Hoogvliet, deelgemeente Rotterdam
377. GSM-antennebeleid
21 mei 2001
Dit is agendapunt 4 van de vergadering van de cie REOB van 28 mei
2001.
De commissie wordt gevraagd accoord te gaan met het voorgestelde
beleid van het Dagelijks Bestuur.
Commissie REOB
Vergadering 28 mei 2001
Agendapunt 4
Aan de commissie REOB
Betreft : ruimtelijk beleid t.a.v. zendmasten voor mobiele
telecommunicatie
Bijlagen: (3) - concept-nota
* informatie over antenne-installaties voor mobiele telecommunicatie
* GSM antennes en uw gezondheid
Toelichting
Tijdens de bestuurlijke behandeling die in het voorjaar van 2000 heeft
plaatsgevonden omtrent de vraag of GSM-antennes bouwvergunningplichtig
zouden zijn en of er aanleiding bestond beleid te ontwikkelen op de
locaties waar dit soort antennes geplaatst zouden mogen worden, is
door zowel de commissies SVVHA als ROG van de gemeente Rotterdam de
wens uitgesproken een conceptbeleidsnota op te stellen. Bijgaand treft
u een eerste concept daartoe aan. Deze nota beperkt zich overigens
niet alleen tot de GSM-antennes, nu in de toekomst ook andere
technieken dan alleen het telefoonverkeer gebruik zullen gaan maken
van mobiele verbindingen en de daartoe benodigde antennes.
Er zijn 5 aanbieders van mobiele telefonie (de providers), te weten KPN, Libertel, Telfort, Dutchtone en Ben die zich ter bescherming van hun belangen hebben verenigd onder de naam in de MoNet. Gezamenlijk hebben zij binnen Rotterdam al 320 antennes geplaatst, terwijl er nog 250 antennes bijgeplaatst moeten worden om Rotterdam goed bereikbaar te houden voor mobiele telefonie. Daarnaast zal de ontwikkeling van het nieuwe UMTS-netwerk (waarvoor de licenties recent zijn geveild) leiden tot de plaatsing van 200 tot 300 antennes. In het voorlopige eindplaatje zullen er dus rond de 825 antennes geplaatst moeten worden om een goede bereikbaarheid binnen Rotterdam te kunnen garanderen.
Daarnaast wordt door de aanbieders tegenover het mogen plaatsen van
een antenne en installatie altijd een vergoeding geboden aan de
eigenaar van het pand of op grond waarop die antenne en installatie
worden gerealiseerd. Dit kan in de vorm van het betalen van een
eenmalige som, een jaarlijks terugkerend bedrag aan huur of een
bijdrage in de erfpachtcanon Of dit laatste aan de orde is, is
uiteraard afhankelijk van de voorwaarden waaronder grond in erfpacht
is uitgegeven.
Het laatste algemene uitgangspunt bij het vaststellen van beleid ten
aanzien van de plaatsing van antennes is de gemeentelijke
bevoegdhedenverdeling. Via de Verordening op de deelgemeenteraden en
de daarbij behorende bevoegdhedenlijst, is de bevoegdheid te oordelen
over de vergunningplichtigheid en de inpasbaarheid binnen bestaande
bestemmingsplannen van die antennes een deelgemeentelijke bevoegdheid.
Naast een centrale bepaling van het standpunt ten aanzien van het
plaatsen van antennes zal dus ook op deelgemeentelijk niveau een
besluit genomen moeten worden. Wel zal dir. dS+V de deelgemeenten
overeenkomstig het onderhavige voorstel adviseren en aangeven dat een
gemeentelijke lijn zowel qua duidelijkheid als qua handhaafbaarheid de
voorkeur verdient.
Gezondheidsaspecten
Vanuit wetenschappelijke hoek wordt algemeen onderschreven dat de
straling die wordt veroorzaakt door GSM-antennes niet zodanig is dat
deze een gevaar voor de gezondheid van omwonenden van zo'n antenne
oplevert mits de antenne maar op minimale afstanden vanaf de
omliggende woningen wordt gerealiseerd. Eerder nam het college
hierover op 25 juni 1999 reeds een besluit op basis van een rapportage
van de GGD. Inmiddels hebben ook de verschillende betrokken
ministeries zich op dit punt duidelijk uitgesproken in verschillende
algemene publicaties (zie bijlagen).
Bouwvergunningplichtigheid
In het verleden is herhaaldelijk gewezen op het onderscheid dat
gemaakt moet worden tussen bouwvergunningplichtige en
bouwvergunningvrije antennes. In het Collegebesluit van 11 april 2000
is hierbij aangesloten. Op 31 mei 2000 heeft de rechtbank te Haarlem
in een bodemprocedure echter uitgesproken van oordeel te zijn dat het
plaatsen van een GSM-antenne vanwege het algemene karakter van het
gebruik ervan per definitie als bouwvergunningplichtige activiteit
moet worden aangemerkt. Gelet op de algemeenheid van deze uitspraak en
de door de verschillende betrokken ministeries aangegeven lijn, is
dS+V van oordeel dat in de toekomst in beginsel moet worden uitgegaan
van een vergunningplicht voor het plaatsen van een GSM-antenne.
De providers zullen dus voor elke door hen te plaatsen antenne
vergunning moeten vragen. Mocht zich dan een situatie voordien die
toch als niet-vergunningplichtig moet worden gezien (bijvoorbeeld een
antenne in de vorm van een spriet van maximaal 5 meter hoog die
gebruik maak van een eerder met bouwvergunning geplaatste
installatie), dan kan de aanvraag buiten behandeling worden gesteld.
Hoofdlijn wordt dus een vergunningplicht voor het plaatsen van
antennes die niet voor specifiek particulier gebruik worden geplaatst.
Voor het plaatsen van andere antennes dan particuliere televisie- of
27 mc-antennes is daarmede altijd bouwvergunning nodig, zodat er
vanuit de (deel)gemeente altijd invloed kan worden uitgeoefend op de
te plaatsen antennes.
Bij een vergunningplichtigheid van de antennes moet een toets
plaatsvinden aan zowel het bestemmingsplan als redelijke eisen van
welstand. Met het laatste criterium kunnen antennes die vanuit visueel
oogpunt tot ongewenste situaties leiden worden tegengegaan, verplaatst
of zelfs verwijderd, terwijl via een toets aan het bestemmingsplan tot
een invulling van het gewenste beleid kan worden gekomen. Een
GSM-installatie leidt naar het oordeel van dS+V namelijk altijd tot
een bedrijfsmatig gebruik van de betreffende grond, zodat voor het
bestaan van zo'n installatie op gronden waarop op basis van het
bestemmingsplan geen bedrijfsmatige functies zijn toegestaan altijd
een vrijstellingsprocedure noodzakelijk is. In de afweging al dan niet
mee te werken aan zo'n procedure, kan aan het vast te stellen beleid
een doorslaggevende functie worden toegekend.
Het beleid
Voor een uitgebreide toelichting op het wenselijk geachte beleid wordt
naar de als bijlage bijgevoegde conceptnota verwezen.
Bij het opstellen van dit beleid zijn enkele uitgangspunten gehanteerd
1. De noodzaak tot het plaatsen van antennes is een maatschappelijk
gegeven. Wereldwijd wordt op grote schaal gebruik gemaakt van
mobiele telefonie en het staat vast dat dit gebruik in de toekomst
door verschillende technische ontwikkelingen alleen maar
intensiever zal worden. Zo zullen ook andere vormen van
communicatie (zoals bijvoorbeeld het internetverkeer) in de
toekomst via mobiele verbindingen plaats gaan vinden.
2. Aanvullend op de bestaande hoeveelheid antennes zal in de toekomst
gelet op de intensivering en uitbreiding van het mobiele
telefonieverkeer nog een groot aantal antennes geplaatst gaan
worden.
3. Antennes hebben de grootste functionaliteit indien hun bereik zo
min mogelijk wordt verstoord. Het plaatsen ervan op hoogte
verdient dus de voorkeur teneinde het aantal te plaatsen antennes
zo klein mogelijk te houden.
4. Waar mogelijk verdient het plaatsen van antennes op bestaande
gebouwen de voorkeur teneinde zo min mogelijk beslag te leggen op
het openbaar gebied en zo min mogelijk invloed te hebben op het
straatbeeld.
Op basis van deze uitgangspunten is het beleid voorlopig in een
tiental regels verwoord, regels waarvan de belangrijkste zijn dat
aanbieders aan moeten geven dat zij voldoen aan de afstanden die
vanuit gezondheidsoogpunt moeten worden aangehouden, dat zij bij
voorkeur tot plaatsing op de hoogste gebouwen in een bepaalde omgeving
overgaan waarbij woongebouwen zo mogelijk worden ontzien en dat het
openbaar gebied zo veel als mogelijk wordt ontzien. AIs bijvoorbeeld
het plaatsen van een antenne in het openbaar gebied onontkoombaar, dan
dient de benodigde installatie bij voorkeur verdiept te worden
aangelegd. Wordt een antenne geplaatst in een groenstructuur of op een
stadsplein, dan dient de installatie zelfs ondergronds te worden
gerealiseerd wil medewerking aan een eventuele artikel 19-procedure
worden gegeven.
De Hoogvlietse situatie verschilt qua stedebouwkundige opzet met het
stedelijk gebied; in Hoogvliet zijn alleen maar woongebouwen aanwezig.
Vandaar dat het dagelijks bestuur aan de dienst Stedebouw +
Volkshuisvesting heeft gevraagd om een nadere uitwerking. Tevens is
gevraagd om voor de gebouwen in de herstructureringsgebieden op
voorhand te bezien of op deze plek een antennemast gewenst is, zodat
op een goede manier de antennemast, waar meerdere providers op kunnen
aansluiten, in het gebouw geïntegreerd kan worden.
Procedure tot vaststellen van het beleid
Op basis van de opgestelde beleidsregels kan een oordeel worden
gegeven, zodat na het aanbrengen van eventuele wijzigingen, overgegaan
kan worden tot de procedure tot het vaststellen van een GSM-beleid.
Voor het centraal bestuurde gedeelte van de stad betekent dit dat de
concept-nota ter inzage zal worden gelegd, teneinde een ieder de
mogelijkheid te geven daartegen eventuele bedenkingen kenbaar te
maken. Op basis van de uitkomsten daarvan en de eventuele reacties van
de operators zal het concept-beleid ter besluitvorming aan de
stedelijke commissies en de gemeenteraad worden voorgelegd.
Voor het deelgemeentelijk gebied betekent dit dat voorstellen op basis
van het concept-beleid eenzelfde procedure zullen doorlopen, zodat ook
voor het deelgemeentelijke gebied een gelijk beleid kan worden
gehanteerd
Zonder vergunning geplaatste antenne's
Voor de 320 in het verleden in Rotterdam zonder vergunning geplaatste
antennes zal een inhaalslag gemaakt worden. Directeur dS+V stelt voor
om in overleg met de aanbieders van mobiele telefonie te
inventariseren om welke locaties het gaat, waarna deze antennes waar
mogelijk gelegaliseerd zullen worden. Voor die antennes die niet
passen binnen de kaders van het vast te stellen beleid zal worden
bezien in hoeverre er aanleiding bestaat de betreffende aanbieder(s)
opdracht te geven deze alsnog te verwijderen of verplaatsen. Gelet op
het feit dat de meeste antennes toch al op de hoogste gebouwen in
bepaalde wijken staan, lijkt een groot aantal antennes te passen
binnen het beleid zodat de eventuele handhavingsacties in aantal
beperkt zullen blijven.
Voorgesteld wordt:
1. Akkoord te gaan met de inhoud van het voorgestelde concept-beleid.
2. Directeur dS+V te verzoeken om een nadere uitwerking voor
Hoogvliet op te stellen, met in achtneming van de
herstructureringsgebieden.
3. Na de terinzagelegging van het concept-beleid de reacties samen
met de uitwerking van dS+V aan uw commissie en raad voor te
leggen.