Partij van de Arbeid

charset="iso-8859-1"

Den Haag, 29 mei 2001

BIJDRAGE VAN JEROEN DIJSSELBLOEM (PVDA) AAN HET ALGEMEEN OVERLEG OVER KNELPUNTEN BELASTINGHERZIENING

In het algemeen overleg zijn aan de orde de tot op heden geconstateerde knelpunten rond de belastingherziening. Daartoe heeft op initiatief van de Kamer een inventarisatie plaatsgevonden waarop een reactie van de staatssecretaris is gevraagd.

Later dit jaar kunnen we nog verwachten Fiscale verkenningen (o.a. vlaktax), de notitie "auto", de Werkgroep vergroening II, de werkgroep VpB etc.

ALGEMENE OPMERKINGEN

Algemeen oordeel kan zijn dat de invoering van het nieuwe stelsel zonder grote onverwachte problemen plaatsvindt. Ook de loonstrookjesactie van de FNV begin dit jaar heeft eigenlijk weinig opgeleverd. Er is een overlegclub o.l.v. DG Belastingdienst met o.a. de sociale partners over uitvoeringsaspecten waar onduidelijkheden snel kunnen worden weggenomen. Verschillende al eerder vanuit de Kamer aangedragen knelpunten zijn adequaat aangepakt.

Bewust onjuiste voorlopige aanslagen

Bij het opleggen van de voorlopige aanslag 2001 moest de Belastingdienst zich (zoals elk jaar) baseren op de gegevens van de afgelopen jaren. Voor een deel was dat echter niet adequaat omdat vermogensbestanddelen sinds dit jaar moeten worden belast tegen het forfaitaire rendement in box III. Omdat de Belastingdienst het daarvoor benodigde inzicht niet had en men dus wist dat de voorlopige aanslag niet juist kon zijn, werd de bezwaarschriften maar direct meegestuurd. Circa 300.000 mensen worden hiermee geconfronteerd. Een niet te vermijden overgangsprobleem? Deels wel; er waren echter alternatieven. De Belastingdienst had een verzoek om informatie kunnen zenden aan de belastingplichtigen. De Belastingdienst had ook kunnen stellen dat de voorlopige aanslag i.i.g. niet hoger mocht uitvallen dan de definitieve aanslag 1999. Geen schoonheidsprijs dus. Hoe staat het met de afhandeling van de bezwaarschriften?

De inkomensgevolgen

De berekende inkomensplaatjes zagen er van tevoren goed uit en het CPB liet zelfs zien dat het nieuwe stelsel progressiever is dan het oude. Maar veel mensen verkeren in onzekerheid of ze er nu dit jaar echt op vooruit gaan of niet. Artikelen zoals dat van Van Eijck dragen helaas bij aan die gevoelens van onzekerheid.

Bij de berekende gemiddelde koopkrachtverbetering (gemiddeld 5% voor sociale minima 7,1 tot 8,4%.) is rekening gehouden met inflatie. Maar de inflatie loopt sterker op dan verwacht. Een van de oorzaken zijn de hoge energieprijzen. Met de REB-verhoging was in de inkomensplaatjes gerekend. Ook de BTW-verhoging, goed voor 1-1,5 procentpunt van de inflatie, was verwerkt in de inkomensplaatjes. Maar de hogere prijzen voor gas, elektriciteit en benzine niet.

In individuele gevallen kan wel degelijk sprake zijn van een inkomensachteruitgang. Veel aftrekposten zijn vervallen (o.a. woon-werkverkeer, rente op consumptief krediet) en de resterende zijn door de tariefsverlaging minder waard geworden. Maar dat is een consequentie waar we bewust voor hebben gekozen.

Voor de werkelijke koopkrachtontwikkeling blijven we nog enige tijd in onzekerheid: pas bij de Sociale Nota (Prinsjesdag) komt werkelijk inzicht. Ook de lokale lasten-monitor is nog niet beschikbaar. Is het mogelijk om nog voor de zomer al een eerste inzicht te hebben in de werkelijke koopkrachtplaatjes?

HEFFINGSKORTINGEN

Heffingskortingen bij overlijden

Om in aanmerking te komen voor de verschillende kinderkortingen en de verhoging van de gecombineerde heffingskorting bij de minst verdienende partner geldt als voorwaarde dat men gedurende meer dan zes maanden op eenzelfde adres moet hebben gewoond. Bij overlijden van kind of partner in de eerste helft van het jaar wordt niet aan die eis voldaan en zouden de korting moeten worden terugbetaald. De staatssecretaris heeft toegezegd deze pijnlijke consequentie ongedaan te maken na schriftelijke vragen van de PvdA-fractie. Is dit nu in de praktijk geregeld? Wanneer volgt aanpassing wetgeving?

Lagere rente op studieleningen

Ter compensatie van het vervallen van de aftrek van de rente op studiekosten, zou de IBG de rente op studieschulden verlagen. Dit gebeurde aanvankelijk alleen voor nieuwe leningen. Na vragen van de PvdA-fractie is dit rechtgezet. Ook de rente op de oude, reeds lopende schulden is verlaagd.

WAJONG-korting en kwijtschelding

Bij het bepalen van het inkomen van gezinnen in het kader van het kwijtscheldingsbeleid zal de via de fiscus ontvangen kinderkorting of aanvullende kinderkorting niet langer als inkomen wordt meegeteld (net zoals de kinderbijslag). Er wordt gewerkt aan een regeling waarbij de eventueel ontvangen jong gehandicaptenkorting ook niet gaat drukken op de kwijt te schelden bedragen.

Bijstand en heffingskortingen

Kan de staatssecretaris een overzicht geven welke heffingskortingen wel en niet leidden tot een korting op de bijstand? Het kan namelijk voorkomen dat iemand voor de fiscus in aanmerking kan komen voor de alleenstaande ouderkorting maar dat deze later door de bijstand wordt teruggevorderd.

Bij het invullen van een VT-formulier is dit niet duidelijk. Voorbeeld: moeder ontvangt bijstand alleenstaand omdat de zoon (18 jaar) studiefinanciering ontvangt. Via de fiscale regels echter zou de moeder de alleenstaande oudertoeslag kunnen ontvangen omdat zij (ondanks de studiefinanciering) het kind voor 61 gulden (forfaitair bedrag) per week onderhoud. Zou zij dit VT-formulier zo invullen dan krijgt zij later te maken met een teruggave aan de bijstand.

Twee vragen: zijn de VT-formulieren nu duidelijk genoeg voor betrokken of men de heffingskortingen ook daadwerkelijk mag houden of dat de heffingskortingen weer via de bijstand worden ingehouden? En graag een overzicht welke heffingskortingen leidden tot een korting op de bijstand.

Arbeidskorting en deeltijd

De arbeidskorting wordt uitgekeerd naar de hoogte van het arbeidsinkomen. De filosofie daarbij was dat van de arbeidskorting een prikkel moet uitgaan voor mensen om meer te gaan werken. Consequentie is dat mensen die bijv. vanwege een functiebeperking niet volledig kunnen werken, maar dus maximaal werken, nooit de volledige arbeidskorting zullen krijgen. We hoeven dat debat nu niet over te doen. Maar mijn fractie maakt zich wel zorgen over de vraag of deze groep niet op achterstand raakt. Kan de staatssecretaris toezeggen dat op de inkomensontwikkeling van deze groep in de Sociale Nota nader wordt ingegaan?

Naheffingen AOW

AOW en aanvullende pensioenen worden in 2001 apart uitbetaald. Als je van een pensioenfonds een aanvullend pensioen van meer dan 40.000 gulden ontvangt dan moet bij de aanslag het jaar daarop de belasting worden terugbetaald omdat het totale inkomen in een hoger tarief terecht is gekomen.

In antwoorden op schriftelijke vragen van de PvdA heeft de staatssecretaris beloofd te bezien of het mogelijk is om de loonheffing over de AOW en het aanvullende pensioen zodanig op elkaar aan te laten sluiten dat aanslagen kunnen worden voorkomen. Hoe staat het met die toezegging?

Alfahulpen

Voor de alfahulpen is een uitgebreide voorlichtingscampagne gevoerd. De gevolgen lijken daardoor erg mee te vallen. Toch laat de FNV weten dat veel alfahulpen nog niet de volledige heffingskorting ontvangen, waarschijnlijk omdat het inkomen op het VT-formulier is ingevuld bij inkomen uit loondienst i.p.v. bij overige werkzaamheden (freelancers!). Graag extra aandacht daarvoor in de voorlichting.

Co-ouders

Co-ouders met één kind kwamen voorheen beiden in aanmerking voor tariefgroep 4 en 5 (alleenstaande ouderaftrek en de aanvullende alleenstaande ouderaftrek). Dit was overigens nooit de bedoeling van de wet en is in die zin gecorrigeerd in het nieuwe stelsel. Wel blijft bij ons de wens om de alleenstaande ouderkorting, de aanvullende alleenstaande ouderkorting en de kinderkortingen 50-50 te kunnen verdelen. Nu gaan deze volledig naar die ouder waarbij het kind minstens 6 maanden plus een dag staat ingeschreven. De staatssecretaris heeft toegezegd hiernaar te zullen kijken. Is hiervoor al iets concreets geregeld?

Voorlopige teruggaaf bij onvolledige heffingskorting /Groene blaadjes

Vandaag kregen we via de mail nog een brief van de staatssecretaris binnen over de heffingskorting voor partners van 65-plussers. Het gaat over het probleem dat bij de uitbetaling van de heffingskorting ten onrechte geen rekening is gehouden met het feit dat te weinig belasting wordt betaald om de gehele korting voor 65-minners te kunnen ontvangen. Ten onrechte wordt de volledige korting uitbetaald. En na afloop van het belastingjaar moet worden terugbetaald.

Hiervoor heeft de staatssecretaris een oplossing gevonden door een koppeling te maken met bestanden van de SVB. Prima.

De tot op heden teveel ontvangen heffingskorting wordt in de resterende maanden verrekend met de voorlopige teruggaaf. Wordt daarmee een aanslag en dus verplichte aangifte voorkomen?

Maar ons is nog een ander punt gemeld dat mogelijk hiermee ook is opgelost. Ons bereikten brieven van mensen die, omdat zij slechts recht hadden op een onvolledige heffingskorting, deze niet met Voorlopige Teruggaaf konden krijgen , maar slechts bij de afrekening na aangifte in het daaropvolgende jaar. (Zij stelden dus dat alleen indien men recht heeft op de volledige korting, deze per VT kan worden uitgekeerd.) Mogen we uit de brief van de staatssecretaris van vanochtend afleiden dat ,indien men recht heeft op een onvolledige heffingskorting, ook deze maandelijks via de voorlopige teruggaaf kan worden gekregen?

Dan is er nog het punt over de gescheiden uitbetaling van AOW (door de SVB) en het aanvullende pensioen door pensioenfondsen. Dit heeft helaas ook een negatief bijeffect. Doordat beiden beginnen te rekenen met het laagste tarief, wordt soms te weinig belasting betaald. Betrokken 65-plussers worden geconfronteerd met een naheffing. Geen direct gevolg van de belastingherziening, maar in het nieuwe stelsel is de groep die het betreft wel groter. De PvdA-kamerleden Kuijper en Noorman stelden hier vragen over. De staatssecretaris antwoordde toen met de SVB te kijken naar een oplossing. Kan hij ook op dit knelpunt ingaan. Welke oplossing is er?

Artiestenregeling

Vorige week is de aangepaste artiestenregeling verschenen. Mede naar aanleiding van kamervragen van onze kant had de staatssecretaris al aangegeven met een aantal vereenvoudigingen te zullen komen. Naast de administratieve lasten kwamen veel problemen voort uit het gegeven dat voor veel artiesten de kostenvergoeding een heel groot deel van de gage vormt. Een belangrijke wijziging is nu dat vergoedingen voor reis en verblijf buiten de loonbelasting worden gehouden, met een controle achteraf, in plaats van een controle vooraf middels een kostenvergoedingsbeschikking. Dit is tevens van groot belang voor buitenlandse artiesten die in Nederland komen optreden. Conform ons voorstel komt er in de "kleine artiestregeling" een bedrag (max. 300 gulden excl. de vergoeding voor reis en verblijf) per artiest per optreden dat als vergoeding voor kosten direct, zonder beschikking vooraf, in mindering kan worden gebracht op de gage waarover loonbelasting moet worden betaald. Het tarief loonbelasting zal gelijk worden gesteld aan het tarief eerste schijf inkomstenbelasting. Belangrijke winst dus.

De meer individuele benadering van de belastingherziening en het feit dat vanaf dit jaar de loonheffing voor buitenlandse artiesten niet langer eindheffing is, leidde tot een grote verzwaring van de administratieve lasten voor grote buitenlandse gezelschappen. Hiervoor komen de volgende aanpassingen: vrijstelling van kosten voor eis en verblijf. Verplichte voorheffing van 20% voor de rest van de gage. Met de optie om deze (achteraf) tevens te beschouwen als eindheffing. Verder hoeft slechts een loonadministratie te worden gevoerd door de inhoudingsplichtige per gezelschap. Ons oordeel over genoemde aanpassingen, waarvoor nog wetgeving volgt, is positief.

Resteren nog vragen over de afstemming tussen de loonbelasting en sociale verzekeringen. Daarbij spelen twee problemen. Er zijn verschillen tussen verzekeringsplicht voor artiesten voor werknemersverzekeringen en de artiestenregeling in de loonbelasting. En er bestaan verschillen tussen heffingsgrondslagen voor de loonbelasting en voor de premieheffing werknemersverzekeringen. Kan de staatssecretaris over die afstemming de Kamer nader informeren samen met minister van Sociale Zaken?

AUTO

Bestelbussen

Met het nieuwe stelsel is de fiscale behandeling van de bestelbus en de lease-auto gelijk getrokken. Dit blijft moeilijk te rechtvaardigen. Er is een evident kwaliteitsverschil voor de privégebruiker. Verder wordt de aanslag waarmee de /werknemers worden geconfronteerd bepaald door keuzen die de werkgever maakt in zijn bedrijfsvoering. Ook administratief brengt het nieuwe regime voor bestelbussen onwerkbare situaties met zich mee. Voorbeelden zoals de werknemers die stand-by moeten zijn in het weekend zijn voldoende bekend. De vrees is reëel dat begin volgend jaar, als de aanslagen op de mat vallen, een groot deel van de naar schatting 4 à 500.000 bestelbusrijders geen of geen sluitende km-administratie heeft en dus geconfronteerd wordt met de maximale bijtelling van 25% van de cataloguswaarde van de bestelbus. Niet verwonderlijk dat FNV en MKB een gezamenlijke actie tegen dit regime voeren.

Wij hebben een voorstel gepresenteerd (De Telegraaf van 29 april) waarmee weer een apart regime voor bestelbussen wordt geïntroduceerd dat aanmerkelijk /eenvoudiger is. In plaats van een getrapte bijtelling op basis van een zeer bewerkelijke km-administratie kunnen we kiezen voor een standaard bijtelling voor iedereen die een bestelbus van de zaak ook privë gebruikt. De bijtelling bedraagt bijvoorbeeld 10% van de cataloguswaarde, met een maximum van 5000 gulden. Over deze bijtelling bij het loon wordt een bijzonder tarief van bijvoorbeeld 25% loonbelasting geheven. Alleen als de werkgever en de werknemer contractueel vast leggen dat de bestelwagen niet (of nauwelijks) voor privëdoeleinden wordt gebruikt, kan de bijtelling volledig achterwege blijven. De rittenadministratie verdwijnt hiermee volledig.De werknemer hoeft niet zelf af te rekenen met de fiscus over de bijtelling. De werkgever zal de heffing over de forfaitaire bijtelling afdragen aan de fiscus. De werkgever mag deze kosten ook zelf voor zijn rekening nemen of eventueel een gedeelte. In dat geval kan hij de kosten weer aftrekken van de bedrijfswinst. In alle gevallen gaat het om een eindheffing; de werknemer krijgt niet te maken met een naheffing in de inkomstenbelasting. Dit heeft als bijkomend voordeel dat de Belastingdienst ook minder belastingformulieren hoeft te verwerken en veel werknemers helemaal niet hoeven te worden geconfronteerd met een aangifteformulier.

Ik vraag de staatssecretaris in het Belastingplan 2002 een aanmerkelijk eenvoudiger stelsel te introduceren, in de voorbereiding daarvan onze voorstellen te betrekken en op een reële wijze om te gaan met de problemen die begin volgend jaar over 2001 zullen blijken.

Woon-werkverkeer of dienstreis?

De fiscus onderscheidt woon-werkverkeer en dienstreizen. Als een werknemer meer dan 40 dagen naar eenzelfde adres reist, wordt dit beschouwd als woon-werkverkeer. Hiervoor kan niets meer worden afgetrokken. Wel kan belastingvrij een vergoeding worden gegeven (afhankelijk van afstand en aantal dagen/weken) maar deze is beduidend minder dan de onbelaste km-vergoeding voor dienstreizen van 0,60 ct/km. Dit 40 dagen criterium knelt in de thuiszorg waar een wijkverpleegkundige regelmatig vaker dan 40 dagen per jaar naar een cliënt toe moet. De staatssecretaris heeft de Landelijke Vereniging voor Thuiszorg laten weten te willen zoeken naar een praktische oplossing. Wij steunen dit en pleiten ervoor dit in bredere zin voor ambulante beroepen te bekijken.

OV-reiskosten

Er is een merkwaardig onderscheid in de fiscale aftrekmogelijkheden van de OV-kaart wanneer deze privé wordt aangeschaft en deels wordt vergoed door de werkgever en wanneer deze door de werkgever wordt aangeschaft maar slechts deels wordt betaald. In het laatste geval is het namelijk niet toegestaan het reiskostenforfait voor OV minus de vergoeding van de werkgever af te trekken. Op grond van jurisprudentie blijkt dat de eigen bijdrage van de werknemer aan de OV-trajectkaart minstens 70% te moeten bedragen om voor aftrek in aanmerking te komen. Daaruit blijkt dat iemand pas de aftrekmogelijkheid krijgt wanneer hij/zij minimaal 70% van de kaart zelf vergoed. Hiermee wordt het mobiliteitsbeleid van de overheid gefrustreerd en jaag je mensen weer de auto in.

Geblindeerde zijramen

Onze woordvoerder verkeersveiligheid heeft vorige week in een debat met de minister van V&W de problematiek van de verplicht geblindeerde zijramen van auto's met een grijs kenteken aan de orde gesteld. Het kan niet zo zijn dat we vanwege handhaafbaarheidsproblemen met fiscale wetgeving verkeersslachtoffers accepteren. De minister van V&W heeft in dat debat gezegd dat er een oplossing komt. Graag een bevestiging van de staatssecretaris van Financiën. Wat en wanneer?

MAALTIJDEN

In oude stelsel gold een forfaitaire bijtelling voor gratis verstrekte (kantine)maaltijden. Nu is daarvoor is de plaats gekomen de waarde in het economisch verkeer. Die hogere bijtelling blijft alleen achterwege als de werknemer voor zijn maaltijden gemiddeld een bepaalde minimum bijdrage heeft betaald. De toets of die bijdrage in rekening is gebracht, leidt tot extra administratie. Evenals het administreren van 80 vrijgestelde maatlijden. En de definitie van "maaltijden met meer dan bijkomstig zakelijk karakter" leidt op zijn best tot verwarring.

Sommige werkgevers laten de werknemers nu een kostendekkende prijs betalen voor de maaltijd en vergoeden dat in het loon. Prima, zo wordt de grondslag weer volledig. In reactie op schriftelijke vragen van onze kant heeft de staatssecretaris laten weten nog in overleg te zijn met "de praktijk" over de administratieve druk.

OVERIGE ONDERWERPEN

Opbouw pensioen buitenlanders

Buitenlandse werknemers die in Nederland werken mogen 30% aan onbelaste onkostenvergoeding krijgen. Deze vergoeding wordt sinds dit jaar echter uitgesloten van de grondslag waarover pensioen mag worden opgebouwd. Zo een wijzigingwas toch helemaal niet beoogd? Wat is hier misgegaan?

Overdracht onderneming

Een onderneming kan sinds dit jaar aan iedereen worden overgedragen zonder dat over de stille reserves hoeft te worden afgerekend wanneer maar wordt voldaan aan de eis dat de opvolger minimaal drie jaar mede-ondernemer is geweest. Dit leidt nogal eens tot problemen. Is het niet mogelijk deze eis te veranderen tot "minstens drie jaar werknemer of mede-ondernemer"?

Optieregelingen

Hierbij moeten twee dingen nadrukkelijk worden onderscheiden. Het eerste is de uitspraak van de Hoge Raad over de fiscale behandeling van het aankopen en doorleveren van bestaande aandelen in het kader van optieprogramma's voor werknemers. Omdat bedrijven op basis van uitspraken van de vorige staatssecretaris er vanuit mochten gaan dat de afwikkeling van deze personeelsopties tot een aftrek mochten leiden, de inkoop niet tot heffing van dividendbelasting en de doorlevering niet aan een kapitaalsbelasting onderworpen zou zijn, zullen de arresten van de HR geen gevolgen hebben op het beleid tot 1 juli aanstaande. Dan komt de staatssecretaris met voorstellen om de gevolgen ten aanzien van de dividend- en kapitaalsbelasting zoveel mogelijk te beperken. In het licht van het overleg Kabinet-sociale partners is door het kabinet beloofd te kijken naar flankerend beleid ter stimulering van vormen van flexibele beloning. In dat licht is een wettelijke correctie op het arrest van de Hoge Raad gewenst.

Het tweede discussiepunt rond optieregelingen is ook de Lodewijk de Waal nog eens aangezwengeld. Het betreft het excessief gebruik van optieregelingen door bestuurders. De Waal bepleitte op 1 mei een kleptocratentax van 100% over het inkomen dat de 3 miljoen gulden overstijgt. Spielerei? Ook wat ons betreft zal de overheid grenzen moeten stellen aan excessieve gebruik, gebruik in geen verhouding staat tot het vaste beloningsdeel, noch tot de prestatie van het bedrijf, wanneer de sociale partners daar niet in slagen.