Afzender: i.adiyaman@students.pharm.uu.nl

Contactpersoon: Ismail Adiyaman

Beroep inzake horecadiscriminatie bij Europese Hof

Datum: 30-5-2001

Tegen deze beschikking zal een petitie en een klaagschrift worden ingediend bij de voorzitter van het parlement, Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden en de Staat der Nederlanden. Krachtens artikel 34 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de artikelen 45 en 47 van het reglement van het Hof zal de zaak voorgelegd worden bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM

BESCHIKKING van 17 mei 2001 van de vijfde kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, op het beklag met rekestnummer R 01/008/12 Sv van

I. Adiyaman,
wonende te Utrecht,
klager


1 .Het beklag


Het klaagschrift met bijlagen is op 10 januari 2001 op de griffie van het hof ontvangen. Het beklag, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie te Utrecht om Horeca Exploitatie Maatschappij Livingstone b.v. , (verder te noemen Livingstone) gevestigd te Utrecht, niet te vervolgen ter zake van discriminatie en voorts naar het hof op grond van de bij het klaagschrift gevoegde bijlagen verstaat, om M. de Vries, wonende te Utrecht en bij beklaagde in dienst als portier, in de gelegenheid te stellen strafvervolging te voorkomen ter zake van discriminatie door het betalen van een transactiebedrag van f 500, = .


2. Het verslag van de advocaat-generaal


In zijn verslag, ingekomen ter griffie van het hof op 16 maart 2001, heeft de advocaat-generaal het hof in overweging gegeven het beklag ongegrond te verklaren.


3. De stukken betreffende het beklag

Het hof heeft, behalve van de reeds genoemde stukken, onder meer kennis genomen van het ambtsbericht van de officier van justitie te Utrecht van 19 februari 2001 en van de processen-verbaal die op de zaak betrekking hebben.


4. De beoordeling van het beklag

Het hof merkt vooreerst het volgende op.
Klager wenst blijkens het klaagschrift de vervolging ter zake van discriminatie van hemzelf en enkele vrienden door de discotheek De Dansfabriek op 19 januari 2000, welke discotheek werd geëxploiteerd door Livingstone en voorts door Get Down Cafe, geëxploiteerd door Mambo B.V. te Utrecht. Van de discriminatie door Get Down Cafe heeft klager geen aangifte gedaan c.q. niet kunnen doen omdat, naar zijn zeggen, de politie geen aangifte wilde opnemen. Klager heeft terzake laatstgenoemd voorval een klacht over het politieoptreden ingediend bij de Burgemeester van Utrecht. Dit staat niet ter beoordeling van het hof. Bij deze stand van zaken, waarbij ter zake van discriminatie door Get Down Cafe geen aangifte is gedaan en er geen proces-verbaal is opgemaakt, doet zich niet de situatie voor dat de officier van justitie heeft geweigerd tegen deze rechtspersoon een vervolging in te stellen en is de klachtprocedure van artikel 12 Wetboek van Strafvordering niet van toepassing. Klager zal ten aanzien van dit klachtonderdeel derhalve niet ontvankelijk worden verklaard. Aan het oordeel van het hof is derhalve slechts onderworpen de klacht terzake discriminatie door Livingstone en/of De Vries, als werknemer van Livingstone.

Klager en andere studenten van allochtone afkomst werd op 19 januari 2000 de toegang geweigerd bij Livingstone waar een feest voor geneeskundestudenten plaatsvond. Nadat leden van de vereniging die het feest organiseerde erbij waren gekomen, mocht klager alsnog naar binnen. Toen hij aangaf daar geen prijs meer op te stellen hoorde klager, naar hij heeft verklaard, de portier zeggen "ik ben blij dat ik jullie avond verpest heb. Ik ben een racist." Klager heeft op 20 januari 2000 aangifte gedaan van discriminatie door deze portier.

Op 18 juli 2000 heeft de politie de portier die klager de toegang ontzegde, De Vries, als verdachte gehoord. Hij verklaarde dat hij klager de toegang had geweigerd nadat hij door klager voor racist was uitgemaakt. De Vries ontkende dat hij, toen klager en zijn vrienden weggingen, de hierboven weergegeven uitlating heeft gedaan. In augustus en september 2000 heeft de politie twee getuigen gehoord. Hun verklaringen over de reden van het weigeren van toegang lopen uiteen. Op grond van de tegenover de politie afgelegde verklaringen kan echter worden aangenomen dat De Vries bij het vertrek van klager en zijn vrienden tenminste heeft gezegd: "Ik hoop dat ik jullie avond heb verpest" .

De Commissie gelijke behandeling heeft op 12 december 2000 als haar oordeel uitgesproken dat Livingstone bij de weigering van de toegang van klager onderscheid op grond van ras heeft gemaakt zoals bedoeld in artikel 7 lid 1 sub a Algemene wet gelijke behandeling.

In het terzake door de politie opgemaakte proces-verbaal is de portier De Vries als verdachte van discriminatie aangemerkt. Klager had zijn aangifte ook tegen hem gericht. Livingstone zelf dan wel haar bestuurder(s) zijn blijkens het proces-verbaal niet als verdachte aangemerkt en de officier van justitie is het kennelijk met deze beslissing eens geweest. Vervolgens is aan de portier De Vries vanwege de officier van justitie een transactie aangeboden. Hoewel het klaagschrift uitdrukkelijk (ook) de vervolging verlangt van Livingstone, naast de vervolging van De Vries, reppen noch de officier van justitie, noch de advocaat-generaal van de mogelijkheid dan wel wenselijkheid van vervolging van de rechtspersoon of haar bestuurders. Hoezeer een standpunt daaromtrent wenselijk geweest ware, mede gelet op de inhoud van de bij het klaagschrift gevoegde bijlagen, valt de keuze van de officier van justitie om in dit geval slechts de portier als dader aan te merken, naar het oordeel van het hof te billijken. Het hof gaat er daarbij van uit dat, gelet op de bij het klaagschrift gevoegde correspondentie, het beleid van de Utrechtse horeca met betrekking tot discriminatie nog in ander verband aan de orde zal komen.
Het hof zal de klacht dan ook ten aanzien van dit onderdeel ongegrond verklaren.

De officier van justitie heeft besloten De Vries in de gelegenheid te stellen strafvervolging te voorkomen door het betalen van een transactiebedrag van f 500, = . Aan deze voorwaarde heeft De Vries op 20 december 2000 voldaan.

Het hof zal geen bevel tot vervolging van De Vries geven, omdat te verwachten is dat de strafrechter, indien daartoe geroepen, zal volstaan met het opleggen van een boete die niet in relevante mate afwijkt van het aangeboden en betaalde transactiebedrag. Onder deze omstandigheden is strafvervolging niet aangewezen.


5. De beslissing

Het hof verklaart het beklag ongegrond voor zover dit betrekking heeft op de beslissing van de officier van justitie om De Vries in de gelegenheid te stellen strafvervolging te voorkomen door het betalen van een transactiebedrag en om Livingstone niet te vervolgen.

Het hof verklaart klager voor het overige niet ontvankelijk in zijn beklag.

Deze beschikking is gegeven op 17 mei 2001 door mrs. Van Hartingsveldt,Van Lingen en Brilman, raadsheren, in tegenwoordigheid van de griffier N.Tulp.

I. Adiyaman
Utrecht
Telefoon: 06-51633578