Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 Den Haag Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk AM/ARV/PSA/01/27086
Onderwerp Datum Sluitende aanpak internationaal 23 mei 2001
./. Met genoegen bied ik u hierbij het rapport 'Sluitende aanpak internationaal' aan. Dit rapport
doet verslag van een onderzoek in opdracht van het Ministerie van SZW, naar de wijze
waarop zes Europese lidstaten de sluitende aanpak van jongeren en volwassen werklozen
uitvoeren.
De landen van de Europese Unie hebben op de Eurotop in 1997 een aantal richtsnoeren
vastgesteld over het voorkomen en bestrijden van langdurige werkloosheid. Jongeren
(richtsnoer 1) en volwassen werklozen (richtsnoer 2) die niet zelf aan het werk kunnen
komen, dienen binnen respectievelijk zes en twaalf maanden van werkloosheid een aanbod te
krijgen dat de kansen op werk vergroot. In België, Frankrijk, Ierland, Verenigd Koninkrijk,
Nederland en Zweden is onderzocht hoe zij invulling geven aan de richtsnoeren. De
vergelijking was de basis voor een symposium dat op 17 november 2000 heeft
plaatsgevonden in het Nederlandse ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De
bevindingen van onderzoek en symposium zijn neergelegd in bijgevoegd rapport.
Uit het onderzoek blijkt dat de intensiteit van de maatregelen die de verschillende landen
hebben genomen om de richtsnoeren te implementeren, per land verschilt. Enkele landen
(Zweden en Verenigd Koninkrijk) waren al vergevorderd met het activerend
arbeidsmarktbeleid, waardoor de richtsnoeren slechts in beperkte mate tot aanpassingen
hebben geleid. Voor andere landen (Ierland, België en Frankrijk) vormden de richtsnoeren
aanleiding om het activerend beleid gericht op preventie van langdurige werkloosheid te
intensiveren. Nederland kende al een sluitende aanpak voor jongeren (eerst vormgegeven in
de JWG, later opgegaan in de WIW) en was een eind op weg met de sluitende aanpak voor
volwassen werklozen. Door het beschikbaar stellen van extra middelen aan de uitvoerders
voor extra trajecten wordt ernaar toegewerkt dat uiterlijk in 2002 ook de sluitende aanpak
voor volwassenen volledig is geïmplementeerd.
2
Alle landen stellen op een gegeven moment vast of de betrokkene een traject nodig heeft om aan het werk te komen. Zij hanteren wel verschillende methoden: Nederland en Zweden hebben ervoor gekozen om bij inschrijving in de werkloosheid in te schatten welke afstand een werkzoekende heeft tot de arbeidsmarkt. Nederland gebruikt hiervoor als hulpmiddel de fasering. Op deze wijze kan aan de cliënt van wie wordt ingeschat dat deze een traject nodig heeft, in een vroeg stadium een aanbod worden gedaan. Cliënten die kansrijk geacht worden, maar er toch niet in slagen om zelf of met basisdienstverlening werk te vinden, worden na verloop van 6 maanden (of eerder) geherfaseerd en komen dan in aanmerking voor reïntegratietrajecten. Verenigd Koninkrijk, België, Frankrijk en Ierland kiezen voor een andere methode. Zij laten alle werklozen eerst een bepaalde periode zelf naar werk zoeken (variërend van drie tot twaalf maanden), ondersteund door actieve bemiddeling. De werklozen die vervolgens overblijven komen in aanmerking voor het reïntegratie- instrumentarium.
Ook de mate van vrijblijvendheid van een aanbod loopt uiteen. Volwassen werkzoekenden in Ierland en Verenigd Koninkrijk hoeven een traject niet te accepteren. Deze landen gaan er vanuit dat van frequente cliëntcontacten een sterkere activerende werking uitgaat dan van sancties. In andere landen is deelname aan een traject wel verplicht. Zweden gaat hierin het verst. Echter, vanwege de vergaande consequenties die de sancties voor de cliënt met zich meebrengen, worden die niet in alle gevallen toegepast.
Het is opvallend hoe de definities van de doelgroep van de sluitende aanpak tussen de
betrokken landen verschillen. Bij sommige landen vallen werkzoekenden zonder uitkering
niet onder de doelgroep, of worden eisen gesteld ten aanzien van het opleidingsniveau en de
werkloosheidsduur. Ook hanteren zij soms leeftijdsgrenzen. Dit heeft als gevolg dat de
doelgroep van de sluitende aanpak in sommige landen enger en in andere landen breder
gedefinieerd wordt. In vergelijking met andere Europese landen voert Nederland een ruim
beleid.
In (de samenvatting van) het rapport treft u meer informatie aan over de uitvoering van de
richtsnoeren door de lidstaten, de problemen die de landen tegenkwamen en de oplossingen
die zij daarvoor hebben gevonden. Het onderzoek wil daarmee een bijdrage leveren aan een
verdere versterking van de uitvoering van richtsnoeren. De uitkomsten worden door mij
meegenomen in het Interdepartementaal Beleidsonderzoek 'Toekomst van het
arbeidsmarktbeleid', dat in het najaar aan de Tweede Kamer wordt aangeboden.
De Minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid,
(W.A. Vermeend)