Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=416027



Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG Directie Culturele Samenwerking, Onderwijs en Onderzoek DCO Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag Nederland

Datum 31 mei 2001 Auteur J.Vogelaar

Kenmerk DCO-168/2001 Telefoon 070 - 3486712

Blad /5 Fax 070 - 3486436

Bijlage(n) E-mail jeannette.vogelaar@minbuza.nl

Betreft Motie Hessing cs. (27 400 V, nr. 39)

Zeer geachte Voorzitter,

Met de motie Hessing cs. (27 400 V, nr. 39) is de regering verzocht grotere prioriteit te geven aan basisonderwijs om te voldoen aan de verplichtingen die Nederland tijdens de internationale onderwijsconferentie in Dakar is aangegaan (april 2000) en zo de doelstellingen betreffende onderwijs voor allen (EFA) in 2015 te kunnen behalen.

Ik heb de door de Kamer gevraagde extra aandacht vorm gegeven door middel van intensivering van de beleidsdialoog, bilateraal en multilateraal, en het verhogen van beschikbare (financiële) middelen via bilaterale en multilaterale kanalen.

De intensivering vindt zorgvuldig plaats in de context van armoedebestrijding en de PRSPs, gericht op veranderingsprocessen die nodig zijn om de onderwijsdoelstellingen te halen. Wij dragen hier als internationale gemeenschap gezamenlijk verantwoordelijkheid voor. Hierbij staat 'ownership' centraal, hetgeen betekent dat het tempo van hervorming en vernieuwing uiteindelijk door het land zelf wordt bepaald. Dit gaat om ingewikkelde processen die zich niet beperken tot de onderwijssector alleen. Eén jaar is te kort om meetbare resultaten aan te kunnen geven. In deze brief leg ik daarom nadruk op de maatregelen die ik heb genomen ter ondersteuning van in gang gezette hervormingen.

Bilaterale samenwerking

In 14 van de 21 kernlanden is gekozen voor samenwerking met Nederland in de onderwijssector. Hierbij teken ik aan dat in een aantal landen (Eritrea, Ethiopië en Ghana) de sector keuze nog niet is afgerond. Ook in Suriname, dat gezien de verdragsrelatie een bijzondere status heeft, staat de sectorkeuze nog niet vast. India heeft het afgelopen jaar Nederland verzocht om ook in de tweede deelstaat (Andhra Pradesh) onderwijs te steunen.

De ambassades in deze kernlanden hebben de opdracht te rapporteren over ontwikkelingen binnen de onderwijssector. Daarnaast vindt er actieve participatie plaats in de beleidsdialoog en kan, indien er sprake is van een financieringstekort, de Nederlandse financiële bijdrage worden verhoogd.

Uit de jaarrapportages van de ambassades blijkt dat de uitvoering van de onderwijshervormingen per land verschilt en de voortgang sterk afhankelijk is van de macro-economische context, het politieke klimaat en het algemene draagvlak. Daarbij komen vaak nog complexe overheidsherstructureringen en decentralisatie processen. Deze processen raken direct de onderwijshervormingen, en daarmee onze samenwerkingsprogramma's op het onderwijsterrein.

In 2000 is NLG 232 miljoen uitgegeven aan basic education via gedelegeerde middelen naar de ambassades in de landen waarin Nederland de onderwijssector steunt. Dit is 3% van de totale ODA uitgaven van het afgelopen jaar, een fikse stijging ten opzichte van de 1,9% in 1998 en 1999. Deze toename komt ondermeer door de uitbreiding van de steun naar Indonesië. Voor 2001 heb ik een bedrag van NLG 292 goedgekeurd dat 3,5% van het totale ODA budget vertegenwoordigt.

In 2000 is tevens door middel van oormerking van macro steun Nlg. 43 miljoen ten goede gekomen aan basic education zoals bijvoorbeeld in Uganda met het Social Action Plan, en in Mozambique waar macro steun werd toegezegd als noodhulp om de door overstroming verwoeste scholen te herbouwen.

De toenemende aandacht voor basic education in ontwikkelingssamenwerking in de kernlanden heeft geleid tot een grotere behoefte aan onderwijsexpertise op de ambassades. Ik heb daarom de aanvragen voor themadeskundigen basic education in New Delhi en Sana'a goedgekeurd. In 2001 zijn er dan in alle kernlanden die onderwijs gekozen hebben, deskundigen op het gebied van onderwijs werkzaam. In de Palestijnse gebieden, Uganda en Zambia betreft het lokaal aangetrokken deskundigen. Om de coherentie in beleid te bevorderen worden er regelmatig bijeenkomsten georganiseerd met de onderwijsdeskundigen.

Pluri- en multilaterale samenwerking

Er is in het afgelopen jaar vooruitgang geboekt op het gebied van sectorale donorcoördinatie en samenwerking. Maar er zijn nog steeds donoren, zoals bijvoorbeeld Frankrijk, die moeite hebben afstand te nemen van hun projecten en vast blijven houden aan eigen regels en voorschriften. Dit draagt bij aan overbelasting van nationale overheden die toch al met capaciteitsproblemen kampen. Nederland staat vooraan om zowel vanuit de ambassades, als vanuit Den Haag aan te sturen op meer coherentie, efficiëntie, coördinatie en harmonisatie.

Regelmatig wordt formeel en informeel overleg gevoerd met de Wereldbank, UNICEF en andere bilaterale donoren zoals de Utstein partners en de gelijkgezinden. Tijdens het bezoek van mijn Zweedse collega hebben we gesproken over mogelijkheden voor intensievere samenwerking. Er wordt nu onderzocht hoe we kunnen komen tot een partnership overeenkomst met SIDA om gezamenlijk onderwijssectoren te kunnen ondersteunen in landen met een goed plan maar een duidelijk financieringstekort, zoals bijvoorbeeld Mali. Ook DFID heeft zich geïnteresseerd getoond voor gelijksoortige samenwerking in Malawi.

In regionaal verband ondersteun ik de Association for Development of Education in Africa (ADEA), met specifieke aandacht voor de werkgroepen voor non-formeel onderwijs, voorschoolse vorming en ontwikkeling, en onderwijsstatistieken.

In het partnership programma met UNICEF wordt specifieke steun gegeven aan voorschoolse vorming en ontwikkeling, en de effecten van HIV/AIDS op gezondheid en onderwijs. UNESCO wordt geacht een voortrekkersrol in de follow-up van EFA te nemen, maar heeft tot nu toe die rol niet kunnen waarmaken. De Wereldbank is, mede op ons aandringen, een plan aan het ontwikkelen voor een multilateraal fonds voor basic education, waarbij wij intensief betrokken zijn. Ik hoop daaraan bij te kunnen dragen zodra er overeenstemming is over de modaliteiten waaronder het fonds zal werken. Hiermee geef ik gevolg aan de in Dakar gedane toezegging, dat arme landen (IDA-eligible) die voldoen aan de criteria van goed beleid en politieke wil, bij de uitvoering van hun onderwijsplannen niet beperkt zullen worden door een tekort aan financiële middelen. Uit dit fonds kan bv. steun worden verleend aan Kaapverdië, als dit land kwalificeert.

Intensivering van multi- en plurilaterale samenwerking zal ook leiden tot het verbeteren van de coördinatie, efficiëntie en de effectiviteit van de steun in de landen zelf, alsmede verbreding van het (internationale) draagvlak voor de sectorale benadering. In internationale vergaderingen zoals die van de EU-onderwijsgroep, de gelijkgezinden en het jaarlijks overleg met UNICEF, als ook tijdens de voorbereidingen van belangrijke conferenties zoals de Kindertop+10 en de conferentie voor de Minst Ontwikkelde Landen, blijf ik pleiten voor hoge prioriteit voor basic education en consistentie met de doelstellingen en strategieën die we gezamenlijk in Dakar hebben geformuleerd. Ik heb ook, samen met Canada, bewerkstelligd dat onderwijs voor iedereen, en de daarover in Dakar gemaakte afspraken, op de agenda is gezet van het Development Committee in oktober.

Particuliere kanalen

Onderwijs voor iedereen is een verantwoordelijkheid van ons allen. Er is een duidelijke rol weggelegd voor NGOs, zowel als partij in de dialoog met de overheid, als bij de uitvoering van de hervormingsplannen. Ik heb daarom de ambassades verzocht regelmatig overleg te hebben met NGOs en, indien van toepassing samen met de MFOs, hun actieve participatie in hervormingsprocessen te bevorderen.

Op mijn verzoek hebben de MFOs aangegeven wat zij bijdragen. Ook voor de MFOs blijkt basic education een prioriteit. De accenten die hierbij gelegd worden verschillen per MFO. Zo hecht NOVIB een bijzonder belang aan de koppeling van onderwijsactiviteiten op doelgroepniveau met (inter)nationale beleidsbeïnvloeding. Cordaid richt zich op verbetering van het formele onderwijs en via niet-formeel onderwijs op doelgroepen als culturele minderheden en straatkinderen. ICCO concentreert zich vooral op kwaliteitsverbetering van het primair onderwijs en op alfabetisering, daarbij de samenwerking met de overheid stimulerend. FPPN richt zich op de implementatie van kindvriendelijke scholen en gemeenschapsscholen. Onderwijs voor meisjes is voor iedereen een prioriteit. Ook HIVOS ondersteunt basic education activiteiten, zoals bewustwording en empowerment van lokale organisaties, al is basic education geen beleidsprioriteit.

De MFO's hebben in 2000 in totaal Nlg. 104 miljoen besteed aan basic education via hun partnerorganisaties in het Zuiden. Nlg. 68 miljoen hiervan komt uit de reguliere bijdrage van het ministerie aan de MFOs, hetgeen bijna 10% is van het totale medefinancierings programma. 10% van de partnerorganisaties waarmee de MFO's samenwerken, is werkzaam op het terrein van basic education.

Daarnaast geef ik financiële steun aan de Global Campaign on Education, een coalitie van vakbonden, NGOs, religieuze en lokale dorpsorganisaties uit het Noorden en het Zuiden, die zich inzet om goed onderwijs voor iedereen op de agenda te houden van zowel nationale overheden als multi- en bilaterale organisaties.

Concluderend:

In het afgelopen jaar is het Nederlandse basic education beleid geïntensiveerd, zowel in de kernlanden als in multilaterale fora. In de komende jaren zal ik deze beleidslijnen voortzetten en de steun aan basic education, conform de verplichtingen aangegaan in Dakar, nog verder uitbouwen.

Ten opzichte van de directe uitgaven aan basic education in 2000 in de kernlanden verwacht ik voor dit jaar een stijgende lijn. Hoeveel dit precies is, kan ik U pas aan het eind van dit jaar laten weten omdat de vraag en absorptiecapaciteit in het land bepalend is voor de uiteindelijke uitgaven. Daarnaast zal ik bij het toekennen van macro steun in het kader van de PRSPs prioriteit blijven geven aan basic education doelstellingen in de beleidsdialoog .

Ook in internationaal verband blijf ik mij sterk maken voor de basic education agenda, mede via bijdragen aan het opzetten van een multilateraal fonds met de Wereldbank en de verdere uitwerking van plurilaterale samenwerking.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking

Eveline Herfkens

Kenmerk
DCO-
Blad /1

===