Titel: Besluit keuzeherziening
Keuzeherziening
Directie Rechtstoepassingsbeleid Belastingdienst
Besluit van 23 mei 2001, RTB2001/220M
De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.
Inleiding
In verband met de inwerkingtreding van de Wet inkomstenbelasting 2001
en de Wet ondernemerspakket 2001 hebben mij vragen bereikt omtrent het
onderwerp keuzeherziening.
Inwerkingtreding Wet inkomstenbelasting 2001 bijzondere
omstandigheid?
Vraag: Rechtvaardigt de inwerkingtreding van de Wet inkomstenbelasting
2001 een herziening van een eerder gemaakte keuze voor ondernemings-
of privé-vermogen?
Antwoord: Een herziening van de keuze om een vermogensbestanddeel als
ondernemings- of privé-vermogen te etiketteren, is slechts onder
bijzondere omstandigheden gerechtvaardigd. Volgens de jurisprudentie
is van zodanige omstandigheden bij een wetswijziging sprake als de
belastingplichtige aannemelijk maakt dat hij de oorspronkelijke keuze
niet zou hebben gemaakt als de desbetreffende nieuwe wet al ten tijde
van de oorspronkelijke keuze zou hebben gegolden. Een keuzeherziening
is alleen mogelijk als het vermogensbestanddeel behoort tot het
keuzevermogen. Heretikettering van verplicht ondernemings- of
verplicht privé-vermogen is niet mogelijk.
Het voorgaande betekent dat elke belastingplichtige voor zijn situatie
aannemelijk moet maken dat hij een andere keuze zou hebben gemaakt als
de Wet inkomstenbelasting 2001 destijds al zou hebben gegolden. Deze
individuele bewijslast acht ik bij de invoering van de Wet
inkomstenbelasting 2001 om redenen van praktische aard niet
wenselijk.
Goedkeuring: Ik keur goed dat de inwerkingtreding van de Wet
inkomstenbelasting 2001 een bijzondere omstandigheid vormt die
keuzeherziening rechtvaardigt van een vermogensbestanddeel dat tot het
keuzevermogen behoort. Belastingplichtige hoeft dus niet aannemelijk
te maken dat hij destijds een andere keuze zou hebben gemaakt als de
Wet inkomstenbelasting 2001 toen al zou hebben gegolden. De
keuzeherziening dient plaats te vinden op 1 januari 2001, ongeacht of
sprake is van een gebroken boekjaar. Dat is immers het tijdstip waarop
de bijzondere omstandigheid - de inwerkingtreding van de Wet
inkomstenbelasting 2001 - zich voordoet.
Ter zake van de keuzeherziening wordt het resultaat belast volgens het
regime en de tarieven van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Wordt het vermogensbestanddeel overgebracht naar het privé-vermogen, dan zal het met ingang van het kalenderjaar 2001 doorgaans deel gaan uitmaken van de grondslag van box 3, behoudens de eigen woning, die in box 1 onder het regime van afdeling 3.6 komt te vallen.
Wordt een vermogensbestanddeel overgebracht naar het ondernemingsvermogen, dan geschiedt dit naar de waarde in het economische verkeer bij het begin van het kalenderjaar 2001, en ontstaat een evenwichtig resultaat als dit vermogensbestanddeel geacht wordt geen deel te hebben uitgemaakt van de grondslag van box 3.
Goedkeuring ook voor heretikettering in de sfeer van de
landbouw vanwege wijziging landbouwvrijstelling per 27 juni 2000 in de
Wet ondernemerspakket 2001?
Vraag: Geldt de hiervoor gegeven goedkeuring ook voor een
keuzeherziening in de sfeer van de landbouw, met name bij de
etikettering van de ondergrond van de agrarische bedrijfswoning?
Antwoord: Mij hebben signalen bereikt dat in de sfeer van de landbouw massaal tot heretikettering van - met name - de ondergrond van de agrarische bedrijfswoning en/of die woning zelf wordt overgegaan. Belastingplichtigen en hun adviseurs nemen daarbij de stelling in dat dit mogelijk zou zijn voorafgaand aan 27 juni 2000.
Door de inwerkingtreding van de Wet ondernemerspakket 2001 is de landbouwvrijstelling gewijzigd. Met die wijziging is in verband met gesignaleerd onbedoeld gebruik van de vrijstelling, beoogd deze vrijstelling in overeenstemming te brengen met de oorspronkelijke doelstelling. Deze wijziging treedt in werking op 27 juni 2000, onder meer om aankondigingseffecten van de wijziging tegen te gaan.
Goedkeuring: De hiervoor gegeven goedkeuring geldt ook in de sfeer van
de landbouw. In lijn met de inwerkingtreding de wijziging van de
landbouwvrijstelling, dient keuzeherziening plaats te vinden op
27 juni 2000 of - overeenkomstig de hiervoor gegeven goedkeuring - op
1 januari 2001, dus onder het nieuwe regime van de
landbouwvrijstelling. Zou dit anders zijn, dan zouden doel en
strekking van de wijziging van de landbouwvrijstelling worden miskend.
Compartimentering in de sfeer van de landbouw?
Vraag: Is bij overbrenging naar het privé-vermogen compartimentering
van de winst op de ondergrond van de agrarische bedrijfswoning
mogelijk in een onbelast deel dat vóór 27 juni 2000 is opgekomen en
een belast deel dat na die datum is opgekomen?
Antwoord: Nee. Tijdens de parlementaire behandeling van de wijziging
van de landbouwvrijstelling heb ik aangegeven dat compartimentering in
een onbelast deel dat vóór 27 juni 2000 is opgekomen en een belast
deel dat na die datum is opgekomen, niet mogelijk is (Nota naar
aanleiding van het Verslag, Wet ondernemerspakket 2001, Kamerstukken
II 2000/2001, 27 209, nr. 6, blz. 67.). Met de wetswijziging is de
wettekst in overeenstemming gebracht met doel en strekking van de
landbouwvrijstelling: agrarische waardestijgingen zijn onbelast,
niet-agrarische waardestijgingen zijn belast. Compartimentering is in
strijd met doel en strekking van de wetswijziging.
Kan keuze ondergrond agrarische bedrijfswoning los van de
woning worden herzien?
Vraag: Moet keuzeherziening van de ondergrond van de agrarische
bedrijfswoning gepaard gaan met heretikettering van de bedrijfswoning
zelf?
Antwoord: Als de ondergrond van de woning en de woning gezamenlijk
zijn aangekocht, vormen zij volgens de jurisprudentie één
bedrijfsmiddel dat tot het keuzevermogen behoort. Dit bedrijfsmiddel
kan slechts in zijn geheel naar het privé-vermogen worden overgebracht
per 27 juni 2000. De winst behaald ter zake van de onttrekking van de
ondergrond per 27 juni 2000 valt onder het regime van de gewijzigde
landbouwvrijstelling. Bij duurzame zelfbewoning, kan de woning met
bijbehorende ondergrond naar het privé-vermogen worden overgebracht
tegen de waarde in bewoonde staat.
Als de grond reeds in bezit en gebruik was bij de agrariër en de
woning pas later is gebouwd, is het mogelijk dat hij de woning tot het
privé-vermogen heeft gerekend en de ondergrond tot het
bedrijfsvermogen is blijven rekenen. In dat geval kan hij nu alleen de
ondergrond overbrengen naar het privé-vermogen; de woning behoort
immers al daartoe.
Is de woning bij de bouw tot het ondernemingsvermogen gerekend dan
vormt deze samen met de ondergrond één bedrijfsmiddel. Bij
heretikettering moeten zowel de woning als de ondergrond naar het
privé-vermogen worden overgebracht. De wijziging van de
landbouwvrijstelling wordt zoals eerder aangegeven als een bijzondere
omstandigheid aangemerkt.
Invloed zelfbewoning
Vraag: Tegen welke waarde vindt onttrekking van de bewoonde
bedrijfswoning plaats?
Antwoord: Onttrekking van de bedrijfswoning vindt bij duurzame
zelfbewoning plaats voor de waarde in het economische verkeer, met
inachtneming van die bewoning. Ik verwijs op dit punt naar de
jurisprudentie van de Hoge Raad (Hoge Raad, 14 juni 2000, nr. 35 550,
BNB2000/270*; waarbij de Hoge Raad een uitspraak bevestigt waarin het
gerechtshof was uitgegaan van de waarde in verhuurde staat plus een
toeslag).
Overigens merk ik op dat uit deze jurisprudentie volgt dat een
vrijwillige overbrenging naar het privé-vermogen op één lijn is te
stellen met de situatie van een verhuurder die de huurder in de
gelegenheid stelt de door hem (huurder) bewoonde woning te kopen,
waarbij evenwel geen plicht tot verkoop bestaat.