Ministerie van Financien

Titel: Beantwoording Kamervragen van het lid De Wit (SP)



Aan de voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Binnenhof 1a

2513 AA Den Haag

Datum

Uw brief (Kenmerk)

Ons kenmerk

nr. 2000110370

V 2001/0257

Onderwerp

Beantwoording Kamervragen van het lid De Wit (SP)

Hierbij zenden wij u de antwoorden op de vragen van het lid De Wit (SP) over inkomensgevolgen van de Wet IB2001.

De Minister van Sociale Zaken

en Werkgelegenheid,

(W.A. Vermeend)

De Staatssecretaris van Financiën,

(W.J. Bos)
2000110370

Vragen van het lid De Wit (SP) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de staatssecretaris van Financiën over inkomensgevolgen Wet IB2001 (Ingezonden 7 mei 2001).

Vraag 1

Kent u het bericht Inkomensgevolgen IB 2001 zeer ongelijk?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Kloppen de in dit bericht genoemde cijfers en berekeningen? Zo ja, wat is hierop uw reactie? Zo nee, welke cijfers zijn dan onjuist?

Vraag 3

Klopt het dat 30% van de huishoudens een inkomensdaling van gemiddeld meer dan 4% heeft ondervonden als gevolg van het belastingplan 2001?

Vraag 4

Is het waar dat pensioengerechtigden gemiddeld 2% inkomensdaling hebben ervaren en dat 900.000 pensioengerechtigde huishoudens er zelfs gemiddeld 5,7% op achteruit zijn gegaan?

Vraag 5

Geven deze cijfers aanleiding om nadere koopkrachtreparaties te overwegen?

Antwoorden 2 tot en met 5

De in het bericht genoemde cijfers blijken op onjuiste veronderstellingen te zijn gebaseerd. De belastingherziening is niet goed verwerkt in de achterliggende berekeningen van de heer Van Eijck. Dit verklaart de extreme resultaten. De belangrijkste omissies in de berekeningen van Van Eijck betreffen:

* Het artikel gaat uit van een ongewijzigd bruto-inkomen tussen 2000 en 2001. Vanwege de systematiek van de zogenaamde netto-netto-koppeling heeft de belastingherziening automatisch gevolgen voor het bruto en belastbaar inkomen van AOW-gerechtigden en bijstandsgerechtigden. De belastingherziening leidt via de netto-netto-koppeling tot een stijging van het bruto-AOW-pensioen. Het ontbreken hiervan in de berekeningen van Van Eijck verklaart zijn relatief slechte resultaten voor ouderen.
* De heer Van Eijck heeft bij de berekeningen voor tweeverdieners het inkomen van beide partners bij elkaar opgeteld alvorens de progressieve belastingstructuur toe te passen. In werkelijkheid worden tweeverdieners ieder apart in de belastingheffing betrokken waardoor op huishoudniveau aanzienlijk minder belasting wordt betaald dan in de berekeningen van Van Eijck.
* In de berekeningen is geen rekening gehouden met de heffingskorting voor de niet-verdienende partner. Dit scheelt bijna 3500 gulden per jaar. Daarnaast ontvangt in de berekeningen de alleenstaande oudere geen aanvullende ouderenkorting. In werkelijkheid is de inkomensontwikkeling van beide groepen dus gunstiger dan in de berekeningen van Van Eijck.
* Bij de berekening van de heffing op vermogen is in de berekeningen sprake van een dubbeltelling. Rente en dividendinkomen zijn goed verwerkt (belast in box III en niet in box I). Alle andere vermogensinkomsten (waaronder inkomsten uit roerende en onroerende zaken) zijn zowel in box I als in box III meegenomen.
* Het artikel schenkt enkel aandacht aan de wijzigingen in de belastingsfeer. Als onderdeel van het totale pakket, relevant voor de koopkracht in 2001, is bijvoorbeeld de WW-premie fors verlaagd (met 0,9%-punt). Het positieve effect hiervan is niet in de berekeningen opgenomen. Dit betekent dat de koopkrachtontwikkeling 2001 met name voor middeninkomens positiever is dan enkel uit de effecten van de belastingherziening blijkt.

Gegeven de onjuiste toepassing van de regels van het nieuwe belastingstelsel op de inkomens van huishoudens, zien wij dan ook geen reden om op basis van deze cijfers nadere maatregelen te overwegen.

Vraag 6

Wanneer krijgt de Kamer de officiële koopkrachteffecten op huishoudenniveau van het belastingplan 2001?

Bij de behandeling van de Wet IB2001 in de Tweede Kamer en in de Eerste Kamer zijn regelmatig inkomenseffecten van maatregelen gepresenteerd. Hierbij is ook de relevantie van de huishoudenssituatie gepresenteerd (bijvoorbeeld door de inkomenseffecten ook te presenteren voor tweeverdieners). Ook het CPB heeft verschillende malen over de inkomenseffecten van de belastingherziening gerapporteerd. De berekeningen van het CPB zijn gepubliceerd in werkdocument 115 (november 1999), in het CEP2000 en in de MEV2001. Hierbij is niet alleen naar de inkomenseffecten voor standaardhuishoudens gekeken, maar is ook gerekend met de effecten voor een representatieve steekproef van individuele huishoudens. Tenslotte is in de Sociale Nota 2001 (pag. 120) ingegaan op de spreiding van de inkomenseffecten (ook op het niveau van huishoudens). Er zijn ten opzichte van de reeds gepubliceerde cijfers geen nieuwe inzichten.