IP/01/795
Brussel, 6 juni 2001
Inbreukprocedure Europese Commissie tegen België: Door dioxine
besmette levensmiddelen
In het kader van de 'dioxine'-zaak tegen België wegens late
kennisgeving door België aan de Commissie van de elementen die een
ernstig gevaar kunnen vormen in de zin van de Richtlijnen 89/662 en
90/425 hebben de diensten van de Commissie zich er bij de Belgische
autoriteiten van verzekerd dat alle maatregelen zijn genomen om te
vermijden dat een dergelijke inbreuk zich nogmaals voordoet en dat met
name de nodige instructies aan de bevoegde overheidsdiensten zijn
verstrekt om ervoor te zorgen dat de communautaire verplichtingen ten
volle worden nagekomen overeenkomstig de interpretatie die de
Commissie daaraan, met name in het met redenen omkleed advies, geeft
en die door de Belgische autoriteiten wordt gedeeld.
Aangezien deze instructies zijn verstrekt en reeds in de Belgische
administratieve praktijk worden toegepast, is de Commissie van mening
dat haar actie het gewenste effect heeft gesorteerd. De zaak kan
bijgevolg kan worden geseponeerd en België hoeft niet voor het Hof van
Justitie te worden vervolgd.
Het seponeren van de zaak voor niet-nakoming van de Richtlijnen 89/662
en 90/425 blijft natuurlijk zonder gevolgen voor andere acties die
hadden kunnen of zouden kunnen worden ingesteld.
De Commissie zal deze sector nauwlettend blijven volgen, met name de
wijze waarop de nationale autoriteiten administratief uitvoering geven
aan de verplichtingen die uit de communautaire richtlijnen
voortvloeien.