Partij van de Arbeid

Den Haag, 30 mei 2001

VRAGEN VAN DE LEDEN REHWINKEL EN ALBAYRAK (BEIDEN PVDA) AAN DE MINISTERS VAN DEFENSIE EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

1. Heeft u kennisgenomen van het artikel 'Spionne slaapt met de vijand'? (1)

2. Is het waar dat de voormalige eerste luitenant bij het dienstvak inlichtingen en veiligheid van de Koninklijke Luchtmacht bij haar sollicitatie voor deze functie, drie en een half jaar geleden, heeft gemeld tot de kennissenkring van de nationaal-socialist Constant Kusters te behoren? Had de MID destijds geen problemen met een sollicitante, die de voorman van de Nederlandse neo-nazi's op feesten en partijen ontmoette en geregeld bij hem op de koffie kwam?

3. Werd de eerste luitenant alsnog uit haar functie gezet, toen ze 'anderhalf jaar geleden ook nog het bed met Kusters ging delen'? Was dit omdat aan een vertrouwensfunctie eisen worden gesteld die onverenigbaar zijn met intieme omgang met een extreem-rechts kopstuk? Zo nee, waarom werd dan een nieuw veiligheidsonderzoek ingesteld?

4. Bent u, net als wij, van mening dat in het onderhavige geval sprake is van een hogere vertrouwensfunctie? Waar liggen in een dergelijk geval de grenzen voor contact met personen en groeperingen met een veiligheidsrisico? Worden door MID en BVD wat dit betreft dezelfde grenzen gesteld?

5. Wat is uw reactie op de opmerking in het artikel: 'De MID hoopte ongetwijfeld een moderne Mata Hari te hebben binnengehaald die inlichtingen kon inwinnen door aan te pappen met de vijand'?

(1) Vrij Nederland, 30 mei 2001