Commissariaat voor de Media

ACTUEEL : 6 JUNI 2001 - COMMISSARIAAT BRENGT JAARVERSLAG 2000 UIT

De veelbesproken Concessiewet trad in het verslagjaar op 31 maart in werking, met een zendmachtiging voor de NOS en erkenningen voor de omroepverenigingen, met een scherpere taakopdracht voor de publieke omroep en een beperking van de sponsormogelijkheden. Aspirant-omroepvereniging BNN kreeg een erkenning en de Boeddhistische Unie Nederland kreeg zendtijd toegewezen. Het verzoek om een voorlopige erkenning van DeNíeuwe Omroep werd door de staatssecretaris afgewezen. Een bedrag van ruim 1,3 miljard gulden ging in 2000 naar de landelijke publieke omroep. Per omroepvereniging en de NPS werd een budget van f 12,5 miljoen voor radio en f 74 miljoen voor televisie ter beschikking gesteld. Daarnaast is een programmaversterkingsbudget verdeeld van f 11 miljoen voor radio en f 67 miljoen voor televisie. Opvallend is dat de reserves van de omroepen zijn toegenomen.

Met ingang van 2000 wordt in alle provincies naast radio ook regionale televisie verzorgd. Als laatste van de in totaal dertien regionale omroepen, kreeg de Regionale Omroep Stichting Utrecht zendtijd toegewezen. Controle wees uit dat alle onderzochte omroepen voldeden aan het programmavoorschrift. Het grootste deel van de programmering bestond uit informatieve programma-onderdelen en tekst-televisie. Het aandeel informatieve, culturele en educatieve programma-onderdelen (ICE) kwam zelfs uit tussen de 90 en 100%. Ook op de radio werd door alle omroepen, op één na, voldaan aan het programmavoorschrift.

Eind 2000 waren er 324 lokale publieke omroepen in 452 gemeenten (op een totaal van 537 gemeenten). In het verslagjaar zijn de gegevens betreffende de lokale omroepen over 1999 beoordeeld. Lokale omroepen hebben te kampen met grote financiële problemen. Ook hebben zij moeite te voldoen aan de norm van 50% programmaonderdelen van informatieve, culturele en educatieve aard. Meer dan de helft van de omroepen presteerde onder deze norm.

Het aantal toestemmingen voor het uitzenden van commerciële omroepprogramma's bedroeg eind 2000 in totaal 463. Van dit aantal zijn 19 toestemmingen verleend voor bijzondere omroep ('abonnee-omroep'). Het aantal toestemmingen voor televisie groeit gestaag. Voor radio valt een daling te constateren. Veel toestemmingen voor radio zijn aangevraagd om in aanmerking te kunnen komen voor een etherfrequentie. De verdeling van die frequenties liet in het verslagjaar nog op zich wachten. Uit de in het verslagjaar verzamelde gegevens blijkt dat in 1999 daadwerkelijk 259 programma's zijn uitgezonden: 51 radioprogramma's, 37 televisieprogramma's en 171
kabelkrantprogramma's.

Het Commissariaat nam in 2000 zo'n 800 besluiten over toegang tot de media, het toewijzen van vergoedingen, de beoordeling van nevenactiviteiten en het opleggen van boetes. Het totale aantal van 39 sanctieprocedures in het kader van het programmatoezicht, is evenwichtig verdeeld over de publieke en de commerciële omroepen. Het totale boetebedrag dat aan de commerciële omroepen werd opgelegd, was evenwel bijna twee keer zo hoog als de boetes voor de publieke omroep. Dit komt doordat enkele commerciële omroepen relatief zwaar zijn beboet voor het uitzenden van sluikreclame. In 2000 werd een bedrag van f 677.500,- aan boetes ontvangen.

Het Commissariaat deed in 1999/2000 dertien uitspraken in conflicten die de toegang tot de kabel betroffen. Bij deze zaken ging het om conflicten tussen programmaraden, programma-aanbieders en kabelexploitanten, met betrekking tot de samenstelling van het wettelijk basispakket. Om de taken en bevoegdheden van programmaraden te verduidelijken, stelde het Commissariaat een modelreglement voor programmaraden op.

In 2000 speelde de discussie over nut en noodzaak van regelgeving voor nieuwe media een prominente rol. Het Commissariaat drong er bij verschillende gelegenheden op aan om voor nieuwe informatiediensten uit te gaan van principes en regels die ook voor de traditionele media gelden, en die op basis van zelfregulering vast te leggen. In zijn voorwoord bij het jaarverslag signaleert het Commissariaat dat de ontwikkeling van de digitale informatiemaatschappij geen aanleiding geeft voor afschaffing van specifieke omroepregulering. Vooralsnog zijn en blijven de grote radio- en televisiezenders de dominante bronnen voor verstrooiing, informatie, cultuur en educatie. Wel komt er steeds meer bij in de marge. Sterke publieke omroepen met een duidelijk onderscheidende taakopdracht en controle daarop spelen een belangrijke rol in de informatievoorziening, maar moeten de ontwikkeling van de markt niet frustreren. Regels zijn daarvoor onontbeerlijk.