Het Koninklijk Huis
21/05/01 Overdenking, gehouden in de huwelijksdienst van Prins Constantijn en Prinses Laurentien, in de Grote of St. Jacobskerk te 's-Gravenhage, 19 mei 2001, door ds C.A. ter Linden
Lieve Laurentien, goede Constantijn,
Wat moet er niet allemaal door jullie heengaan op dit moment, nu
jullie in deze kerk jullie leven samen beginnen, omringd door allen
die jullie dierbaar zijn, verbonden ook met zovelen in dit land die
jullie beiden van harte alle goeds toewensen.
Wat is het belangrijk, dat wij ons in dit leven door mensen gedragen
weten. Dat is toch wat ieder van ons nodig heeft; dat er mensen zijn
die ons mogen, die van ons houden, die ons aanvaarden zoals wij zijn,
en ons in het leven bemoedigen. En de eersten die dat kunnen en die
ons ook het beste zullen kennen, zijn onze vader en moeder. En ik weet
hoeveel voor jullie beiden jullie ouders in je leven betekend hebben,
en nog betekenen.
Het is belangrijk voor een mens, hoe anderen over hem denken: onze
ouders, onze broers, zusters, vrienden. Door hen kom ik erachter wie
ik zelf ben Dat weet ik zomaar niet
Kijk, één ding weet ik zeker zo luidt een gedichtje van Leo Vroman
Eén ding weet ik zeker
Ik heb een grote neus Want als ik een nauwe beker
Wil leegdrinken, moet ik heus
Helemaal achteroverhellen.
Maar of ik een engel ben, of een genie,
Of een schurkje, of alle drie,
Dat zul jij me moeten vertellen
Maareen mens láát zich niet makkelijk kennen Want hoe weet ik of ik
die ander vertrouwen kan, of die ander mij zal willen begrijpen, mij
aanvaarden zal zoals ik ben, en om wíe ik ben? En voor we het weten
verbergen wij onszelf en duiken wij in een rol, een rol die het in
onze ogen goed doet.
Hoor alsjeblieft niet wat ik zeg zo begint een anonieme brief van een
amerikaanse student, ergens achtergelaten in de hoop dat zijn
noodkreet door anderen gehoord zou worden. Hoor alsjeblieft niet wat
ik zeg, laat je niet in de war brengen door het gezicht dat ik zet.
Mijn uiterlijk kan zeker lijken, maar het is mijn masker. Onder dat
masker klopt er niets van. Daar ben ik zoals ik werkelijk ben:
verward, angstig en alleen. Maar ik verberg dat, als de dood als ik
ben om mij aan anderen bloot te geven. Daarom verzin ik in
vertwijfeling maskers, waarachter ik mij kan verschuilen, maskers die
mij helpen toneel te spelen en die mij beschermen tegen de alwetende
blik die mij zou kunnen herkennen. Daarbij zou die blik juist mijn
redding betekenen. En dat wéét ik.als die blik verbonden zou zijn met
aanvaarding en liefde. Dat is het enige wat mij de zekerheid kan geven
die ik mijzelf niet geven kan: dat ik werkelijk iets waard ben. - Maar
dat zeg ik je niet. Ik ben er bang voor. Ik ben er bang voor dat je
blik niet begeleid wordt door liefde en aanvaarding
Wie ben ik, zul je vragen? Ik ben iemand die je zeer goed kent. Ik ben
iedere man en iedere vrouw die je tegenkomt
Dat is het, waar ieder mens in zijn leven naar op zoek is: naar een
blik die begeleid wordt door liefde en aanvaarding
Maar wie zal mij daar vroeg de briefschrijver om wie zal mij deze
zekerheid geven, dat ik werkelijk iets waard ben? Hoe weten wij dat
die ander mij echt aanvaardt? Dat hij het maar niet spéélt? Wij zijn
daar heel gevoelig voor, en soms heel onzeker in. Zelfs binnen het
huwelijk en daar zijn wij vanmorgen toch voor bij elkaar zelfs daar
zijn mensen er niet altijd zeker van. En zij vragen het elkaar telkens
weer, en zij zullen het elkaar hun leven lang blíjven vragen: Hou je
van me? Hou je echt van me?
Want dat vinden wij iets heel wonderlijks. Dat ik van die ander houd,
is mij misschien nog niet zon wonder, maar dat die ander van míj
houdt, en dit leven mijn héle leven met mij delen wil, ja, dat kan ik
haast niet bevatten
Een groot wonder, noemt Laurentien het in haar brief. - Wij begonnen
onze gesprekken namelijk met elkaar maar eens te schrijven.
Schrijvende vinden wij vaak nog andere woorden, dan sprekende. En ik
mocht van jullie iets van deze brieven weergeven. Twee mensen ,
schreef je, met eigen opvattingen en manieren van denken en handelen
die samenkomen en samen verder willen gaan dat is toch een wonder? En
dan voeg je daar nog zoiets als een verklaring aan toe: De essentie
zeg je - de essentie is natuurlijk dat Constantijn en ik gelóven in
ons verleden, huidige en toekomstige samenzijn En dan komt er een
ontroerende zin: Hij heeft mij echt leren vertrouwen in mijzelf en in
hem
Ja, wat is dat? Dat je ineens weet woorden van Constantijn Laurentien
is de eerste vrouw waarvoor ik wil vechten. Zij is de persoon die ik
mis als ik het zelf niet meer aankan. Wij durven nu onze
afhankelijkheid toe te gevener is wederzijds vertrouwen en begrip
Ja, en zoiets vraagt inspanning en volharding.En jullie zijn er sterk
uitgekomen. En ja, dat is een groot wonder
En nu ben ik dan bij dat verhaal, dat wij daarstraks lazen over die
eenzame mens op een hem vreemde aarde. De vogels zingen hem toe, de
bomen wuiven naar hem met hun kruinen, de zee ontrolt zich voor zijn
voeten, maar hij verstaat ze niet, ze zeggen hem niks.En het maakt hem
eenzaam en angstig. En hij ziet om zich heen, maar de hand van God
heeft zich al van hem teruggetrokken, en hij vraagt zich af: wie heeft
mij hier neergezet? Waar is degene die mij dit heeft aangedaan?
Maar dan is het, alsof God in de hemel de stem van de mens heeft
gehoorden je hoort God denken: nu dacht ik toch dat alles goed was,
zeer goedmaar dit is niet goed: het is niet goed dat de mens alleen
zijIk zal hem..te hulp komenNee, dat zou je misschien verwachten, maar
dat zegt God niet, hij zegt: Ik zal hem een hulp maken tegenover hem.
Dat staat er letterlijk. Alsof hij zeggen wil: dan is mijn afwezigheid
bij de mens toch een beetje vergoed
En toen besloot God tot een gedurfde ingreep, toen bracht God de mens
in een diepe slaap en nam één van zijn ribben weg, en vormde daaruit
een mens als Adam zelf. En toen Adam ontwaakte en daar tegenover zich
die vreemde ander ontwaarde, toen riep hij, beurtelings kijkend naar
die ander en naar zichzelf: eindelijk, jij bent been van mijn
gebeente, jij bent mijn vlees en bloed
Ja, zon verhaal is natuurlijk voer voor feministen, want daar heb je
de bijbel weer, dat boek van mannen over mannen, dat beweert daar
superieur dat de vrouw uit de man is voortgekomen. Zij heeft niets
origineels, haar origine is de man. Zij is enkel een soort afleiding
van de man, en nog even, en zij is louter afleiding vóór de man, en
dat kost die man wel een rib uit zijn lijf, maar meer ook niet. Zijn
ziel is er niet mee gemoeid: zij volgt hem, niet hij háár.
Maar u begrijpt wel, nu doen we dit verhaal onrecht. Het mag dan
steken in een wat patriarchaal kleed, het gaat natuurlijk om de
bedoeling: het gaat erom dat de mens in zijn leven iemand naast hem
wordt geschonken, iemand die hem eigen is als zijn eigen lijf, iemand
om het leven mee te delen. En daarom zegt God: het is niet goed dat de
mens alleen zij, ik zal hem een hulp, een helper maken, tegenover hem
De mens, lieve aanwezigen, is dus een wezen dat geholpen moet worden.
En misschien hebben wij mensen daarom zovaak de tijd nodig om een
ànder in ons leven toe te laten: wij willen eerst zelf iemand worden,
wij willen ons ook maatschappelijk profileren in ons leven, van niets
of niemand afhankelijk zijn. Maar misschien kwam er pas echt ruimte in
jullie leven voor elkaar, toen je, niet zonder moeite misschien,
jezelf moest bekennen, dat je die ander, dat je Laurentien, dat je
Constantijn nódig had
Wij willen altijd zo volmaakt zijnmaar het is de kunst om een
onvolmaakt mens te zijn. Geen rol meer te hoeven spelen, geen masker
meer te dragen, jezelf te mogen zijn.Wij willen graag sterk zijn en
selfsupporting en dat is goed, dat is nodig, want hoe zul je voor de
ander iets kunnen betekenen, als je voortdurend op die ander zou
leunen, en niet ook zelf, levend vanuit je eigen bronnen, geworteld
zou staan in de aarde. Maar het is tegelijk zo goed om ook eens zwak
te kunnen zijn, en het allemaal niet zo goed te weten en de ander te
vragen; hoe zou jij het dan doen, en van elkaar te leren. Die ander
ziet immers dingen die jij niet kunt zien wat Adam ontbrak zegt het
verhaal dat was een hulp tegenover hem.
Maar dat geldt voor ieder mens en daarbij denk ik ook niet enkel aan
het huwelijk. Wij hebben allemaal iemand nodig, die op een gegeven
moment voor ons een hulp tegenoveris. Iemand die naar mijn verhaal wil
horen, en mij begrijpt en bemoedigt. Die mij liefdevol tegenspreekt.
Die mij misschien beter verstaat dan ikzelf.
Ik zie het zó, zegt de ander. En als ik die ander daarin wil
begrijpen, dan moet ik mij een ogenblik in die ander verplaatsen, op
de plaats van die ander gaan staan, en het geheel nu eens zien met
háár, met zíjn ogen. Ik moet kortom eens even gaan ver-stáán. Pas dàn
zegt onze taal zo veelzeggend pas dàn gaat een mens pas verstáán
Kortom, het is goed, belangrijk zelfs, als twee mensen, die het met
elkaar wagen, verschìllend zijn. En ook jullie zijn verschillend.
Jullie gaven in je brieven ook heel open aan, waar die verschillen
liggen en waarin jullie van elkaar léren.
Maar dat je het tenslotte met elkaar aandurft, is ook omdat je, met
al jullie verschil in levensloop en geaardheid, ook heel diep jezelf
in de ander herkent.
Eindelijk, roept Adam uit. Misschien hebben jullie naaste vrienden dat
ook wel eens gedacht: eíndelijk En misschien heb je dat zelf ook wel
gedacht, met een groot gevoel van opluchting en dankbaarheid, dat
jullie inspanningen om elkaar te vinden tenslotte zijn belóónd. En nu
zitten jullie hier als twee mensen die ook werkelijk zonder aarzelen
in elkaar gelóven. Je hebt het volgehouden omdat je door elkaar
geboeid was en bleef, en ineens wist je, zoals Constantijn het zei:
Dit is het dusdoor dik en dun, in voor en tegenspoed Eindelijkjij bent
been van mijn gebeente
Dat is dus het tweede dat nodig is: een diepe verwantschap. Beíde zijn
nodig: je eigenheid, die gegeven is met je karakter en je
levensgeschiedenis, en die je alsjeblieft moet bewaren bij alles wat
het leven van je vraagt - en tegelijk een diepe innerlijke
verbondenheid. Ik denk aan wat Laurentien zei: Het zijn Constantijns
diepgewortelde en zuivere waarden die mij uiteindelijk het meest in
hem doen geloven. Of zoals Constantijn het zei: Dat we toch altijd
weer naar elkaar toetrokken, komt, denk ik, doordat we enkele
fundamentele waarden en inzichten in het leven délen. Waaraan ik dan
denk? Jullie beider behoefte om trouw te zijn aan mensen; jullie
behoefte aan echtheid in jullie menselijke relaties, om nu eens twee
dingen te noemen. Dat is dus dat andere, dat misschien nog het méést
nodig is: een diepe verwantschap in wat je denkt en voelt.
En dìt is misschien nog het meest samenbindende in je leven: dat je je
samen wilt orienteren op dat grote geheim, dat grote in jullie eigen
woorden - collectieve geweten der mensheid, dat wij God noemen. Dat
aanspreekpunt het woord is van Constantijn waar je met alles terecht
kunt. Spreken tot hem, zei je, - ik vond dat zon roerend zinnetje
spreken tot hem maakt mij bescheiden, want direct wordt dan duidelijk,
hoe mijn kleine probleempjes afsteken tegen de de dagelijkse dramas en
het grote lijden over de hele wereld.
God is onze Herder, zei Laurentien in haar brief, dat weet ik zeker.
En, zei je, dat geldt ook voor mogelijke tegenslagen of verdrietige
momenten in ons leven, die wij ongetwijfeld zullen krijgen. Hij zal
ons dan de kracht geven die gevoelens van onmacht en verlorenheid aan
te kunnen.
Het is zo belangrijk, als in jullie leven je dezelfde dingen heilig
zijn. Als er in je leven één vaste plek is, waar je elkaar zult kunnen
terugvinden. Eén plek, waar de woorden van God gespeld worden. Tien
zijn het er: gij zult, gij zult, gij zult niet, gij zult niet Tien
levenswoorden, een kind kan ze natellen. Tien woorden, om heel diep
eensgezind te blijven in wat goed is en niet goed, wijs en niet wijs
Woorden, die, door Israel verbeeld in allerlei verhalen, de wereld
bereikt hebben via die ene uit Israel, die de woorden van God diep
heeft verstaan en zo indringend verwoord en ook zozeer met zijn leven
belichaamd, dat via hem de God van Israel de God van ontelbare volken
is geworden. En dat alles door één man die zei geen kwaad met kwaad te
vergelden, en liever onze vijand de andere wang toe te keren; de man
die zei: laat wie van u zonder zonde is, de eerste steen dan werpen
Jezus. God redt, betekent dat.
Alsof God, de geschiedenis der mensen overziende en ziende hoe slecht
de mens hem verstond, en hoe eenzaam de mens opnieuw geworden was,
alsof God nog eenmaal gedacht heeft: Het is niet goed, dat de mens
alleen zijik zal hem, nog eenmaal, een hulp geven tegenover hem
En nu gaan jullie straks van hier, om jullie leven voortaan samen te
delen. En als jullie de kerk verlaten, dan gaan heel veel goede wensen
en gedachten van vele mensen met jullie mee. En dan voegt zich ook de
kerk daarbij, dan luiden de klokken van deze kerk. En daarover moet ik
jullie tot slot nog een mooi verhaal doen.
Het is 1943. De Duitse bezetter vordert van alle Nederlanders hun
koper en tin om er kanonnen van te gieten. Ook kerkklokken moeten
worden ingeleverd, tenzij zo stond het in de bepalingen de toreningang
te smal was om de klok door te laten en er dus breekwerk moest worden
verricht.
En zo werden ook twee grote klokken van deze kerk, de Jhesus en de
Jacob, gevorderd. De Jhesus draagt als jaartal 1541, waarnaast het
Haagse wapen met de ooievaar, de oudst bekende weergave daarvan, is
afgebeeld. De klok is met haar 6500 kilo de zwaarste van de kerk en
werd geluid bij brand.
Het schip waarmee de Jacob na zijn vordering werd vervoerd, zonk op
het IJsselmeer. Zo kon de klok na de oorlog weer worden opgevist en op
haar plaats worden teruggebracht. Maar de Jhesus heeft de toren nooit
verlaten. Eenmaal beneden bleek deze klok te groot om de hoofdingang
onder de toren door te kunnen, een ingang die tot enkele dagen
daarvoor nog een paar meter bedroeg, maar op de dag van transport op
miraculeuze wijze bleek gekrompen. Wie goed keek, ontdekte oude balken
en stenen die er eerder niet warenMen zorgde er wel voor dat de klok
verder aan het oog werd onttrokken. En zo is zij daar blijven staan,
totdat zij in het zicht van de bevrijding op een nacht heimelijk naar
boven werd getakeld, zodat ze op bevrijdingsdag luid over de stad haar
lied van de vrijheid kon beieren.
Nog immer geeft de Jhesus met haar slagen elk uur van de dag en de
nacht aan. Dat weet hier niemand in Den Haag, hoor, die klok regeert
ons op verborgen wijze. Maar hebben Jezus van Nazareth en de tijd niet
alles met elkaar te maken? Wij mensen leven toch altijd nog in de tijd
voor hem of na hem? Wij tellen toch niet zonder reden het jaar 2001
onzes Heren?
En nu zou het kunnen zijn, lieve Laurentien, goede Constantijn, dat op
een gegeven moment laten we zeggen jullie klokken verschillend lopen.
En als dat vaak gebeurt, dan weet je wel hoe laat het is, of liever,
je weet het niet. Wij willen allemaal graag bij de tijd zijn, maar bij
welke tijd eigenlijk? Maar dan kun je hier, bij deze kerk, bij de
Jhesus, je klok weer gelijk zetten. Die klok, dat is wel zeker, loopt
altijd een beetje op ons vóór
Dat Hij dan met jullie mee mag gaan. En dat je, waar het leven jullie
ook brengen zal, altijd van ver zijn stem mag horen.
Moge de Heer zich over jullie leven ontfermen.
Amen.