Den Haag, 30 mei 2001
BIJDRAGE VAN ROB OUDKERK (PVDA) AAN HET ALGEMEEN OVERLEG ARBEIDSMARKTBELEID
De arbeidsmarkt in de zorgsector verslechtert. Het ziekteverzuim blijft
onveranderd hoog (7,8% tegenover 5,5% landelijk gemeten), het aantal
vacatures neemt toe en de instroom in de hbo-opleidingen daalt, wat voor de
toekomst niet veel goeds voorspelt.
Zoals Anton Westerlaken in een zeer lezenswaardig artikel stelt:
'De problemen van de arbeidsmarkt in de zorg passen wonderwel in het beeld
van een samenleving waar welvaart en individuele positieversterking
toenemen. Zakelijke afwegingen worden meer dominant. Effectief en efficiënt
handelen is ook van groot belang. Zeker als het gaat om de besteding van
gemeenschapsmiddelen. Dit mag echter niet ten koste gaan van het mensenwerk
bij uitstek. Verzakelijking die zich vertaalt in (economische) begrippen als
productieresultaat, competentie, financiële vraagsturing enz staan haaks op
dat "stapje"extra, meer aandacht, langer blijven, "doe ik wel even", die
kenmerkend (moeten) zijn in zorgverlening.'
Bevlogenheid en economische wetmatigheden vragen om een (nieuwe) harmonie,
elkaar versterkend. Een uitdaging voor de samenleving en zeker voor de zorg.
De sturing op resultaat, beheersing van schaarste, grotere efficiency,
marktconform enz. heeft een ander type management in de publieke sectoren
gebracht, met daaraan verbonden andere prioriteiten, technieken en
achtergronden. In ieder geval met een groter accent op de output van
organisaties. Logisch gevolg daarvan is dat de klant veel centraler is komen
te staan. Nuttig en nodig, maar feit is dat deze focusverschuiving niet
naast maar vaak in plaats van aandacht voor de werkers in de eigen
organisatie kwam. Vooral in het onderwijs en de zorg is de aandacht voor de
medewerkers (essentieel voor de kwaliteit van de dienstverlening)
verminderd. Dit had en heeft een uitwerking op het personeels- en
organisatiebeleid.
Generaliserend kan gesteld worden dat het management en de personeelsfunctie
in kwaliteit en kwantiteit niet het sterkst ontwikkeld is in de betrokken
sectoren.
Het middenkader zal meer en beter toegerust moeten worden op het terrein van
effectief en kwalitatief personeelsbeleid. Zowel ten aanzien van planning,
inzet van middelen, aandacht en communicatie voor en met medewerkers, kennis
en toepassing van bestaande personeelsinstrumenten. Gewoon goed
personeelsbeleid biedt perspectief voor directe verbetering maar is vooral
ook nodig voor de ontwikkelingen op langere termijn.
Dat gezegd hebbende is de PvdA verheugd dat haar inzet bij de Algemene Politieke Beschouwingen vorig jaar om bij de Voorjaarsnota wezenlijk extra te investeren in het arbeidsmarktbeleid in de collectieve sector door het kabinet is vertaald in 690 miljoen extra dit jaar en 1 miljard extra volgend jaar voor het arbeidsmarktbeleid in de zorgsector.
De minister schrijft dat de ambitie groot moet zijn, gezien het door Van Rijn gesignaleerde structurele karakter van de schaarste op de zorgarbeidsmarkt. De volgende vier-sporenaanpak is noodzakelijk:
* aantrekkelijk maken van het werk (carrièreperspectief, beloning,
mogelijkheden zorg en arbeid te combineren);
* voorwaarden scheppen voor een langere gemiddelde werktijd
(kinderopvang buiten reguliere tijden, onregelmatig werk aantrekkelijk maken
etc.);
* stimuleren van instroom (stageplaatsen, stimuleren herintreders);
* tegengaan van uitstroom (bevorderen ouderenparticipatie, her- en
bijscholing).
Deze plannen moeten door de sociale partners uitgevoerd worden. Voorwaarden
voor financiering zijn sluitende plannen. De minister, aldus de brief, heeft
immers geen specifieke verantwoordelijkheid als werkgever maar schept
voorwaarden.
Dat klopt. Maar het jaar is bijna halverwege en er moet nog een hoop
gebeuren.. Volgens het VBTB-principe daarom vier vragen:
1. Wie is waarvoor verantwoordelijk bij het arbeidsmarktbeleid (dit geldt voor verschillende ministeries en voor de afbakening aanbieders/verzekeraars/sociale partners/overheid)?
2. Wat willen we precies eind dit jaar bereiken (quotum, quantum t.a.v. ZV,
herintreders etc)?
3. Wat gaat wie daarvoor doen? (in de op zich goede plannen m.b.t.
stageplaatsen/ herintreders is dat onduidelijk)?
4. Wanneer rekenen we af (per 1.1.2002 dus)?
Aan de minister wil ik hier toch met klem vragen vóór de zomer een volledig
uitgewerkt overzicht te geven met alle maatregelen en de kosten. Immers, als
de minister dat de Kamer niet kan toezenden, zal het geld wellicht niet meer
aan de sector ten goede komen, en dan is er weer een jaar verloren.
De tekst van de brief suggereert dat de gelden gebruikt worden ter
financiering van convenanten die reeds lang gesloten zijn. Ik wil de
minister vragen om een nadere uiteenzetting. Het moet hier gaan om extra
geld, en niet om financiering achteraf.
De minister zei hier vorig jaar op 24 mei: mijn ambitie is in vier jaar 20%
verhoging instroom, 20% terugdringen verloop, 20% rendementsvergroting
opleidingen, halvering van het verschil in ziekteverzuim tussen
bedrijfsleven en zorgsector, halvering van het verschil in WAO-instroom
tussen zorgsector en landelijk en reïntegratie van 3000 WAO-ers, minimaal
4000 allochtonen erin.
Dus stel ik hier de vraag: hoever zijn we, zitten we op schema? Zo nee, wat
gaan we daaraan doen en met name wie?
Er ligt een aangenomen motie Oudkerk c.s (Zorgnota 2001) om bonusregelingen
te maken voor werkgevers die er daadwerkelijk in slagen het ziekteverzuim
terug te dringen. Dat geeft als dat voor 1% lukt 7.000 fte's extra in de
zorg! De motie vraagt om een benchmarking van best practices. Er gebeurt
zoveel goeds her en der en waarom kan dat niet nu, heute, jetzt op andere
plekken? Zoals de AVVV ook zegt: niet praten maar doen. Zoals Jan Schaefer
al zei: in gelul kun je niet wonen. De motie vraagt om herregistratie voor
verpleging en verzorging; om invulling te geven aan de eerdere motie
Oudkerk/Weekers, om orde te scheppen in de chaos m.b.t. stageplaatsen, om
het actieprogramma dat is overeengekomen met de beroepsgroep verpleging en
verzorging (V&V) van structurele dekking te voorzien. Ik constateer dat
uitvoering van de kamerbreed aangenomen motie niet strookt met de op papier
gezette ambitienivo's van de minister. Ook hier geldt dus: wie heeft en
neemt verantwoordelijkheid?
Over ambitie gesproken. De plannen m.b.t. herintreders stromen er van over.
Buiten de sector lopen 80.000 gediplomeerden rond waarvan er 22.000 bereid
zijn om binnen een jaar aan de slag te gaan. Als dan ook het verzuim met 2%
naar beneden wordt gebracht, zijn de getallen weer in evenwicht. Kan de
minister die ambitie ook concretiseren?
Het afgelopen jaar stemt niet optimistisch. De werkdrukmiddelen (771,3
miljoen waarvan de helft voor de sector V&V) worden aan de instellingen
overgemaakt, in de hoop dat hiervoor extra handen aan het bed komen.
Verantwoording over deze middelen is niet te geven. Een werklastonderzoek,
dat nog naar de Kamer moet komen, heeft uitgewezen dat op dit moment niet
kan worden gemonitord hoeveel extra handen aan het bed voor dit geld zijn
gecreëerd.
Uit het Jaarbeeld Zorg blijkt dat de werkdrukmiddelen in de sector V&V zijn
gebruikt om de nieuwe bekostigingssystematiek te faciliteren. De middelen
zijn gebruikt om de budgetten te verhogen van de instellingen, die onder het
normbudget zaten. Deze gelden worden dus eigenlijk uitgegeven met twee
doelen. In de andere sectoren is het geld toegevoegd aan de reguliere
budgetten. Omdat aparte verantwoording over deze gelden een onevenredige
administratieve lastendruk tot gevolg zal hebben, hoeft geen verantwoording
over deze middelen te worden gegeven.
Kort en goed: honderden miljoenen erin gepompt, we weten niet hoe en of die
geholpen hebben.
Het is dus niet verwonderlijk dat de 770 miljoen extra in 2000 niet heeft
geleid tot een verlaging van het ziekteverzuim. De minister moet hier maar
eens op reageren. Ook hier geldt: wie heeft en neemt verantwoordelijkheid?
Dan de stageplaatsen. De instroom in het mbo-onderwijs neemt, na een daling
van 1991 tot en met 1997, weer toe. Maar dit is nog lang niet genoeg. Op
hbo-niveau was een forse daling in de instroom (17%) in het lopende
schooljaar.
De NVZ heeft een nieuwe bekostigingssytematiek voor stageplaatsen bedacht.
Hier wordt nog onderzoek naar gedaan. Maar hoezo onderzoek? Vindt de
minister het een deugdelijk plan? Ja of nee? Of hangt het op
financieringsproblemen? Het afschrift van de brief van de NVZ aan de
minister van vandaag stemt mij niet hoopvol dat er op korte termijn iets
gebeurt.
De koepels wijzen bij de tekorten aan stageplaatsen steeds naar de politiek.
Maar de middelen daarvoor zitten in de budgetten verwerkt, ze hebben deze
middelen zelf naar de zorg geheralloceerd.
Ook hier geldt: wie heeft en neemt hier verantwoordelijkheid?
De Grote Steden
De vier grote steden hebben de grootste personeelsproblemen. De kosten in de
grote steden zijn hoger, woningen zijn nauwelijks te vinden. Beschikbaar
personeel in de regio kiest dan ook vaak voor banen buiten de steden op
grond van financiële overwegingen (ook parkeervergunningen etc. etc.).
Ik wil de minister vragen om voor de vier grote steden een aangepaste
regelgeving toe te staan. Een arbeidsmarkttoeslag dus. Bijvoorbeeld een
x-bedrag erbij, waarvan de verzekeraars een derde, de gemeenten een derde en
het Rijk een derde voor haar rekening neemt. Door deze gedeelde smart door
partijen is het mogelijk voor de instellingen om een gelijkwaardige
concurrentiepositie op de arbeidsmarkt te verkrijgen. Ik begrijp absoluut
niet dat het CTG een afwijzende beschikking heeft gegeven. Wellicht moet de
minister hier zelfs een aanwijzing overwegen. Ook hier geldt: wie heeft en
neemt verantwoordelijkheid?
De werving van buitenlandse verpleegkundigen.
De minister kent de bezwaren die wij hadden en hebben. Afgezien daarvan is
in de VU in Amsterdam gebleken dat het werven van Zuid-Afrikaanse
verpleegkundigen eufemistisch gezegd geen succes was. Nu hoor ik dat
Randstad weer gaat experimenteren met Poolse verpleegkundigen. Er zou in
Polen een overschot zijn: anderen spreken van een tekort.
Ik krijg een deja vu gevoel. De brief van minister Vermeend van gisteren
geeft aan dat er geen tewerkstellingsvergunningen meer worden afgegeven voor
in Suriname geworven personeel. Vraag is nu: kan dat ook voor andere landen
indien daar de arbeidsmarkt nog krapper is dan bij ons? Zijn er niet, net
als in België, bilaterale overeenkomsten te sluiten met landen waar vanwege
de krappe arbeidsmarkt aldaar niet geworven mag worden? Ook hier geldt: wie
heeft en neemt verantwoordelijkheid?
Tenslotte de ICT en het gebruik van technologie. Ook hier heeft Anton
Westerlaken een belangrijke zienswijze. De structurele personeelstekorten
kunnen niet alleen via het personeels- en organisatiebeleid worden opgelost
Ook de vraagkant en daaraan verbonden behandelingsmethodes vragen om
ingrijpende veranderingen. De meest kansrijke ontwikkeling daarvoor is
agressief ICT-beleid. Er dient een maximale investering te komen voor
innovatief en gericht ICT-beleid waardoor op een groot aantal terreinen
winst geboekt kan worden (zie ook advies Raad voor de Zorg d.d. 18 mei
2001).
- Vergroten en verhogen van de kwaliteit en capaciteit van zelfdiagnoses
door de zorgvrager. Begeleiding en controle kunnen daardoor in menskracht
aanzienlijk afnemen (diabetes is een prachtig voorbeeld).
- Optimale ICT-inzet in de zorgverlening (informatie-uitwisseling, consult,
videoconferencing, diagnostiek, spraakherkenning, uitluistersysteem,
administratieve processen, zorgdossier enz. enz.). Wat gedigitaliseerd kan
worden digitaliseren. Alles gericht op vergroting van efficiëntie, vrij
maken van tijd, zorgontlasting.
- Veel meer investeringen in middelen en instrumenten die zorghandelingen
kunnen automatiseren of vergemakkelijken. Hierdoor kunnen mensen én langer
voor zichzelf blijven zorgen én is de belasting voor zorgverlener minder.
Het vraagt een kanteling in budgetten. In plaats van oneindig veel onderzoek
naar ziekten, die niet of nauwelijks te genezen zijn, veel meer onderzoek en
ontwikkeling naar direct toepasbare en zorgvraagontlastende
ontwikkelingen/technieken en technologie.
Daarbij is het van belang dat het imago van de zorg verandert,
toptechnologie is alles en dus zeker zo aantrekkelijk als de
automatiseringswereld, zonder dat het doorschiet en de menselijke factor
(aandacht en tijd voor elkaar) verdwijnt.