Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Brief aan de Tweede Kamer over feitelijke sterkte politie per 31 december 2000

Een parlementair stuk bij het onderwerp Politie 28 mei 2001
Twee keer per jaar informeer ik uw Kamer over enerzijds de feitelijke sterkte (het aantal ftes) van de Nederlandse politie en anderzijds het aantal aspiranten dat in opleiding is. Dit vanwege gemaakte afspraken in het Regeerakkoord over de te bereiken sterkte aan het einde van deze kabinetsperiode. Met mijn brief van 9 november 2000 (kamerstukken VII, 2000-2001, 27 400, nr. 19) heb ik uw Kamer laatstelijk geïnformeerd over de ontwikkeling van de sterkte van de Nederlandse politie per 1 juli 2000. Thans deel ik u mede wat de ontwikkeling is per 31 december 2000. Naar aanleiding van het algemeen overleg met uw Kamer op 20 november 2000 en de motie van de leden van Heemst en Niederer over werving bij de politie (kamerstukken VII, 2000-2001, 27 400, nr. 22), heb ik voorts toegezegd uw Kamer periodiek te informeren over de personeelsvoorziening en werving bij de politie. Feitelijke sterkte Nederlandse politie
In het Regeerakkoord heeft dit kabinet aangekondigd dat er extra middelen beschikbaar worden gesteld voor versterking en uitbreiding van politie en justitie. In het Convenant politie 1999 zijn vervolgens afspraken gemaakt de sterkte van de politie uit te breiden met 3.400 ftes (inclusief 400 ftes herbezetting in verband met de invoering van de 36-urige werkweek). Per 1 juli 2002 dient dit te resulteren in een totale feitelijke sterkte van 43.622 ftes.
Ik kan u berichten dat de feitelijke sterkte zich positief ontwikkelt. Per 31 december 2000 bedraagt de feitelijke sterkte van de Nederlandse politie 42.762 fte. De groei van de sterkte over 2000 bedraagt hiermee 1.391 fte. Deze ontwikkeling sterkt mij in de verwachting, dat de doelstelling van 43.622 fte per 1 juli 2002 bereikt zal worden.
In de tabel hieronder is aangegeven wat de feitelijke dan wel geprognosticeerde sterkte van de politie is op de aangegeven meetmomenten. De geprognosticeerde sterkte is ontleend aan het Convenant politie 1999:

Peilmoment
Prognose
(in fte)

Feitelijk
(in fte)

1 juli 1998
40.222
31 december 1998
40.340

1 juli 1999
41.122
40.914
31 december 1999
41.371

1 juli 2000
42.072
42.000
31 december 2000
42.762

1 juli 2001
43.022
31 december 2001

1 juli 2002
43.622
De tabel illustreert de gunstige ontwikkeling in de feitelijke sterkte. De trendbreuk die de periode 31 december 1999 tot 1 juli 2000 te zien geeft, zet zich ook na deze periode door. Aspiranten
De ontwikkeling van het aantal aspiranten is eveneens gunstig te noemen. Er is sprake van een toename van het aantal aspiranten met circa 1.218 fte over de periode 1 juli 1999 tot en met 31 december 2000.
Indien de ontwikkeling van de feitelijke sterkte zich op dezelfde wijze doorzet als over de periode 31 december 1999 tot 31 december 2000 dan leidt dit zoals gezegd tot de conclusie dat de korpsen hun verplichting, neergelegd in het Convenant politie 1999, om per
1 juli 2002 gezamenlijk minimaal 43.622 ftes in dienst te hebben, zullen realiseren. De toename van het aantal aspiranten over de periode 1 juli 1999 tot en met 31 december 2000 ondersteunt deze conclusie.
Ik kan u verder berichten dat de verhouding agenten-surveillanten op basis van de cijfers over 2000 nog steeds anders is dan de voorziene verhouding 70% agenten en 30% surveillanten. Ook nu blijkt dat het percentage agenten boven de 70% ligt. Ik meldde u reeds bij het algemeen overleg van 20 november 2000 (kamerstukken VII, 2000-2001, 27 400, nr. 32) dat ook op deze wijze invulling wordt gegeven aan de beoogde kwalitatieve verbetering van de directe politiezorg.
Personeelsvoorziening en werving bij de Nederlandse politie De inspanningen van de politieregios dienen erop gericht te zijn voldoende instroom te genereren en zorg te dragen voor het behoud van het personeel. Waar mogelijk zullen ook op landelijk niveau, naast de activiteiten om de instroom te ondersteunen, maatregelen worden getroffen om het behoud te faciliteren. Zo is in het kader van de CAO-onderhandelingen een onderhandelaarsakkoord gesloten, waarin een arbeidsvoorwaardenpakket is overeengekomen dat de aantrekkelijkheid van de sector Politie verhoogt. Na ondertekening van het akkoord zal ik u hierover zo spoedig mogelijk informeren. Ook in het kader van de uitwerking van het rapport van de commissie-Van Rijn zal worden bezien hoe de uitstroom kan worden tegengegaan. Tot slot zal ook bij de intensivering van het Project Personeelsvoorziening Politie (PPP) - zie hierna - de nadruk meer worden gelegd op het behoud van personeel.
Het is verheugend te constateren dat de korpsen in toenemende mate hun inspanningen op het gebied van de personeelsvoorziening intensiveren. Dat blijkt onder andere uit het fors toegenomen aantal aspiranten. Tevens groeit het besef dat de korpsen in gezamenlijkheid moeten zorgdragen voor voldoende personeel. Steeds meer korpsen sluiten met hun regionale campagne aan bij de landelijke campagne en maken gebruik van de faciliteiten van het Project Personeelsvoorziening Politie. Toch kan de samenwerking nog verder worden geïntensiveerd. Ik zal die samenwerking dan ook blijven stimuleren, onder andere via het Project Personeelsvoorziening Politie en via de Regeling Diversiteitsimpuls Werving en Behoud.
Via de landelijke Banenlijn van het Project Personeelsvoorziening Politie zijn tot en met 31 december 2000 ruim 800 mensen aangesteld bij de Nederlandse politie. Per 1 oktober 2000 waren dat er 550. Dat betekent over de laatste drie maanden van 2000 meer dan een verdubbeling van de maandelijkse toename tot nu toe. De resultaten over de eerste maanden van 2001 bevestigen dat beeld, waardoor het aantal aangestelden via de Banenlijn inmiddels meer dan 1.000 bedraagt. Geconstateerd kan worden dat de Banenlijn
-een aanvullende faciliteit op de activiteiten van de individuele korpsen- voorziet in een belangrijk deel van de jaarlijkse vervangingsbehoefte van de Nederlandse politie. Zeker als in ogenschouw wordt genomen dat waarschijnlijk een groot aantal belangstellenden na contact met en informatie van de Banenlijn rechtstreeks bij een korps solliciteert.
De wervingscampagne in het najaar van 2000 heeft een grotere respons opgeleverd dan de campagne van voorjaar 2000. De periodieke monitoring van de resultaten van de campagne (bij de verschillende doelgroepen) maakt het mogelijk verbeteringen en verfijningen aan te brengen die de effectiviteit van de campagne vergroten. Eveneens wordt momenteel onderzoek verricht naar de redenen waarom mensen die informatie aanvragen uiteindelijk niet geïnteresseerd blijken te zijn in een baan bij de politie. De internetsite over werving bij de politie neemt aan belang toe. Het aantal respondenten via internet stijgt sterk en zal bij een gelijkblijvende ontwikkeling al in de nabije toekomst de telefonische respons en de schriftelijke respons overtreffen. De site wordt dit najaar verder uitgebouwd om aantrekkelijker te worden voor jongeren; op die manier zal de wervingspotentie van de site toenemen.
Het opstellen van prognoses voor de vervangingsvraag wordt gecontinueerd. Ook deze zomer wordt weer een prognose opgesteld van de vervangingsvraag tot 2010 bij de Nederlandse politie. Eerdere prognoses zijn beschikbaar en uw Kamer reeds ter kennis gebracht. Echter, door elk jaar de realisatiecijfers van het afgelopen jaar te vergelijken met de geprognosticeerde cijfers en eventuele afwijkingen in de gehanteerde systematiek te verbeteren, ontstaat een steeds accurater beeld van de behoefte aan nieuw personeel. Bovendien worden de prognoses uitgebreid voor specifieke categorieën en wordt de informatie over elk korps afzonderlijk verder uitgebreid.
Gezien de prognoses en de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt zal de personeelsvoorziening naar verwachting de komende jaren nog aan belang winnen. Ik ben thans in overleg met de politieregios, KLPD en LSOP om te bezien hoe het Project Personeelsvoorziening Politie
- een samenwerkingsverband van de regios, KLPD, LSOP en BZK - beheersmatig kan worden verankerd bij het LSOP. Ook over de ontwikkelingen hieromtrent zal ik uw Kamer in de toekomst blijven informeren.
DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,

K.G. de Vries