot 15 juni 2001 een verzoek tot verlengde financiering indienen.
Toegezegd was dat de Commissie met een verslag zou komen waarin het bovenstaande uitgewerkt zou worden. Dit verslag is nog niet gepresenteerd. Met name Spanje ervaart grote problemen met de verlenging van de jaarprogramma's voor dopvruchten. Spanje, Italië, Griekenland en Portugal vrezen dat als dit verslag te lang op zich laat wachten, de ontwikkelde verbeteringsprogramma's komen te vervallen. Zij verzoeken de Commissie spoedig het toegezegde verslag te presenteren.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

mr. L.J. Brinkhorst