Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=416396




1 Inleiding

2 Kort historisch overzicht

3 Militaire situatie
3.1 Inleiding
3.2 Militaire situatie binnen Tsjetsjenië
3.3 Militaire situatie buiten Tsjetsjenië

4 Politieke ontwikkelingen

5 Ontheemden
5.1 Inleiding
5.2 Status van de ontheemden
5.3 Huidige situatie voor ontheemden en de bevolking in Tsjetsjenië 5.3.1 Humanitair
5.3.2 Grozny
5.3.3 Problemen ten aanzien van gezondheidszorg
5.3.4 Veiligheidssituatie
5.4 De situatie in de aangrenzende deelrepublieken 5.4.1 Ingoesjetië
5.4.2 Dagestan

6 Migratie van en naar Tsjetsjenië
6.1 Inleiding
6.2 Grensoverschrijdend verkeer
6.3 Identificatiedocumenten
6.4 Vestiging elders in de RF

7 Vluchtelingen in Georgië, Jordanië en Kazachstan 7.1 Georgië
7.2 Jordanië
7.3 Kazachstan

8 Specifieke groepen
8.1 Dienstweigeraars en deserteurs
8.2 Tsjetsjeense strijders
8.3 Etnische minderheden uit Tsjetsjenië
8.4 Minderjarigen

9 Internationaal
9.1 Beleid van andere landen
9.2 Visie UNHCR

10 Samenvatting
Literatuurlijst
De situatie in de noordelijke Kaukasus


1 Inleiding

In dit ambtsbericht wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van asielverzoeken en voor de beoordeling van de vraag of terugkeer van uitgeprocedeerde afgewezen asielzoekers verantwoord is, informatie gegeven over de situatie in de noordelijke Kaukasus die is ontstaan door het conflict tussen de Russische federale autoriteiten en Tsjetsjeense strijders . Hierbij staat de vraag centraal wat de situatie was voor de burgerbevolking, ontheemden en vluchtelingen afkomstig uit Tsjetsjenië in de periode van 1 juli 2000 tot 31 januari 2001, als gevolg van de vijandelijkheden in het gebied.

Alhoewel de Tsjetsjeense bevolking in de periode voor het laatste conflict in Tsjetsjenië (1994-1996) uit veel verschillende etniciteiten bestond , kan thans worden gesteld dat de bovengenoemde groepen (burgerbevolking, ontheemden en vluchtelingen uit Tsjetsjenië) overwegend uit personen van etnisch Tsjetsjeense origine bestaan en nog slechts voor een klein deel uit personen van een andere etniciteit
.

Het onderhavige ambtsbericht richt zich, gezien het bovenstaande, grotendeels op de situatie voor etnisch Tsjetsjeense burgers, ontheemden en vluchtelingen. In een aparte paragraaf (8.3) zal daarnaast aandacht worden geschonken aan de etnische minderheden uit Tsjetsjenië (etnische Ingoesj, Russen, etc.). Desondanks is het niet mogelijk om bij een beschrijving van de situatie in de noordelijke Kaukasus telkens een onderscheid te maken tussen de situatie voor etnische Tsjetsjenen en de situatie voor de etnische minderheden uit Tsjetsjenië. Er is immers niet altijd separate informatie beschikbaar en doorgaans is de situatie waarin de
burgers/ontheemden/vluchtelingen zich als gevolg van het huidige conflict bevinden, voor alle etnische groepen hetzelfde. Derhalve zal in het navolgende de terminologie
Tsjetsjeense
ontheemden/vluchtelingen/burgers/burgerbevolking gehanteerd worden indien etnische Tsjetsjenen bedoeld worden, en
ontheemden/vluchtelingen/burgers/burgerbevolking
uit c.q. in
Tsjetsjenië of kortweg
ontheemden/vluchtelingen/burgers/burgerbevolking
indien er geen onderscheid tussen de verschillende etniciteiten gemaakt kan worden of indien uit de beschikbare informatie niet afgeleid kan worden dat het uitsluitend etnische Tsjetsjenen betreft.

Voor de goede orde zij hier nog vermeld, dat ook tijdens het vorige conflict in Tsjetsjenië (1994-1996) een deel van de burgerbevolking in Tsjetsjenië de deelrepubliek ontvluchtte en zich in andere delen van de Russische Federatie vestigde. Deze groep is echter geen onderwerp van dit ambtsbericht. Wel wordt in paragraaf 5.2 kort uiteengezet welke wettelijk vastgelegde rechten deze groep had op basis van de aan hen verleende juridische status.

In hoofdstuk twee wordt een kort historisch overzicht gegeven van de gebeurtenissen in de noordelijke Kaukasus tussen augustus 1999 (de invallen van Tsjetsjeense strijders in Dagestan) en 1 juli 2000.

In hoofdstuk drie komt de huidige militaire situatie aan de orde, in hoofdstuk vier worden de meest relevante politieke ontwikkelingen op een rij gezet.

Hoofdstuk vijf handelt over ontheemden, waarbij aandacht wordt geschonken aan de juridische status van de ontheemden, de situatie voor ontheemden en burgers in Tsjetsjenië en de situatie in de aangrenzende deelrepublieken.

Hoofdstuk zes behandelt migratie van en naar Tsjetsjenië, waarbij aandacht wordt geschonken aan grensoverschrijdend verkeer, identificatiedocumenten en vestiging elders in de RF.

In hoofdstuk zeven wordt de situatie voor vluchtelingen uit Tsjetsjenië in Georgië, Jordanië en Kazachstan beschreven.

Hoofdstuk 8 heeft betrekking op specifieke groepen. Hierbij zullen dienstweigeraars en deserteurs, Tsjetsjeense strijders, etnische minderheden uit Tsjetsjenië en minderjarigen aan de orde komen.

Hoofdstuk negen beschrijft de visie van UNHCR en het beleid van andere landen.

Tot slot is in hoofdstuk tien een samenvatting opgenomen.

Aan de informatie in dit rapport ligt recent onderzoek in Moskou en Ingoesjetië ten grondslag, waarbij gesprekken zijn gevoerd met vertegenwoordigers van de Danish Refugee Council, EMERCOM, Forum of Migrants Organisations, Human Rights Watch, ICRC, Memorial, Moscow Helsinki Group, Artsen Zonder Grenzen-Nederland, OCHA, OVSE AG, People in Need Foundation, Polish Humanitarian Organisation, Swiss Disaster Relief, UNFPA, UNHCR, UNICEF, Union of Committees of Soldiers Mothers, UNSECOORD, WFP, WHO, Vesta en de ambassade van Zweden. Tevens is gebruik gemaakt van vertrouwelijke rapportage van de Nederlandse vertegenwoordiging in Moskou, OVSE, RvE, ECHO en het ministerie van Buitenlandse Zaken van de Bondsrepubliek Duitsland. De openbare bronnen die voor het ambtsbericht zijn gebruikt, staan vermeld in de bijlage.


2 Kort historisch overzicht


Inleiding

In dit ambtsbericht worden de ontwikkelingen beschreven zoals die zich in de noordelijke Kaukasus hebben voorgedaan in de periode juli 2000 - januari 2001. Volledigheidshalve volgt in dit hoofdstuk een kort overzicht van de gebeurtenissen in de regio in de periode augustus 1999 (de invallen van Tsjetsjeense strijders in Dagestan) tot 1 juli 2000. Voor een nadere beschrijving van de achtergronden van het huidige conflict tussen de Russische federale autoriteiten en de Tsjetsjeense strijders en een meer gedetailleerde beschrijving van de politieke, militaire en humanitaire gebeurtenissen in bovengenoemde periode, wordt kortheidshalve verwezen naar de ambtsberichten inzake de situatie in de noordelijke Kaukasus van 31 januari 2000 (kenmerk DPC/AM-670525) en 29 juni 2000 (kenmerk DPC/AM-690591).

Gebeurtenissen augustus 1999-1 januari 2000

Begin augustus 1999 pleegden de krijgsheren Basajev en Emir Al-Khattab met circa duizend medestanders een aanval op enkele bergdorpen in de buurrepubliek Dagestan, met als uiteindelijk geproclameerd doel het 'vestigen van een verenigde, onafhankelijke Islamitische republiek van de Zwarte Zee tot de Kaspische Zee'. Russische troepen wisten door middel van omvangrijke bombardementen de Tsjetsjeense strijders tot de terugtocht te dwingen, maar begin september vielen Tsjetsjeense strijders opnieuw dorpen in Dagestan binnen. Ook deze inval wist het Russische leger met zware artillerie en inzet van de luchtmacht te keren. De toenmalige president Jeltsin eiste harde en snelle actie tegen de Tsjetsjeense strijders.

De situatie verslechterde verder toen in september 1999 in Buinask (Dagestan), Moskou en in de Zuid-Russische stad Volgodonsk bomaanslagen plaatsvonden, waarbij circa 300 burgerslachtoffers en vele gewonden vielen. Alhoewel er tot op heden geen bewijzen openbaar zijn gemaakt voor een verband tussen de Tsjetsjeense strijders en deze bomaanslagen, stelde de Russische regering de Tsjetsjeense strijders verantwoordelijk.

De publieke onrust en verontwaardiging brachten president Jeltsin en de regering van premier Poetin ertoe om medio september met brede parlementaire steun een actieplan af te kondigen. In dit actieplan werden de volgende doelstellingen geformuleerd: het aanleggen van een militaire veiligheidszone rond Tsjetsjenië, vernietiging van alle Tsjetsjeense strijdersgroeperingen, vorming van een Tsjetsjeense regering in ballingschap en een herwaardering van de Chasavjoert-akkoorden
van 1996. Daaropvolgend werden circa 50.000 Russische troepen aan de grenzen van Tsjetsjenië gestationeerd.

Sinds 23 september 1999 voerden de Russische strijdkrachten bombardementen rond Grozny en andere plaatsen in Tsjetsjenië uit, waar volgens de Russische autoriteiten de Tsjetsjeense strijders hun bases hadden. Vanaf begin oktober 1999 vonden er ook grondacties plaats. Er vielen slachtoffers onder de burgerbevolking en een groot deel van de bevolking in Tsjetsjenië sloeg op de vlucht.

De mensen die het geweld in Tsjetsjenië probeerden te ontkomen, vluchtten aanvankelijk in verschillende richtingen. Het grootste gedeelte trok naar de buurrepubliek Ingoesjetië, een kleiner deel naar Dagestan en weer een ander deel naar elders in de Russische Federatie (hierna RF). Tevens vluchtte een aantal naar buurlanden Georgië en Kazachstan.

De aantallen ontheemden liepen medio december 1999 op tot naar schatting 247.000 in Ingoesjetië, van waaruit er 31.000 doorreisden naar elders in de RF of het GOS
. In Dagestan bevonden zich tussen de 13.000 en 18.000 ontheemden en in Georgië bevonden zich 5.000 vluchtelingen. Eind december 1999 zouden zich door de terugkeer van enkele tienduizenden ontheemden naar Tsjetsjenië nog circa 192.000 ontheemden in Ingoesjetië hebben bevonden .

Internationale humanitaire hulp aan de regio kwam door de moeilijke veiligheidssituatie (het grote risico van ontvoering van en geweld tegen internationale hulpverleners) en de opstelling van de zich daarop beroepende federale autoriteiten, slechts langzaam op gang.

Eind december 1999 was nog geen einde gekomen aan de beschietingen en gevechten. Het Russische leger had inmiddels het noordelijke gedeelte van Tsjetsjenië in handen, Grozny was geheel omsingeld en er vonden hevige grondgevechten in de hoofdstad plaats. Het Russische leger trok steeds dieper Tsjetsjenië binnen.

UNHCR nam in deze periode geen officieel standpunt inzake Tsjetsjenië in. Wel bracht de VN Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, mevrouw Ogata, tussen 16 en 19 november 1999 een bezoek aan Ingoesjetië. Volgens haar was er nog geen sprake van een humanitaire catastrofe, maar zonder een uitbreiding van de activiteiten op humanitair gebied zou de situatie daar wel in uitmonden.

Gebeurtenissen januari 2000-juni 2000

Ook in de eerste helft van 2000 bleef de situatie in Tsjetsjenië zeer instabiel. Er werd hevig gevochten tussen het Russische leger en de Tsjetjeense strijders. Dit leidde tot grote internationale druk op (interim-)president Poetin en bezorgdheid van mensenrechtenorganisaties over mogelijke schendingen.

In januari 2000 namen de gevechten in en rond Grozny in hevigheid toe, ook in het zuidelijke gedeelte van Tsjetsjenië werd hevig gevochten. Grozny was geheel door de Russische troepen omsingeld. Deze verhevigde strijd, evenals gewelddadig gedrag van Russische militairen tegenover de burgerbevolking en plunderingen na inname van dorpen en woonwijken, zorgde voor een nieuwe stroom ontheemden binnen Tsjetsjenië en naar Ingoesjetië. Eind januari 2000 nam de hevigheid van de gevechten in en rond Grozny verder toe, waarna in de eerste week van februari 2000 Grozny door het Russische leger werd ingenomen. Met de inname verplaatste het strijdtoneel zich naar het bergachtige zuiden van Tsjetsjenië, waar zich naar schatting nog 7.000 tot 10.000 strijders zouden bevinden.

Eind februari benoemde interim-president Poetin - onder grote internationale druk - het hoofd van de FMS, Vladimir Kalamanov, tot speciaal 'Speciale Vertegenwoordiger van de President van de Russische Federatie voor Mensen- en Burgerrechten en Vrijheden in de Tsjetsjeense Republiek'. Kalamanov had tot taak om de mensenrechten en burgerlijke vrijheden in Tsjetsjenië te beschermen en te waarborgen. Zijn mandaat beperkte zich tot het registreren van individuele klachten op het gebied van mensenrechtenschendingen en er zorg voor te dragen dat de daarvoor geschikte organen (politie, militairen, procureurs en rechtbanken) deze klachten onderzoeken. Kalamanov had niet het mandaat om zelf onderzoek in te stellen. Hij rapporteerde rechtstreeks aan de president.

Begin maart 2000 spraken de Russische autoriteiten van een beëindiging van het militaire gedeelte van de 'antiterroristische acties', over de wederopbouw van Tsjetsjenië en de wederinvoering van een burgerbestuur. Maar ondanks het aanbreken van een periode, waarin er geen sprake meer was van grootscheeps militair optreden in het grootste gedeelte van Tsjetsjenië , werd in Zuid-Tsjetsjenië nog steeds gevochten en bleef internationale humanitaire hulpverlening gepaard gaan met grote veiligheidsrisico's.

In verschillende internationale fora, zoals EU, OVSE, RvE en VN werd in de periode januari - juni 2000 protest aangetekend tegen de wijze waarop de Russische regering het Tsjetsjeense probleem aanpakte. De voornaamste bezwaren van de internationale gemeenschap waren het gebruik van excessief geweld door de Russische autoriteiten, het uitblijven van enige poging tot een politieke dialoog en de gebrekkige toegang tot het gebied voor humanitaire hulpverleners, internationale organisaties en journalisten.

Op 6 april 2000 besloot de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa het stemrecht van de Russische delegatie op te schorten. Op 25 april nam de VN-mensenrechtencommissie een resolutie aan
waarin de VN ernstige verontrusting uitspraken over de situatie in Tsjetsjenië. De VN riepen de RF op een onafhankelijke nationale onderzoekscommissie in te stellen om onderzoek te doen naar mensenrechtenschendingen, internationale organisaties toe te laten en samen te werken met speciale VN-rapporteurs en vertegenwoordigers.

In de navolgende hoofdstukken worden de belangrijkste ontwikkelingen ten aanzien van het conflict in Tsjetsjenië in de periode van 1 juli 2000 tot 31 januari 2001 op een rij gezet.


3 Militaire situatie


3.1 Inleiding

In hoofdstuk twee werd een kort historisch overzicht gegeven van de belangrijkste militaire, politieke en humanitaire ontwikkelingen in de noordelijke Kaukasus in de periode van augustus 1999 (de invallen van Tsjetsjeense strijders in Dagestan) tot 1 juli 2000.

In dit hoofdstuk worden de militaire ontwikkelingen in en rondom Tsjetsjenië sinds 1 juli 2000 beschreven.

3.2 Militaire situatie binnen Tsjetsjenië


Sinds de inname van Grozny door het Russische leger begin februari 2000 en de daaropvolgende verplaatsing van het strijdtoneel naar het bergachtige zuiden van Tsjetsjenië, is er in de rest van Tsjetsjenië geen sprake meer van grootschalige gevechtshandelingen. De Russische troepenmacht bestaat thans uit circa 80.000 manschappen
.

Desondanks blijft de situatie binnen Tsjetsjenië zeer precair door de regelmatig plaatsvindende guerilla-acties van de Tsjetsjeense strijders en de daaruit volgende militaire acties van Russische zijde. Deze acties komen voor in het zuiden van Tsjetsjenië, maar ook in Grozny en andere delen van Tsjetsjenië. Het risico voor de burgerbevolking in Tsjetsjenië om slachtoffer te worden van gevechtshandelingen is derhalve nog steeds aanwezig. Ook bestaat het risico dat de burgerbevolking naar aanleiding van guerilla-acties door Tsjetsjeense strijders het slachtoffer wordt van repercussies van de zijde van individuele Russische militairen. Bovendien is de aanwezigheid van (ongedocumenteerde) mijnen een groot probleem. De Russische troepenmacht in Tsjetsjenië heeft inmiddels wèl het gebied boven de rivier de Terek onder controle, waardoor het risico voor de burgerbevolking om daar slachtoffer te worden van gevechtshandelingen aanzienlijk kleiner is dan in de rest van Tsjetsjenië.

Aangenomen mag worden dat het voor burgers in de gebieden in het zuiden van Tsjetsjenië, waar de Tsjetsjeense strijders hun bases hebben en waar nog steeds gevechtshandelingen plaatsvinden tussen Tsjetsjeense strijders en het Russische leger, gevaarlijker is dan in het door het Russische leger 'gecontroleerde' gebied. Onduidelijk is hoeveel Tsjetsjeense en buitenlandse strijders
er nog aan de kant van de Tsjetsjeense strijders vechten. Schattingen van dit aantal variëren sterk, maar de meeste bronnen houden het op 1.000 tot 2.000
.

Volgens één der geraadpleegde bronnen zou de aanwezigheid van buitenlanders die aan de kant van de Tsjetsjeense strijders zouden meevechten echter overdreven worden. Een door deze bron gesproken westerse journaliste die de bergen in het Zuiden van Tsjetsjenië had bezocht, sprak over circa 100 buitenlandse strijders. Daarnaast bestaan er volgens de dezerzijds geraadpleegde bronnen, in tegenstelling tot hetgeen van Russische zijde verscheidene malen werd verklaard, geen aanwijzingen dat burgers in Tsjetsjenië gedwongen worden om aan de zijde van de Tsjetsjeense strijders mee te vechten.

Volgens opgaaf van de Russische autoriteiten zijn er sinds het uitbreken van de 'anti-terroristische acties' in september 1999 circa 2600 Russische militairen gesneuveld
. Volgens de meeste bronnen zal dit aantal in werkelijkheid veel hoger liggen
. Een deel van de gesneuvelde Russische militairen zou overigens gedood zijn door zogenaamd 'friendly fire'
. Volgens sommige bronnen zelfs een groot deel. Deze situatie zou mede ontstaan zijn door het wijdverspreide alcoholmisbruik onder Russische militairen. Ook komt het voor dat er sprake is van geweld door spanningen onder de Russische federale veiligheidsstructuren onderling.

Het aantal dodelijke slachtoffers onder de burgerbevolking is onbekend, maar wordt in het algemeen op enkele tienduizenden geschat. Over het aantal slachtoffers aan de kant van de Tsjetsjeense strijders is niets bekend.

In de verslagperiode werden Tsjetsjenen die door de Tsjetsjeense strijders als pro-Russisch worden beschouwd, bijvoorbeeld medewerkers van het Tsjetsjeense burgerbestuur onder leiding van Kadyrov en leden van de Tsjetsjeense politiemacht, steeds vaker doelwit van aanslagen door de Tsjetsjeense strijders. Volgens Kadyrov, geciteerd in de Russische media, bestaat er zelfs een officieel bevel van rebellenleider Aslan Maschadov om alle personen die in officiële functies in Tsjetsjenië werken, alsmede geestelijke leiders, te vermoorden. Volgens Kadyrov werd dit bevel vorig jaar reeds 35 maal ten uitvoer gebracht .

Kort samengevat kan gesteld worden dat er ten aanzien van de militaire situatie in Tsjetsjenië weinig veranderd is in vergelijking met de vorige verslagperiode. Nog steeds is de situatie zeer onrustig.

3.3 Militaire situatie buiten Tsjetsjenië


Ontheemden uit Tsjetsjenië die zich thans in Ingoesjetië of Dagestan bevinden, lopen in principe niet het risico slachtoffer te worden van gevechtshandelingen. Grote veiligheidsincidenten deden zich in de verslagperiode niet voor. Niet uit te sluiten valt echter dat men slachtoffer kan worden van incidenteel geweld van de kant van individuele Russische militairen bij zogenaamde 'schoonmaak-operaties', waarbij Russische militairen dorpen uitkammen op zoek naar Tsjetsjeense strijders die zich daar zouden verschuilen. Dit soort acties vonden buiten Tsjetsjenië echter slechts sporadisch plaats
. Ook kunnen incidentele guerilla-acties door de Tsjetsjeense strijders niet geheel uitgesloten worden.

Ontheemden uit Tsjetsjenië die zich thans elders in de RF bevinden, lopen geen risico slachtoffer te worden van gevechtshandelingen. De kans dat ontheemden uit Tsjetsjenië elders in de RF slachtoffer worden van geweld van individuele Russische militairen lijkt zeer gering.

Vluchtelingen uit Tsjetsjenië die zich buiten de RF bevinden, lopen geen risico slachtoffer te worden van gevechtshandelingen. Een mogelijke uitzondering hierop vormen de vluchtelingen die zich in het bergachtige grensgebied van Georgië met Tsjetsjenië ophouden (zie tevens 7.1). Dezerzijds is echter geen eenduidige informatie beschikbaar over de huidige militaire situatie aldaar.


4 Politieke ontwikkelingen


In dit hoofdstuk worden de belangrijkste politieke ontwikkelingen in en rondom Tsjetsjenië sinds 1 juli 2000 beschreven, waarbij aandacht geschonken wordt aan de instelling van een civiel bestuur en verkiezingen in Tsjetsjenië, en de internationale houding ten aanzien van het Russisch handelen in Tsjetsjenië.

Instelling civiel bestuur

Op 8 juni 2000 stelde president Poetin per decreet een nieuwe voorlopige bestuursstructuur voor Tsjetsjenië vast. Het decreet bepaalde dat er een administratief-territoriale structuur voor de deelrepubliek gevormd zou worden, waarvan het hoofd door de president benoemd c.q. ontslagen zou worden. Daarnaast dienden regionale afdelingen van federale overheidsinstanties te worden gevormd. Het hoofd van het bestuur was direct verantwoording schuldig aan de president op het gebied van staatsrechtelijke wederopbouw, juridische zaken, mensenrechten, ordehandhaving en dergelijke. Het dagelijkse toezicht op zijn handelen werd verricht door de gevolmachtigd presidentieel vertegenwoordiger in de noordelijke Kaukasische regio, Kazantsev. Het hoofd van dit bestuur diende daarnaast in overleg met deze presidentiële vertegenwoordiger de aanstellingen van lokale bestuurders te verzorgen.

Op 12 juni 2000 werd Mufti Akhmed Kadyrov tot hoofd van het civiele bestuur in Tsjetsjenië benoemd. Het bestuur werd gevestigd in Goedermes. Kadyrov, een islamitisch geestelijke, die ten tijde van de eerste oorlog in Tsjetsjenië (1994-1996) nog aan de zijde van de onafhankelijkheidsstrijders stond, kwam na de eerste oorlog al vrij snel in oppositie tegen Maschadov. Hij verweet Maschadov te weinig maatregelen tegen radicalisering en verspreiding van islamitisch fundamentalisme te nemen, maar ook de wens zijn eigen machtspositie te versterken heeft hierin mogelijk een rol gespeeld. Bij aanvang van het huidige conflict in Tsjetsjenië sprak hij zich daarom uit voor het Russische militaire ingrijpen, verwijzend naar het gevaar van fundamentalisme.

De benoeming van Kadyrov werd in Tsjetsjenië in het algemeen negatief ontvangen. Alhoewel Kadyrov etnisch Tsjetsjeens is, wordt hij door de aanhangers van onafhankelijkheid van de RF veelal als een stroman van Moskou en een verrader gezien. In oktober 2000 benoemde Kadyrov de huidige leider van de pro-Russische Tsjetsjeense militie, Bislan Gantamirov, tot zijn plaatsvervanger. Gantamirov bekleedde daarnaast opnieuw de functie van burgermeester van Grozny. Overigens waren er verschillende malen grote spanningen tussen Kadyrov en Gantamirov omdat zij rivalen zijn

Het civiele bestuur onder leiding van Kadyrov is volgens verschillende bronnen geen machtsfactor die van belang is. Zowel in Tsjetsjenië als internationaal wordt het in het algemeen als pro-Russisch beschouwd.

Op 19 januari 2001 vaardigde president Poetin een decreet uit voor een nieuwe bestuursstructuur in Tsjetsjenië. Volgens dit decreet behoudt het huidige hoofd van het civiele bestuur in Tsjetsjenië, Kadyrov, zijn functie, maar zal hij worden bijgestaan door een nog te vormen Tsjetsjeense regering. Op 20 januari werd Stanislav Iljasov tot premier en tevens eerste plaatsvervanger van Kadyrov benoemd. De eerste taak van Iljasov zal zijn het vormen van een regering. Naar verluidt zal de regering van Iljasov zich met name op de economische wederopbouw van Tsjetsjenië richten.

Op 22 januari 2001 tekende Poetin een decreet inzake maatregelen voor terrorismebestrijding in de noordelijke Kaukasus. Het decreet voorziet onder meer in het opzetten van een nieuw hoofdkwartier voor de leiding van de 'anti-terroristische operaties' in Tsjetsjenië. De leiding over de 'anti-terroristische operaties' is van het ministerie van Defensie naar de FSB
overgegaan. Tevens voorziet het decreet in een gedeeltelijke terugtrekking van de federale troepen uit Tsjetsjenië.

Sinds het instellen van het civiele bestuur in Tsjetsjenië, is er ook begin gemaakt met het herstel van de administratieve eenheden (bijvoorbeeld instellingen die de pensioenen uitbetalen, bevolkingsregisters etc.) en het opzetten van een civiel justitieel systeem. Daarnaast is er thans bij de Tsjetsjeense politiemacht en het Tsjetsjeense Openbaar Ministerie een groot aantal etnische Tsjetsjenen werkzaam.

Terwijl in Tsjetsjenië formeel niet de staat van beleg is uitgeroepen en er geen oorlogsrecht wordt toegepast in het justitiële systeem, wordt in de praktijk echter de rol van de rechterlijke macht in Tsjetsjenië nog grotendeels door militaire rechtbanken vervuld. Wel is men inmiddels begonnen met het opzetten van een systeem van burgerlijke rechtbanken. Sinds 27 december 2000 is er sprake van tien regionale- en stadsrechtbanken, alsmede een Hooggerechtshof voor de Tsjetsjeense republiek. Dezerzijds is geen informatie beschikbaar over het functioneren van deze rechtbanken. Wel is duidelijk dat hier tot op heden nog geen strafrechtelijke zaken zijn behandeld.

Verkiezingen

Op 20 augustus 2000 vonden in Tsjetsjenië verlate 'enkel mandaatsverkiezingen' plaats voor de desbetreffende zetel in de federale Doema. Volgens opgaaf van de federale kiescommissie hebben 300.000 van de 485.000 kiesgerechtigden hun stem uitgebracht, onder wie circa 25.000 militairen die in de deelrepubliek waren gelegerd.

Bij de verkiezingen waren geen onafhankelijke waarnemers aanwezig. Ondanks eerdere dreigementen van ordeverstoringen verliepen de verkiezingen volgens berichten in de Russische media relatief rustig. Er werden niet meer dan de gebruikelijke dagelijkse geweldsincidenten gemeld.

Van de dertien kandidaten kreeg Aslambek Aslachanov met 30,3% de meeste stemmen. Deze uitslag werd als verrassend gezien, daar algemeen verwacht werd dat één van de twee door het burgerlijke bestuur van Kadyrov gesteunde kandidaten de meeste kans zou hebben. De overwinning van de 'onafhankelijke' kandidaat Aslachanov was volgens velen een teken dat de bevolking in Tsjetsjenië het door Moskou ingestelde bestuur in Tsjetsjenië niet steunde.

Internationale houding ten aanzien van het Russisch handelen in Tsjetsjenië

Omdat er sinds het voorjaar van 2000 geen sprake meer is van grootschalige militaire handelingen in Tsjetsjenië, richt de kritiek van de internationale gemeenschap zich thans niet meer zo zeer op het gebruik van disproportioneel geweld. Wel bestaat er nog steeds grote bezorgdheid ten aanzien van de vele berichten over mensenrechtenschendingen in Tsjetsjenië en het indiscriminatoire karakter van geweld jegens de burgerbevolking. Daarnaast dringt de internationale gemeenschap er nog steeds bij de Russische regering op aan naar een politieke oplossing voor het conflict te zoeken en onderzoek in te stellen naar vermeende mensenrechtenschendingen.

De regering Poetin stelt echter dat er geen gekwalificeerde Tsjetsjeense onderhandelingspartners voorhanden zijn. President Poetin heeft weliswaar reeds bij verschillende gelegenheden gesteld dat hij bereid zou zijn om met de voormalige president van Tsjetsjenië Aslan Maschadov te onderhandelen over een vredesregeling voor Tsjetsjenië, deze moest dan wel bereid zijn om de 'terroristen' (en met name de krijgsheren Basajev en Al-Khattab) uit te leveren aan de federale autoriteiten. Volgens de Russische autoriteiten heeft Maschadov echter geen werkelijke macht meer in Tsjetsjenië, en zeker niet over de krijgsheren Basajev en Al-Khattab.

Volgens verschillende internationale mensenrechtenorganisaties doen de Russische autoriteiten veel te weinig om vermeende mensenrechtenschendingen in Tsjetsjenië te onderzoeken. Volgens Amnesty International bijvoorbeeld ontbreekt het de Russische regering aan de politieke wil om mensenrechtenschendingen in Tsjetsjenië te onderzoeken en wijst de Russische regering de bevindingen van onafhankelijke mensenrechtenorganisaties ten aanzien van marteling en mishandeling in Tsjetsjenië nog steeds van de hand . Daarnaast zijn volgens Amnesty International de door de Russische autoriteiten gevormde instellingen die mensenrechtenschendingen zouden moeten onderzoeken, tot nu toe niet in staat gebleken om de daders bij mensenrechtenschendingen voor het gerecht te brengen .

Ook internationale organisaties hebben kritiek op het gebrek aan daadkrachtig optreden door de Russische regering. Na een bezoek aan het gebied in januari 2001 concludeerde Raad van Europa-rapporteur Judd dat er slechts weinig zaken met betrekking tot vermeende mensenrechtenschendingen justitieel behandeld werden. Slechts 34 zaken waren bij een rechtbank behandeld en slechts vijf mensen waren veroordeeld, waarvan slechts één voor moord. Daarnaast waren de zaken die door het kantoor van de presidentieel vertegenwoordiger in Tsjetsjenië, Kalamanov (zie hieronder), aan het Openbaar Ministerie waren voorgelegd, niet onderzocht. Bovendien had nog geen enkele zaak die in verband staat met de vermeende slachtingen in Alkhan Yurt, Staropromyslovski en Aldi, bij de rechtbank gediend . Ondanks deze kritiek herkreeg de Russische delegatie op 26 januari 2001 wel haar stemrecht in de Parlementaire Assemblée van de Raad van Europa.

Mensenrechtenorganisaties hebben een aantal zaken met betrekking tot mensenrechtenschendingen in Tsjetsjenië aan het Europese Hof voor de Rechten van de Mens te Straatsburg voorgelegd
.

Het werk van de speciaal presidentieel afgezant in Tsjetsjenië Kalamanov wordt min of meer als positief beschouwd. Volgens verschillende bronnen is echter het beperkte mandaat van Kalamanov het grootste probleem wat betreft het daadkrachtig onderzoeken van en optreden tegen mensenrechtenschendingen. Kalamanov kan de aan hem voorgelegde zaken slechts voorleggen aan gerechtelijke instanties. Het daadwerkelijke onderzoek naar schendingen wordt echter vaak getraineerd of niet uitgevoerd.

De meeste klachten die aan het kantoor van Kalamanov worden voorgelegd, betreffen verdwijningen, afpersing en problemen bij het verkrijgen van identificatiepapieren
. Zo beschikt Kalamanov over een lijst van circa 475 personen die vermist worden, waarvan de stoffelijke overschotten van enkele tientallen inmiddels gevonden zijn. In veel mindere mate echter betreffen deze klachten standrechtelijke executies of marteling. Dit zou verklaard kunnen worden, doordat de betrokkenen bang zijn om getuigenissen af te leggen uit angst voor mogelijke repercussies van de kant de autoriteiten. Of er sprake is van repercussies tegen personen die getuigenissen over mensenrechtenschendingen door Russische militairen afleggen, kan niet geverifieerd worden. Bij de dezerzijds geraadpleegde bronnen zijn geen gevallen van serieuze repercussies, zoals detentie of ernstige mishandeling, bekend. Wel zijn er enkele gevallen bekend waarbij getuigen 'gewaarschuwd' werden niet te getuigen.


5 Ontheemden


5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt informatie gegeven over de juridische status van ontheemden en de huidige situatie voor ontheemden uit- en burgers in Tsjetsjenië. Daarnaast komt ook de situatie in de aangrenzende deelrepublieken aan de orde.

Een ernstige belemmering voor elke berichtgeving over bovengenoemde onderwerpen vormt de opheffing eind mei 2000 van de Federale Migratiedienst (FMS), die met de vorming van een nieuwe regering werd ondergebracht in het nieuwe 'ministerie van Federatie Zaken, Etnische en Migratiepolitiek' (hierna MinFed). Ook een aantal andere ministeries en diensten werd met de vorming van een nieuwe Russische regering opgeheven of in andere ministeries ondergebracht.

De reorganisatie van de FMS is nog niet uitgekristalliseerd en vertegenwoordigers ervan menen niet meer geautoriseerd te zijn formele verklaringen af te leggen. De beschrijving van de juridische status en van vestigings- en registratiemogelijkheden is derhalve gebaseerd op praktijkinformatie verkregen van derden.

5.2 Status van de ontheemden

Aan ontheemden die tijdens het vorige conflict in Tsjetsjenië (1994-1996) de deelrepubliek ontvluchtten, werd een jurdische status verleend; de status van 'Forced Migrant'. Deze status was gebaseerd op de wet 'On forcibly displaced persons' van februari 1993. Na registratie bij één van de 90 regionale kantoren van de migratiedienst en erkenning als 'Forced Migrant' had men, volgens de wet, recht op een (tijdelijke) woonvergunning ('Propiska') elders in de RF, huisvesting, medische verzorging en eventuele financiële ondersteuning. Ook mocht men, op basis van deze status, werken en studeren.

Deze status wordt echter niet aan de ontheemden die het huidige conflict in Tsjetsjenië (sinds augustus 1999) ontvlucht(t)en, verleend. Tot op heden is de juridische status van deze ontheemden onduidelijk. De Russische Federale Migratiedienst (FMS) registreerde de ontheemden die zich binnen de RF bevonden weliswaar als 'personen die tijdelijk hun vaste verblijfplaats hebben verlaten in verband met terroristische acties' (PTV), maar dit was een categorie die niet in de bestaande Russische wetgeving voorkwam.

Er bestaan thans aanwijzingen dat de 'status' van PTV niet meer door de Russische autoriteiten gehanteerd wordt. De Russische autoriteiten gaan er vanuit dat de ontheemden zullen terugkeren naar Tsjetsjenië. Door de opheffing van de FMS (zie 5.1) in mei jl. kan geen informatie worden ingewonnen ten aanzien van de juridische status van ontheemden uit Tsjetsjenië en kan er derhalve geen bevestiging worden gevonden van de informatie dat de 'status' van PTV niet meer gehanteerd wordt.

Aangenomen mag worden dat de situatie voor ontheemden die het vorige conflict (1994-1996) in Tsjetsjenië waren ontvlucht, door de hierboven beschreven wettelijk vastgelegde rechten iets beter was en is, dan voor de ontheemden die het huidige conflict zijn ontvlucht. Desondanks kon ook de groep etnisch Tsjetsjeense ontheemden die het vorige conflict ('94-'96) ontvluchtten op problemen stuiten. Dit kwam omdat in de praktijk aan deze wettelijk vastgelegde rechten, vanwege de discriminatie jegens Kaukasiërs (zie 6.1), niet altijd de hand werd gehouden.

5.3 Huidige situatie voor ontheemden en de bevolking in Tsjetsjenië


Volgens een internationale hulporganisatie
die in het afgelopen jaar het aantal burgers geregistreerd heeft, verbleven er in november 2000 nog circa 746.000 mensen in Tsjetsjenië, waarvan 132.000 ontheemden
. Volgens de VN ligt het aantal mensen dat nog in Tsjetsjenië verblijft echter lager; 170.000 ontheemden en 370.000 niet-ontheemde inwoners . Naast de 170.000 ontheemden in Tsjetsjenië behoren ook nog eens 130.000 niet-ontheemde burgers tot de kwetsbare groepen
.

De situatie voor de bevolking in Tsjetsjenië, met name in Grozny, blijft moeilijk door de vernietiging van infrastructuur en gebouwen en het grote gebrek aan elektriciteit, verwarming, drinkwater, voedsel en medische voorzieningen. De ingevallen winter heeft deze situatie nog verder verslechterd. Humanitaire voorzieningen zijn bovendien nog zeer kleinschalig. De Russische autoriteiten verlenen slechts op zeer beperkte schaal hulp aan de bevolking in Tsjetsjenië. EMERCOM bijvoorbeeld verstrekt sinds mei 2000 geen voedselhulp meer aan de bevolking in Tsjetsjenië.

Op 9 januari 2001 werd de regionale coördinator voor Tsjetsjenië van Artsen Zonder Grenzen-Nederland in de omgeving van Starye Atagi, een dorp ten zuidoosten van Grozny, door onbekenden ontvoerd
. Vrijwel alle internationale hulporganisaties legden direct daaropvolgend alle hulpoperaties in Tsjetsjenië stil. De ontvoerde Artsen Zonder Grenzen-medewerker kwam echter op 4 februari weer vrij, waarna vanaf 18 februari de internationale hulpoperaties weer op gang kwamen. Artsen Zonder Grenzen-Nederland heeft haar activiteiten in Tsjetsjenië echter nog niet hervat en vooralsnog is onduidelijk of en wanneer deze organisatie dit zal doen. ICRC, dat samenwerkt met de Tsjetsjeense afdeling van het Russische Rode Kruis, zette overigens de dagelijkse voedselvoorziening (brood in stedelijke gebieden) in Tsjetsjenië ook na de ontvoering van de Artsen Zonder Grenzen-medewerker voort.

Deze ontvoeringszaak maakte wederom duidelijk dat er grote risico's verbonden zijn aan het ontplooien van activiteiten in het gebied door internationale hulporganisaties. De veiligheidsrisico's voor deze organisaties zijn onverminderd groot gezien het gevaar van guerilla-acties van de Tsjetsjeense strijders, de daaropvolgende tegenacties van het Russische leger en het gevaar van ontvoering van medewerkers. Slechts een klein aantal internationale hulporganisaties ontplooit derhalve activiteiten in Tsjetsjenië en dan meestal nog alleen via lokale krachten . In het bergachtige zuidelijke gedeelte van Tsjetsjenië zijn de risico's overigens aanzienlijk groter. Humanitaire organisaties hadden daar vanwege de precaire veiligheidssituatie dan ook geen toegang tot de bevolking.

Een bijkomend probleem voor de humanitaire hulpverlening is de tegenwerking door lokale militairen, die bijvoorbeeld toegangspasjes van internationale hulporganisaties niet erkennen
en weigeren hen bij controleposten door te laten. Er zijn bovendien aanwijzingen van systematische inbeslagname van aanzienlijke hoeveelheden hulpgoederen door Russische militairen en de Tsjetsjeense autoriteiten voor eigen gebruik. Humanitaire hulpverlening op regelmatige basis wordt door deze problemen nog steeds ernstig bemoeilijkt.

Ook bestaat er een aantal bureaucratische obstakels voor internationale hulpverleningsorganisaties. Zo is de procedure voor verwerving van toegang tot Tsjetsjenië zeer omslachtig, wordt zij dikwijls gewijzigd en dient deze procedure regelmatig herhaald te worden. Hulporganisaties krijgen daarnaast geen toegang tot de radiofrequenties die men nodig heeft voor een voor de veiligheid te gebruiken mobiel radiosysteem. Voorts wordt communicatie bemoeilijkt door het verbod op satelliettelefoons. Tevens bestaan er belemmeringen bij de verlening van de noodzakelijke vergunningen voor invoering van goederen en implementatie van bepaalde activiteiten. Tot slot zijn hulpgoederen niet vrijgesteld van belastingheffing.

Kort samengevat kan gesteld worden dat de humanitaire situatie in Tsjetsjenië nog immer zorgwekkend is. Het tijdelijk stilleggen van de hulpoperaties door de in het gebied actieve internationale organisaties als gevolg van de ontvoering van een Artsen Zonder Grenzen-medewerker op 9 januari 2001 en de winterse omstandigheden dragen hier aan bij.

De mensen die thans in Grozny verblijven, zijn niet meer alleen de mensen die tot nu toe niet weg konden
. Inmiddels zijn ook mensen teruggekeerd naar Grozny om hun (al dan niet kapotgeschoten) bezit te beschermen of om documenten of uitkeringen te bemachtigen. Geschat wordt dat er thans circa 90.000 à 100.000 mensen in Grozny wonen. Deze groep bestaat voornamelijk uit etnische Tsjetsjenen. Er verblijven echter ook nog een aantal etnische Russen en personen van een andere etnische afkomst. Dit zouden met name bejaarden zijn. Precieze gegevens hieromtrent zijn echter niet bekend.

De meeste op straat zichtbare bewoners zijn ouderen en vrouwen. Er zijn maar weinig jonge mannen op straat. Zij verschuilen zich uit angst om opgepakt te worden
. Een deel van de burgers in Grozny voorziet in zijn levensonderhoud door handel
te drijven en spullen te verkopen op de lokale markt. Er bestaat echter een enorm gebrek aan voedsel, drinkwater, verwarming en glas voor de ruiten in de huizen.

De meeste ziekenhuizen in Tsjetsjenië functioneren slechts in beperkte mate en er is een groot tekort aan medische hulp
. Oorlogsverwondingen (bijvoorbeeld als gevolg van explosies en beschietingen) zijn nog steeds de belangrijkste doodsoorzaak in ziekenhuizen in Tsjetsjenië
, daarnaast is er vaak sprake van TBC, hepatitis en huidziektes. Volgens medische hulporganisaties zijn er ook gevallen, waarbij er duidelijk sprake is geweest van mishandeling en marteling
. Psychosociale hulpverlening vindt slechts op zeer beperkte schaal plaats.

Een ander groot probleem voor patiënten die acute hulp nodig hebben, vormen de vele controleposten die men onderweg naar een ziekenhuis of arts tegenkomt. Vaak worden patiënten gestopt, waardoor men niet op tijd het ziekenhuis of een arts kan bereiken
. Bij de dezerzijds geraadpleegde bronnen waren er gevallen bekend van dodelijke gewonde mensen die niet werden doorgelaten bij controleposten en daardoor stierven.

Een deel van de patiënten, vooral de mannen, is bang om zich in het ziekenhuis te laten behandelen, omdat men vreest daar door de Russische autoriteiten te worden opgepakt. De Russische autoriteiten doorzoeken ook daadwerkelijk de ziekenhuizen, waarbij naar personen met schotwonden wordt gezocht die mogelijk deel hebben genomen aan de strijd aan de kant van de Tsjetsjeense strijders.

De gezondheidstoestand van burgers in Tsjetsjenië wordt ook beïnvloed door de zware milieuvervuiling. In Tsjetsjenië woeden verschillende oliebranden , waardoor er sprake is van zware luchtvervuiling die mogelijk ook gevolgen heeft voor de gezondheidstoestand van de nog in Tsjetsjenië verblijvende burgers. Deze branden zijn zo groot, dat de rook ervan tot in Noord-Ossetië valt waar te nemen. Ook de verontreiniging van drinkwatervoorraden is dusdanig ernstig dat zij gevaar voor de volksgezondheid oplevert.

Het willekeurig geweld jegens de burgerbevolking en de schending van rechten is sinds de beëindiging van de grootschalige gevechtshandelingen in het voorjaar van 2000 weliswaar afgenomen, maar volgens vrijwel alle bronnen komt geweld jegens de burgerbevolking en de schending van rechten nog steeds zeer regelmatig voor. Overigens zouden zowel de Tsjetsjeense strijders de Russen zich hier schuldig aan maken. Over de betrokkenheid van de Tsjetsjeense politiemacht bij mensenrechtenschendingen in Tsjetsjenië is dezerzijds geen informatie beschikbaar.

Verificatie van incidenten is echter vrijwel onmogelijk doordat onafhankelijke berichtgeving slechts in beperkte mate voorhanden is. In het onderstaande komen derhalve gegevens aan de orde, waaraan informatie uit ooggetuigenverslagen ten grondslag ligt.

Aanhoudingen en afpersing

Burgers in Tsjetsjenië worden regelmatig door Russische militairen of ander Russisch veiligheidspersoneel aangehouden en lastiggevallen. Hierbij komt het voor dat er sprake is van gewelddadige behandeling en afpersing. Daarnaast wordt meestal tevens gedreigd met ernstige repercussies in het geval dat deze burgers contacten met de Tsjetsjeense strijders zouden onderhouden. Vrouwen en kinderen worden in mindere mate lastig gevallen en aangehouden dan mannen. Russische militairen zouden zich bovendien regelmatig schuldig maken aan plundering en roof van alles wat van waarde is.

In Tsjetsjenië bestaat een zeer uitgebreid netwerk van controleposten ('Blokposty'). Deze controleposten worden bemand door troepen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en sinds korte tijd zijn er ook Tsjetsjeense politiemensen aanwezig. Bij deze controleposten wordt er vrijwel altijd een omkoopsom verlangd
en komt het vaak voor dat militairen burgers gewelddadig behandelen en eigendommen van passerende burgers vernielen. Hierbij speelt een rol dat van 80% van de Russische militairen zogenaamde 'Kontraktniki' (huurlingen) zijn die hun salaris aanvullen met omkoopsommen. Alhoewel de Tsjetsjeense politiemensen net als de Russische militairen omkoopsommen vragen aan passerende burgers, is bij hen de kans op lastigvallen en mishandeling kleiner
.

In Tsjetsjenië is door de autoriteiten een avondklok ingesteld die om 8 uur 's avonds ingaat. De meeste burgers in Tsjetsjenië durven echter meestal niet meer na 4 uur 's middags te reizen omdat tegen die tijd veel van de Russische militairen bij de controleposten dronken zijn geworden of onder invloed zijn van verdovende middelen, waardoor het risico van een gewelddadige behandeling groter wordt.

Arrestaties/detenties/verdwijningen

Er zou nog steeds op grote schaal sprake zijn van al dan niet willekeurige arrestaties en detenties van Tsjetsjenen. Hierbij komt het vaak voor dat wapens, ammunitie of geld van familieleden of vrienden wordt geëist in ruil voor vrijlating. In detentiecentra
zouden mishandeling en marteling regelmatig voorkomen. Human Rights Watch documenteerde talloze ooggetuigenverslagen van gevallen van afpersing, willekeurige arrestaties en detenties en mishandelingen, verkrachtingen en marteling in detentiecentra
. Deze situatie zou tot op de dag van vandaag voortduren . Volgens Human Rights Watch worden detenties vaak niet officieel geregistreerd, worden mensen vaak vastgehouden op niet officiële detentiecentra, zonder toegang tot een advocaat en zonder formeel in staat van beschuldiging te worden gesteld
.

Ook zouden er nog steeds verschillende 'filtratiekampen' bestaan. Het is dezerzijds echter onbekend hoeveel 'filtratiekampen' er thans precies bestaan, waar deze zich bevinden en hoeveel personen er worden vastgehouden omdat het deels niet officiële plaatsen van detentie betreft, en het onduidelijk is welke plaatsen van detentie als 'filtratiekamp' kunnen worden aangemerkt. De Russische autoriteiten geven daarnaast hieromtrent geen officiële verklaringen af
. Wel werden er in het verleden door Amnesty International melding gemaakt van 'filtratiekampen' in Mozdok, Chernokozovo en Grozny en verder in Stravrovol (een aan Tsjetsjenië grenzend gewest in de RF), Urus-Martan, Tolstoy-Yurt, Kadyr-Yurt, en Chriri-Yurt . Human Rights Watch publiceerde daarnaast in oktober 2000 een lijst van bij deze organisatie bekende plaatsen van detentie in en rond Tsjetsjenië, waarvan een deel mogelijk als 'filtratiekamp' zou kunnen worden aangemerkt .

Tevens wordt nog een groot aantal personen vermist en is er volgens verschillende bronnen sprake van verdwijningen. Een onbepaald aantal mensen wordt vastgehouden op onbekende verblijfplaatsen. Deze mensen werden opgepakt bij de zogenaamde 'schoonmaakoperaties' (zie hieronder), bij controleposten of bij controles op identiteitspapieren. Schattingen van het aantal verdwijningen variëren; tussen de 4.000 en 18.000 . Daarnaast worden er ook personen vastgehouden zonder dat de buitenwereld (bijvoorbeeld familieleden en advocaten) toegang tot hen krijgt . Deze personen zouden volgens Amnesty International ook worden blootgesteld aan marteling
.

Het ICRC voert sinds het voorjaar 2000 bezoeken uit aan gedetineerden in en rond Tsjetsjenië. Het ICRC brengt slechts bezoeken aan officiële plaatsen van detentie. Deze bezoeken, die door internationale staf worden uitgevoerd, vinden onder gewapende escorte plaats. In de periode tot februari 2001 werden er in totaal 72 bezoeken aan dertig plaatsen van detentie gebracht. Het is niet bekend of ICRC tevens 'filtratiekampen' bezoekt. ICRC doet hierover geen mededelingen. Gedetineerden die door ICRC zijn bezocht hebben de mogelijkheid om contact met hun familieleden te onderhouden door middel van berichten via het Rode Kruis.

Schoonmaakoperaties ('Zatsjistki')

Terwijl de Russische autoriteiten het grootste gedeelte van Tsjetsjenië min of meer onder controle hebben
, worden er nog steeds zogenaamde 'schoonmaakoperaties' ('Zatsjistki') uitgevoerd. Deze 'schoonmaakoperaties' zijn bedoeld om Tsjetsjeense strijders en hun collaborateurs op te sporen en op te pakken. Hierbij wordt een dorp of wijk omsingeld en huis-aan-huis gezocht naar wapens, explosieven, drugs en dergelijke en wordt de identiteit van de bewoners onderzocht. Sommige van deze acties volgen op guerilla-acties door de Tsjetsjeense strijders.

De zogenaamde 'schoonmaakoperaties' worden volgens verschillende bronnen meestal door OMON en FSB
uitgevoerd en vinden in geheel Tsjetsjenië plaats. Daarbij kan er volgens verschillende bronnen ook sprake zijn van arbitraire arrestaties, plundering, mishandeling, verkrachtingen en buitenrechtelijke executies. Van Russische zijde worden deze misstanden tot op heden echter ontkend. Volgens verschillende mensenrechtenorganisaties is er in de verslagperiode geen sprake meer geweest van grootschalig geweld jegens burgers bij 'schoonmaakacties'.

Kort samengevat kan gesteld worden dat er ten aanzien van de veiligheidssituatie in Tsjetsjenië weinig veranderd is in vergelijking met de vorige verslagperiode. Nog steeds is de situatie niet gestabiliseerd en onrustig. Volgens vrijwel alle bronnen komt geweld jegens de burgerbevolking en de schending van mensenrechten nog steeds regelmatig voor.

5.4 De situatie in de aangrenzende deelrepublieken


Terwijl er in mei 2000 nog sprake was van circa 230.000 ontheemden uit Tsjetsjenië in Ingoesjetië en 6.000 in Dagestan, bevinden er zich thans nog circa 160.000 ontheemden in Ingoesjetië, en circa 8.000 tot 10.000 ontheemden in Dagestan. Dezerzijds is geen informatie voorhanden over het huidige aantal ontheemden dat in andere omliggende deelrepublieken en provincies (zoals Kabardino Balkaria, Noord-Ossetië en Stavropol) verblijft. Aangenomen wordt dat het om enkele duizenden gaat die meestal bij familieleden of vrienden verblijven.

In november 2000 brachten de VN een Inter-agency Appeal uit voor de noordelijke Kaukasus voor een periode tot eind 2001 , waarmee internationale humanitaire hulpverlening aan Tsjetsjeense ontheemden ook in 2001 gecontinueerd wordt. De ontvoering in Tsjetsjenië van een Artsen Zonder Grenzen-medewerker op 9 januari jl. (zie 5.3.1) heeft er niet toe geleid dat de internationale hulpoperatie ook in de omliggende deelrepublieken werd stilgelegd.

Circa 69% van de ongeveer 160.000 ontheemden uit Tsjetsjenië in Ingoesjetië bevindt zich bij gastgezinnen, 8% bevindt zich in tentenkampen, 5% in treinwagons en 18% in spontaan ontstane nederzettingen . 92,1% van de ontheemden uit Tsjetsjenië in Ingoesjetië is etnisch Tsjetsjeens, 7,4% etnisch Ingoesj, 0,3% procent etnisch Russisch en 0,2% van andere etniciteit
. Circa 70% van de ontheemden uit Tsjetsjenië in Ingoesjetië is afkomstig uit Grozny en omgeving.

Humanitair

Humanitaire hulpverlening in Ingoesjetië is voor een belangrijk deel in handen van internationale organisaties en verloopt redelijk. Er zijn inmiddels 32 Russische en Internationale organisaties actief die in samenwerking met het Ingoesjetische ministerie voor Noodsituaties EMERCOM hulpverlening verzorgen voor ontheemden uit Tsjetsjenië. Tevens vindt er samenwerking plaats met andere vertegenwoordigers van de Ingoesjetische autoriteiten, zoals bijvoorbeeld het ministerie van Gezondheidszorg. Hulp aan de gastgezinnen in Ingoesjetië wordt door het ministerie van Federatie Zaken, Etnische en Migratiepolitiek in samenwerking met EMERCOM verzorgd.

De samenwerking met de Ingoesjetische autoriteiten wordt door vrijwel alle internationale organisaties die in het gebied actief zijn, als goed betiteld. Hulpverleningsorganisaties ondervinden echter, net als bij de hulpverlening in Tsjetsjenië (zie 5.3.1), velerlei bureaucratische problemen bij het uitvoeren van de hulpverlenings-programma's, zoals onder meer moeizame ontheffing van belastingen of heffingen en vertragingen als gevolg van douaneregelingen.

De in het gebied opererende humanitaire organisaties stellen dat er thans in het algemeen in de basisbehoeften aan voedsel, water, kleding, onderdak, sanitaire voorzieningen en gezondheidszorg wordt voorzien . Sinds eind december 2000 is de situatie voor de ontheemden in Ingoesjetië echter wel iets verslechterd, omdat de Ingoesjetische autoriteiten niet meer in staat zijn om de ontheemden van warme maaltijden en brood te voorzien. Het aandeel van de Ingoesjetische autoriteiten in de hulpvoorziening aan de Tsjetsjeense ontheemden was echter reeds beperkt en de in het gebied opererende internationale hulporganisaties voorzien de ontheemden nog steeds van basisbehoeften, waardoor de situatie vooralsnog niet acuut is. Een deel van de aan ontheemden in Ingoesjetië verstrekte hulpgoederen wordt overigens tevens door niet-ontheemde burgers uit Tsjetsjenië verbruikt. Zij reizen daartoe op en neer naar Ingoesjetië
. Ook andersom vindt dit plaats; ontheemden die in Ingoesjetië verblijven reizen naar Tsjetsjenië om familieleden aldaar voedsel te brengen.

De kwaliteit van de opvang van ontheemden in Ingoesjetië verschilt. In het algemeen kan gesteld worden dat de situatie in treinwagons en spontaan ontstane nederzettingen slechter is dan in de tentenkampen. De ontheemden die bij gastgezinnen verblijven hebben het in het algemeen iets beter dan de ontheemden die een ander onderkomen hebben.

Het is onduidelijk hoe lang er nog ontheemden in treinwagons zullen verblijven. De Ingoesjetische autoriteiten willen de ontheemden die zich momenteel in de treinwagons bevinden naar tentenkampen verplaatsen, zodat het spoor weer vrijkomt voor regulier treinverkeer. Volgens hulporganisaties dienen daarvoor eerst voldoende vervangende opvangmogelijkheden gerealiseerd te worden.

Een groot probleem voor de hulpverlening in Ingoesjetië vormt de bestrijding van TBC. Doordat bestrijding van deze ziekte in Tsjetsjenië slechts op beperkte schaal kan plaatsvinden en er een constante stroom van mensen van en naar Tsjetsjenië reist, vormt besmetting van ontheemden in Ingoesjetië een vrijwel onuitroeibaar verschijnsel. Ook is de behandeling van ontheemden in Ingoesjetië problematisch omdat patiënten mobiel plegen te zijn terwijl voor behandeling van TBC een ononderbroken behandeling essentieel is.

Volgens verschillende mensenrechtenorganisaties oefenen de Ingoesjetische en federale autoriteiten onder meer door propaganda en onregelmatige leveranties van hulpgoederen druk uit op de ontheemden om terug te keren naar Tsjetsjenië. Sinds mei 2000 zijn enkele tienduizenden ontheemden vrijwillig teruggekeerd. De meeste ontheemden in Ingoesjetië vinden de situatie in Tsjetsjenië echter nog te onzeker om permanent terug te keren. Alhoewel er incidentele gevallen van gedwongen terugkeer aan het begin van 2000 bekend zijn, was geen enkele geraadpleegde bron op de hoogte van gevallen van gedwongen terugkeer in de verslagperiode. De Ingoesjetische autoriteiten verzorgen, zoals de wet voorschrijft bij een verblijf langer dan drie dagen, tijdelijke registratie voor ontheemden uit Tsjetsjenië.

Voor ontheemden die vanuit Ingoesjetië permanent willen terugkeren naar Tsjetsjenië, verzorgt een lokale NGO in samenwerking met EMERCOM de mogelijkheid van transport.

Algemeen wordt aangenomen dat de Tsjetsjeense strijders zich ook onder de ontheemden uit Tsjetsjenië in Ingoesjetië hebben gemengd. De Russische autoriteiten voeren derhalve af en toe ook zogenaamde 'screening-operaties' uit in Ingoesjetië, waarbij onder de ontheemden in Ingoesjetië naar strijders wordt gezocht. Deze operaties worden meestal uitgevoerd door troepen van het ministerie van Binnenlandse Zaken in samenwerking met de Ingoesjetische politie.

Volgens de dezerzijds geraadpleegde bronnen gaat dat echter vanwege de aanwezigheid van internationale organisaties in het gebied zelden met willekeurig geweld gepaard en is er geen sprake van verdwijningen, mishandeling of marteling. Wel worden er soms mensen gearresteerd en incidenteel overgedragen aan de autoriteiten in Tsjetsjenië. Daarnaast komt het voor dat er bij deze screening-operaties eigendommen worden afgenomen. Eén der geraadpleegde bronnen was overigens op de hoogte van twee incidenten in afgelegen gedeelten van Ingoesjetië waarbij er wel sprake was geweest van operaties die met geweld gepaard waren gegaan .

Het grootste gedeelte van de ontheemden verblijft, zoals hierboven reeds vermeld, nog steeds bij gastgezinnen in Ingoesjetië. Omdat veel ontheemden inmiddels al hun financiële middelen hebben verbruikt, zijn velen niet meer in staat hun gastgezinnen te betalen voor het onderhoud. Hierdoor ontstonden in de verslagperiode spanningen tussen de ontheemden en de Ingoesjetische gastgezinnen en de vrees bestond dat velen op den duur niet langer welkom zouden zijn bij hun gastgezinnen. Uitzettingen op grote schaal konden echter voorkomen worden door bemiddeling van internationale organisaties en lokale NGO's en hulp van de Ingoesjetische autoriteiten aan de gastgezinnen.

De spanningen beperkten zich niet alleen tot de verhoudingen tussen de ontheemden en hun gastgezinnen. Ook bestonden er in algemenere zin spanningen tussen de lokale Ingoesjetische bevolking en de ontheemden uit Tsjetsjenië. Deze spanningen ontstonden door enerzijds de overbevolking in Ingoesjetië
als gevolg van de instroom van ontheemden uit Tsjetsjenië en anderzijds de verdeling van hulpgoederen en het feit dat de ontheemden inmiddels een deel van de economische bedrijvigheid in Ingoesjetië van de lokale bevolking hebben overgenomen. Deze spanningen leidden incidenteel tot een grootschalig handgemeen tussen lokale bevolking en de ontheemden , waarbij de Ingoesjetische politie tussenbeide diende te komen.

Tot nu toe hebben de bovengenoemde spanningen niet geleid tot een onhoudbare situatie of bloedige conflicten tussen ontheemden en lokale bevolking. Een grootschalige uitbreiding van het aantal ontheemden uit Tsjetsjenië in Ingoesjetië zou volgens de ter plaatse aanwezige internationale organisaties echter kunnen leiden tot een onhoudbare situatie.

Er verblijven volgens de geraadpleegde bronnen circa 8.000 tot 10.000 ontheemden uit Tsjetsjenië in Dagestan. UNHCR verleent er in overleg met EMERCOM voedselhulp. Tevens zijn Artsen Zonder Grenzen-Zwitserland en het Rode Kruis er actief. Het grootste gedeelte van de ontheemden uit Tsjetsjenië in Dagestan verblijft bij familieleden. De humanitaire situatie voor ontheemden die bij familieleden verblijven, is in het algemeen iets beter dan voor ontheemden die in spontane nederzettingen verblijven.

Volgens opgaaf van de Dagestaanse autoriteiten echter, zijn er thans in Dagestan 16.000 ontheemden uit Tsjetsjenië en 48.000 ontheemden uit Dagestan. Dit betreft vrijwel zeker ook de personen die als gevolg van het vorige conflict in Tsjetsjenië (1994-1996) ontheemd zijn. De autoriteiten in Dagestan hebben onvoldoende financiële middelen om hulp te verlenen aan de ontheemden.

Alhoewel in het algemeen de situatie in Dagestan rustig is, bestaan er wel enige spanningen tussen de lokale bevolking en de ontheemden uit Tsjetsjenië. De Dagestaanse bevolking ziet deze ontheemden als gevolg van de invallen in Dagestan door Tsjetsjeense strijders in augustus 1999 soms als indringers. De ontheemden uit Tsjetsjenië bewonen voor een deel de huizen van Dagestani die gevlucht zijn bij de invallen van augustus 1999. In de ogen van de Dagestani genieten Dagestaanse ontheemden daarnaast niet in dezelfde mate internationale hulp als de ontheemden uit Tsjetsjenië en is de aandacht van internationale organisaties vooral op Tsjetsjenië en ontheemde Tsjetsjenen gericht.


6 Migratie van en naar Tsjetsjenië


6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een aantal factoren belicht die een rol spelen bij de migratiestromen van en naar Tsjetsjenië. Hierbij komen grensoverschrijdend verkeer, identificatiedocumenten en vestiging elders in de RF aan de orde.

Eén van de factoren die een rol speelt bij niet alleen de migratiestromen van en naar Tsjetsjenië, maar die in zijn algemeenheid ook een belangrijke factor is als het de positie van etnische Tsjetsjenen en personen van andere etnisch-Kaukasische afkomst
in de RF betreft, is de maatschappelijke discriminatie jegens personen van niet-etnisch Slavische afkomst.

Sinds het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991 is er een toename zichtbaar wat betreft de maatschappelijke discriminatie van niet-Slavische bevolkingsgroepen binnen de Russische Federatie. Hierbij speelt een rol dat van de circa 146 miljoen inwoners van de RF het overgrote gedeelte van etnisch Russische afkomst is, Russisch spreekt en het Russisch-orthodoxe geloof belijdt.

Alle bronnen bevestigen dat Roma en personen uit de Kaukasus en Centraal-Azië te maken hebben met wijdverspreide maatschappelijke discriminatie, hetgeen vaak ook gereflecteerd wordt in officiële standpunten en acties. Personen met een donkere huid of personen die uit de Kaukasus of Centraal-Azië lijken te komen, lopen een verhoogde kans om door de politie geslagen, lastiggevallen en/of afgeperst te worden. Discriminatie van personen uit de Kaukasus en Centraal-Azië nam ook toe met nieuwe maatregelen op zowel federaal als lokaal niveau om misdaad te bestrijden. Vooral na de bomaanslagen van augustus 1999 (zie tevens hoofdstuk 2) richtten ordehandhavingsinstanties zich op personen met een donkere huidskleur. Dit ging gepaard met lastigvallen, arrestaties en deportatie uit stedelijke gebieden.

Maatschappelijke- en andere vormen van discriminatie van personen met een donkere gelaatskleur kunnen variëren van scheldpartijen door buurt- of dorpsgenoten, willekeur, het weigeren of incidenteel zelfs ontnemen van de woonvergunning, het moeten betalen van boetes en smeergelden aan corrupte ambtenaren, afpersing, het worden verdreven uit woonplaatsen in het geval men niet over de juiste papieren beschikt, bedreiging, fysieke mishandeling en detentie. Hierbij kunnen ook de (lokale) autoriteiten een rol spelen. Of, en in hoeverre men aan deze zaken wordt blootgesteld, hangt van de individuele omstandigheden af. Doordat veel personen met een donkere huidskleur zich echter in de grote steden zoals Moskou en St. Petersburg hebben gevestigd, komen gevallen van maatschappelijke discriminatie daar het meeste voor.

Alhoewel de discriminatie in eerste instantie gebaseerd is op de donkere gelaatskleur, is het gevaar om blootgesteld te worden aan bovengenoemde verschijningsvormen van discriminatie groter indien men in de verblijfsplaats niet over de juiste verblijfstitel beschikt (het binnenlands paspoort met daarin de woonvergunning). Personen met een donkere huidskleur zonder een woonvergunning in de plaats waar men verblijft, lopen een groter risico op afpersing, willekeur, mishandeling, detentie etc. door de lokale autoriteiten. In het geval dat men ergens zonder woonvergunning en dus illegaal verblijft, durft men vaak geen aangifte te doen bij de hogere autoriteiten uit angst voor repercussies of verdrijving.

Het is dezerzijds niet mogelijk om aan te geven waar en hoe vaak bovengenoemde zaken zich zullen voordoen. Wel is duidelijk dat etnische Tsjetsjenen vaker te maken kunnen krijgen met vormen van discriminatie dan de andere bovengenoemde groepen, zowel van de zijde van de autoriteiten als van de kant van de lokale bevolking. Tsjetsjenen hebben een slechte reputatie vanwege het reële en vermeende aandeel in de georganiseerde criminaliteit en betrokkenheid bij terroristische acties. Daarnaast worden door zowel de overheid als de media al geruime tijd in negatieve zin uitlatingen over deze bevolkingsgroep gedaan, hetgeen het beeld van de Tsjetsjenen bij de Russische burgerbevolking beïnvloedt. Het beeld wat bij veel Russen bestaat, is dat de Tsjetsjenen een 'bandietenvolk' zijn.

De maatschappelijke discriminatie van etnische Tsjetsjenen is overigens in de andere deelrepublieken in de noordelijke Kaukasus (Dagestan, Ingoesjetië, Noord-Ossetië, Kabardino-Balkaria, Karatsjai-Tsjerkessië en Adygië) iets minder. Er leeft daar reeds sinds jaren een etnisch Tsjetsjeense bevolkingsgroep en deze mensen zijn beter geïntegreerd zijn in de lokale gemeenschappen dan elders in de RF.

In de hiernavolgende paragrafen en hoofdstukken zal kortheidshalve worden gesproken over 'discriminatie jegens Kaukasiërs'.

6.2 Grensoverschrijdend verkeer


Van een grote stroom ontheemden die vanuit Tsjetsjenië naar plekken buiten de deelrepubliek vluchtte, was in de verslagperiode geen sprake meer. Van permanente terugkeer van ontheemden naar Tsjetsjenië was wel sprake. Sinds mei 2000 zijn enkele tienduizenden ontheemden teruggekeerd naar Tsjetsjenië. Schattingen over het precieze aantal variëren echter. Veel ontheemden houden nog steeds hun opvangplaats in Ingoesjetië of elders aan vanwege de nog steeds precaire veiligheidssituatie in Tsjetsjenië en omdat de mogelijkheid van onderdak of opvang door familieleden elders in Tsjetsjenië door de aangerichte verwoestingen in twee oorlogen vrijwel is weggevallen. Tevens was er in de verslagperiode sprake van veel pendelverkeer .

Een deel van de ontheemden buiten Tsjetsjenië keert voor korte tijd terug naar Tsjetsjenië om te zien hoe de veiligheidssituatie is en om te zien of er wat over is van hun bezittingen. Een ander deel reist af naar Tsjetsjenië om te trachten om identiteitsdocumenten te bemachtigen of om pensioenen in ontvangst te nemen
. Ook mannen in de vechtbare leeftijd kunnen dit en doen dit ook. Voor hen is het risico aangehouden te worden echter wel groter dan voor vrouwen, kinderen en bejaarden. Het betalen van omkoopsommen is de methode om te voorkomen dat men wordt vastgehouden met alle mogelijke gevolgen van dien.

De reismogelijkheden van Ingoesjetië naar Tsjetsjenië zijn thans relatief goed. Slechts incidenteel worden de grensovergangen met Tsjetsjenië gesloten. Deze mensen reizen zowel met bussen als met personenauto's. Dit betreft overigens meestal vrouwen, kinderen en bejaarden. De meeste ontheemden die van Ingoesjetië naar Tsjetsjenië reizen, beschouwen het risico dat men daarbij loopt als aanvaardbaar.

Bij de administratieve grensovergangen tussen Ingoesjetië en Tsjetsjenië (onder andere 'Kavkaz I en II') zijn Russische militaire autoriteiten gestationeerd. Bij 'Kavkaz I' hebben de Ingoesjetische autoriteiten een grenspost ingericht op 1 kilometer afstand van de officiële administratieve grens. Tussen deze grens en de grenspost van de Ingoesjetische autoriteiten bevinden zich nog eens drie Russische militaire controleposten.

Alhoewel er sinds 17 april jl. geen formele belemmeringen meer bestaan voor ontheemden om terug te keren naar Grozny, komt men bij het reizen van Ingoesjetië naar Grozny
vanaf de Ingoesjetische grens circa vijftien militaire controleposten tegen. Meestal dient men, om doorgelaten te worden, bij elk van deze controleposten een omkoopsom te betalen. Om toegelaten te worden tot Grozny dient men daarnaast documenten te kunnen tonen waaruit blijkt dat men in Grozny ingeschreven staat. Het is niet onmogelijk om de vijftien controleposten tussen de Ingoesjetische grens en Grozny te ontlopen, maar omdat er mijnenvelden zijn aangelegd is het wel zeer gevaarlijk om niet via de bestaande hoofdweg te reizen.

Het gemiddelde bedrag dat iemand aan omkoopsommen bij controleposten zal moeten betalen om van Ingoesjetië naar Grozny te reizen, bedraagt circa 150 roebel. Voor ontheemden uit Tsjetsjenië is dat een hoog bedrag. Daarnaast dient men meestal ook aan de grensovergangen van Tsjetsjenië met Ingoesjetië een bedrag te betalen. Volgens een Russische krant gaat het daarbij thans om de volgende bedragen: vrouwen 80/100 roebel, mannen 150/200 roebel, Russische auto's 500/800 roebel, buitenlandse auto's $50/100 .

Het is aanzienlijk gemakkelijker om van Tsjetsjenië naar Dagestan te reizen dan van Tsjetsjenië naar Ingoesjetië. Niet veel personen reizen echter naar Dagestan, omdat er in Dagestan sprake is van enige spanningen tussen ontheemden uit Tsjetsjenië en de Dagestaanse bevolking (zie 5.4.2.), de hulpverlening aan ontheemden er minder goed is dan in Ingoesjetië en omdat veel ontheemden die Tsjetsjenië thans willen verlaten familie of vrienden hebben in Ingoesjetië.

Het is daarnaast gemakkelijker om de noordelijke grenzen van Tsjetsjenië te passeren, daar de controle aldaar vanwege de relatief stabiele militaire situatie iets minder strikt is. Volgens één der geraadpleegde bronnen zouden Tsjetsjeense mannen er vaker voor kiezen om via die route Tsjetsjenië te verlaten.

Kortom, van een grote stroom ontheemden die vanuit Tsjetsjenië naar plekken buiten de deelrepubliek vluchtte, was in de verslagperiode geen sprake meer. Van permanente terugkeer van ontheemden naar Tsjetsjenië was wel sprake. Schattingen over het precieze aantal variëren echter. Veel ontheemden houden nog steeds hun opvangplaats in Ingoesjetië of elders aan.

6.3 Identificatiedocumenten


Er is een groot aantal ontheemden uit Tsjetsjenië dat als gevolg van de oorlog niet meer in het bezit is van een geldig (binnenlands) paspoort . Het verkrijgen van nieuwe (binnenlandse) paspoorten kan echter door de vernietiging van de gegevens bij sommige uitgifte-instanties in Tsjetsjenië een moeilijke zaak zijn. Daarnaast moet men uiteraard voor het verkrijgen van een nieuw paspoort de identiteit kunnen aantonen, hetgeen bij de vernietiging van iemands bezittingen en de vernietiging van de gegevens bij genoemde instanties op grote problemen kan stuiten. Het verkrijgen van identiteitspapieren is overigens al sinds het vorige conflict in Tsjetsjenië (1994-1996) problematisch, waardoor veel Tsjetsjenen reeds een langere periode niet over een geldig (binnenlands) paspoort beschikken.

Vanwege het gevaar van mishandeling, afpersing en detentie indien men aangehouden wordt zonder de juiste papieren
, is het voor burgers en ontheemden uit Tsjetsjenië van groot belang om over een geldig (binnenlands) paspoort te beschikken. Daar men in principe een nieuw binnenlands paspoort dient aan te vragen in de plaats waar men een permanente woonregistratie ('Propiska') heeft, nemen velen het risico om naar hun oorspronkelijke woonplaats in Tsjetsjenië te reizen om een nieuw binnenlands paspoort aan te vragen.

Op basis van wetgeving zouden ontheemden uit Tsjetsjenië die niet meer beschikken over een binnenlands paspoort in theorie ook elders in de RF een paspoort kunnen aanvragen. Deze procedure neemt echter tijd in beslag; deze kan tot circa 8 maanden duren, waarbij de identiteit van betrokkene dient te worden vastgesteld. Daarnaast zullen etnische Tsjetsjenen, vanwege de discriminatie van Kaukasiërs, bij een aanvraag op plaatsen buiten Tsjetsjenië meestal tegenwerking ondervinden
. Bovendien loopt men in het geval dat de identiteit niet kan worden vastgesteld een grote kans (tijdelijk) vastgezet te worden. Meestal kan men echter door omkoopsommen te betalen een en ander regelen. Vanwege deze bureaucratische hindernissen besluiten veel Tsjetsjeense ontheemden naar hun eigenlijke woonplaats in Tsjetsjenië te reizen om aldaar de juiste papieren aan te vragen.

Indien men bij een paspoortaanvraag niet in staat is om met documenten de eigen identiteit aan te tonen, dient men bij de aanvraag een procedure te doorlopen voor het vaststellen van die identiteit. In voorkomende gevallen kan de identiteit worden vastgesteld op basis van woonregistratie of de gegevens bij het ministerie van Defensie (in het geval van dienstplicht) of Buitenlandse Zaken (in het geval dat men in het buitenland heeft verbleven) of criminele antecedenten. Ook is het mogelijk om via getuigenverklaringen te proberen de identiteit aan te tonen.

Alhoewel de uitgifte van binnenlandse paspoorten in Tsjetsjenië pas in de zomer van 2000 weer op gang kwam en tussen eind december 2000 en 22 januari 2001 tijdelijk werd opgeschort, proberen de Russische autoriteiten thans zoveel mogelijk Tsjetsjenen zonder een geldig paspoort van geldige papieren te voorzien. Deze paspoortafgifte geschiedt in Tsjetsjenië zelf, daar paspoorten in beginsel worden afgegeven in de plaats waar iemand een permanente woonvergunning ('Propiska') heeft. Deze maatregel lijkt er echter ook op gericht om een betere controle op personen uit Tsjetsjenië te kunnen uitoefenen en past binnen het Russische streven om Tsjetsjeense ontheemden zoveel mogelijk terug te laten keren naar Tsjetsjenië. Er zouden inmiddels circa 40.000 'tijdelijke binnenlandse paspoorten' door de autoriteiten in Tsjetsjenië zijn uitgegeven aan personen die niet meer beschikten over een geldig identiteitsbewijs. Het aantal van 40.000 kan dezerzijds echter niet bevestigd worden. Hoeveel personen nog steeds niet in het bezit zijn van een geldig identificatiedocument, is dezerzijds onbekend.

Sommige hulporganisaties in Ingoesjetië (bijvoorbeeld Danish Refugee Council) verstrekken, in het kader van de hulpdistributie, aan ontheemden zonder paspoort een identiteitskaart. Een deel van de ontheemden is echter bang zich te laten registreren omdat men vreest dat de Russische autoriteiten deze gegevens tegen hen zullen gebruiken.

6.4 Vestiging elders in de RF


Formeel kunnen Tsjetsjenen die in het bezit zijn van een geldig binnenlands paspoort zich overal in de RF vestigen, mits zij zich eerst uitschrijven uit hun woonplaats in Tsjetsjenië en zij voldoen aan de lokale criteria (bijvoorbeeld ten aanzien van huisvesting). Vestiging van etnische Tsjetsjenen elders in de RF kan in de praktijk echter op problemen stuiten vanwege discriminatie en tegenwerking door de autoriteiten . Het beleid van de Russische autoriteiten lijkt erop gericht om Tsjetsjeense ontheemden zoveel mogelijk gebruik te laten maken van opvang in de regio en om hen terug te laten keren naar Tsjetsjenië.

Er zijn bij de geraadpleegde bronnen vele gevallen bekend, waarbij in de verslagperiode (tijdelijke) registratie aan etnische Tsjetsjenen werd geweigerd
en federale wetgeving op het gebied van registratie door lokale autoriteiten niet werd toegepast. Stedelijke autoriteiten hebben hun eigen (strikte) invulling van registratieprocedures, die ertoe leidt dat de bij wet vastgelegde bewegingsvrijheid voor Russische staatsburgers niet wordt toegepast. Overigens is soms het verkrijgen van een woonvergunning door middel van het betalen van steekpenningen wel mogelijk .

Gezien het bovenstaande zouden Tsjetsjeense ontheemden zich thans slechts op beperkte schaal elders in de RF proberen te vestigen. De meeste Tsjetsjeense ontheemden die Tsjetsjenië zijn ontvlucht, blijven in de regio omdat de voedselvoorziening door de op gang gekomen internationale humanitaire hulpverlening nu een redelijk peil heeft. Daarnaast beschikt een groot aantal ontheemden niet over een geldig binnenlands paspoort (zie 6.2), waardoor legale vestiging buiten Tsjetsjenië onmogelijk is. Voor het verkrijgen van een tijdelijke of permanente registratie is immers een binnenlands paspoort vereist.

Tsjetsjeense ontheemden die zich elders in de RF willen vestigen, zullen naast de problemen met registratie ook met andere problemen te maken kunnen krijgen, zoals beschreven in paragraaf 6.1.

Het grootste gedeelte van de Tsjetsjeense ontheemden dat het huidige conflict is ontvlucht en een veilig heenkomen heeft gezocht buiten de regio, is naar Moskou en in mindere mate ook naar Sint Petersburg gegaan. Volgens verschillende bronnen is vestiging in de grote steden (zoals Moskou en St. Petersburg) ook een beter alternatief dan dorpjes of steden in de regio's. De discriminatie jegens etnische Tsjetsjenen zou daar te groot zijn voor mensen om zich staande te kunnen houden. Deze discriminatie komt in de kleinere plaatsen vooral van de kant van de lokale bevolking, terwijl dit in de grote steden met name van de kant van de autoriteiten komt. In de grote steden kan men bij het vinden van werk, onderdak etc. tenminste nog hulp vinden bij vrienden en familieleden en de Tsjetsjeense gemeenschap.

Desalniettemin kan men ook in de grote steden te maken krijgen met grote problemen. De bomexplosie op 8 augustus 2000 bij het Poesjkinplein in Moskou, waarbij de verdenking van deze aanslag onmiddellijk op Tsjetsjeense terroristen viel, had bijvoorbeeld tot gevolg dat de etnische Tsjetsjenen die in Moskou woonden, te maken kregen met verscherpte controles, pesterijen en gewelddadige behandeling door de politie. Volgens Amnesty International was er zelfs sprake van een golf van vervolging
.

Naar schatting verblijven er thans 10.000 tot 20.000 Tsjetsjeense ontheemden in Moskou. Welk deel hiervan over een (tijdelijke) woonvergunning beschikt, is echter onduidelijk. Naar schatting verblijven nog eens enkele tienduizenden Tsjetsjeense ontheemden op plaatsen elders in de RF .

De meeste Tsjetsjeense ontheemden die zich elders in de RF hebben gevestigd, vinden na verloop van tijd ook zonder een woonvergunning werk, zij het dan zwart en meestal bij andere Tsjetsjenen. Ook vinden de meeste van hen onderwijs voor hun kinderen. Volgens verschillende bronnen is dan ook niet het vinden van werk of onderwijs het grootste probleem, indien men geen geldige woonvergunning heeft, maar het telkenmale aangehouden worden door de autoriteiten met alle mogelijke gevolgen van dien .

Voor pasgeboren kinderen van Tsjetsjeense ontheemden zonder een geldige Propiska worden geen geboortebewijzen uitgegeven, in de praktijk ook niet in het geval dat men over een tijdelijke Propiska beschikt. Wanneer er sprake is van een tijdelijke Propiska kan men echter het verkrijgen van een geboortebewijs via de rechter afdwingen.

Formeel hebben ontheemden die over een tijdelijke Propiska beschikken recht op een ziektekostenverzekering. In de praktijk wordt hier echter niet altijd de hand aan gehouden, omdat lokale verordeningen iets anders stipuleren dan de federale wetgeving. Ditzelfde geldt voor het recht op onderwijs.

Bij één der geraadpleegde bronnen zijn er gevallen bekend waarbij aan Tsjetsjeense ontheemden een tijdelijke Propiska werd verleend met een stempel waarop vermeld staat dat men geen recht heeft op werk. Voor dit soort stempels bestaat echter geen enkele juridische grondslag.


7 Vluchtelingen in Georgië, Jordanië en Kazachstan


7.1 Georgië

Aan het begin van de zomer van 2000 stonden er 7.000 vluchtelingen uit Tsjetsjenië in Georgië geregistreerd. Deze vluchtelingen bevonden zich met name in de Pankisi-vallei in het noorden van Georgië, waar tevens van oudsher reeds een groep etnische Tsjetsjenen woont (de zogenaamde 'Cisten'). Het is thans echter moeilijk om onafhankelijke berichtgeving ten aanzien van de situatie in het gebied te verkrijgen daar het sinds de kortdurende ontvoering van drie Rode Kruis medewerkers in augustus jl. voor internationale organisaties verboden is het gebied te betreden. Volgens de dezerzijds geraadpleegde bronnen lijkt het aantal vluchtelingen uit Tsjetsjenië in Georgië thans met circa 1500 personen afgenomen te zijn. Hertelling van het aantal nog aanwezige vluchtelingen is echter vanwege de veiligheidssituatie onmogelijk. Er staan thans circa 400 vluchtelingen uit Tsjetsjenië in Tbilisi geregistreerd.

De humanitaire hulpverlening aan de vluchtelingen in Georgië wordt, daar het de Georgische autoriteiten aan middelen ontbreekt, in de praktijk door met name het Rode Kruis, Artsen Zonder Grenzen en UNHCR verzorgd. Deze organisaties werken thans alleen nog maar met lokale medewerkers. De humanitaire voorzieningen voor deze vluchtelingen zijn volgens de geraadpleegde bronnen thans toereikend.

De Georgische autoriteiten verlenen aan vluchtelingen afkomstig uit Tsjetsjenië de vluchtelingenstatus en een identiteitskaart . Deze vluchtelingen hebben echter geen volledige bewegingsvrijheid. De Georgische autoriteiten trachten hen (met succes overigens) in de Pankisi-vallei te houden. Uiteraard geldt ten aanzien van de vluchtelingen die in Georgië verblijven, de Georgische wetgeving. Hierbij dient echter te worden aangetekend dat de Georgische autoriteiten de facto geen gezag kunnen uitoefenen in de Pankisi-vallei. In deze vallei wordt de dienst uitgemaakt door de Tsjetsjenen zelf, geleid door de dorpsoudsten en clanleiders.

In principe is het niet onmogelijk voor vluchtelingen om van Tsjetsjenië naar Georgië te reizen. Door de winterse omstandigheden en het gevaar onderweg beschoten te worden, is het echter moeilijker om het Kaukasusgebergte over te steken.

Precieze informatie ten aanzien van de veiligheidssituatie in de vallei is, gezien het bovenstaande, niet verkrijgbaar. Er bestaan echter steeds meer aanwijzingen dat drugs- en wapensmokkel wijdverbreid zijn. Over de aanwezigheid van Tsjetsjeense strijders in de vallei is evenmin eenduidige informatie beschikbaar. Wel zijn er in de Georgische media voortdurend berichten over grensoverschrijdingen door groepen Tsjetsjeense guerilla's. Zo zou midden oktober de Tsjetsjeense veldcommandant Gelaev met 160 Tsjetsjeense strijders de Georgische grens zijn overgestoken om in de Pankisi-vallei onder te duiken. Daarnaast zouden er eind oktober gevechten zijn geweest tussen Georgische grenstroepen en naar schatting 70 Tsjetsjeense strijders die Georgië waren binnengekomen.

Volgens opgaaf van de Russische autoriteiten zouden er thans circa 2000 Tsjetsjeense strijders in de Pankisi-vallei verblijven. Deze berichten worden in de Georgische media door inwoners van het gebied bevestigd. Lokale bewoners zouden daarnaast tegen betaling als gids dienen voor groepen Tsjetsjeense strijders die een tijdelijke schuilplaats zoeken in Georgië.

Op 5 december jl. heeft de RF eenzijdig een visumplicht voor Georgische burgers ingesteld. Inwoners van Abchazië en Zuid-Ossetië, twee aan de RF grenzende autonome gebieden binnen Georgië, zijn echter door Moskou vrijgesteld van visa-verplichtingen vanwege 'humanitaire redenen'. Volgens opgaaf van de Russische autoriteiten is de vrijheid van handelen die de Tsjetsjeense strijders in Georgië zouden hebben, de belangrijkste reden om deze visumplicht in te stellen. De Georgische autoriteiten hebben grote bezwaren tegen deze maatregel.

De voortdurende onrust in de Pankisi-vallei leidt ook tot spanningen tussen de ongeveer 7.000 Tsjetsjenen die van oudsher in de Pankisi-vallei in Georgië wonen (de zogenaamde 'Cisten') en de vluchtelingen uit Tsjetsjenië. Naar aanleiding van een ontvoering eind november jl. van twee Spaanse zakenlieden bij Tbilisi, die hoogstwaarschijnlijk aan Tsjetsjenen kan worden toegeschreven, hebben sommige Cisten gedemonstreerd tegen de aanwezigheid van de vluchtelingen.

President Shevardnadze van Georgië heeft inmiddels in het gebied de noodtoestand uitgeroepen.

De OVSE heeft reeds enige tijd grenswaarnemers aan de Georgisch-Tsjetsjeense grens gestationeerd. Deze waarnemers werden gestationeerd vanwege de spanningen die tussen Georgië en de RF waren ontstaan als gevolg van de vermeende aanwezigheid van Tsjetsjeense strijders in Georgië.

7.2 Jordanië


Jordanië kent reeds sinds het begin van de 20e eeuw een Tsjetsjeense bevolkingsgroep. Deze Tsjetsjenen zijn eind 19e eeuw vanuit de Kaukasus naar het huidige Jordanië getrokken. Thans hebben circa 5.000 Tsjetsjenen het Jordaanse staatsburgerschap en zij vormen een erkende etnische minderheid . Zij hebben zelfs wettelijk vastgelegde quota in het parlement, mede omdat zij gezien worden als steunpilaar van het Hasjemitische bewind, en zij zijn vertegenwoordigd in de Jordaanse krijgsmacht.

Sinds het uitbreken van het huidige conflict in Tsjetsjenië is een onbekend aantal vluchtelingen uit Tsjetsjenië naar Jordanië uitgeweken, waarvan enkele honderden een asielaanvraag bij UNHCR-Jordanië hebben ingediend. Het merendeel van deze asielzoekers heeft het land van herkomst verlaten vanwege de aanhoudende gewelddadigheden aldaar. De Tsjetsjenen die door UNHCR-Jordanië als vluchteling zijn erkend, komen in principe in aanmerking voor hervestiging. Jordanië heeft het Vluchtelingenverdrag van 1951 niet ondertekend, waardoor Jordanië zich in beginsel niet genoodzaakt ziet om de door UNHCR erkende vluchtelingen uit Tsjetsjenië blijvend in Jordanië te huisvesten.

Medio 2000 hebben de Jordaanse autoriteiten besloten om alle op haar grondgebied aanwezige vluchtelingen uit Tsjetsjenië -al dan niet door UNHCR erkend- van een tijdelijke verblijfsvergunning te voorzien . Deze verblijfsvergunning is in het algemeen geldig voor één jaar en kan in voorkomende gevallen verlengd worden. De vluchtelingen in Jordanië worden hierdoor vooralsnog niet met uitzetting uit Jordanië bedreigd. Deze situatie zou zich echter medio 2001 kunnen wijzigen.

De verwachting bestaat dat de Jordaanse autoriteiten medio 2001 zullen besluiten deze verblijfsvergunningen niet langer te verlengen, waarmee een legaal verblijf in Jordanië niet langer meer mogelijk zal zijn. De door UNHCR erkende vluchtelingen zullen door middel van hervestiging in een ander land kunnen worden ondergebracht. De niet door UNHCR erkende vluchtelingen zullen het land op eigen gelegenheid dienen te verlaten.

7.3 Kazachstan


In Kazachstan bevindt zich reeds tientallen jaren een Tsjetsjeense bevolkingsgroep
. Belangrijke Tsjetsjeense leiders als Maschadov, Jandarbijev en wijlen Doedajev zijn in Kazachstan geboren en/of getogen. Bij de laatste volkstelling in 1999 woonden er 32.000 Tsjetsjenen met een Kazachstaans paspoort in Kazachstan.

Mede vanwege deze historische banden vluchtten reeds tijdens het vorige conflict in Tsjetsjenië (1995-1996) circa 8.000 mensen naar Kazachstan. Na het uitbreken van het huidige conflict in september 1999 kwam een nieuwe stroom vluchtelingen uit Tsjetsjenië naar Kazachstan. Het aantal dat als gevolg van het huidige conflict naar Kazachstan vluchtte, wordt thans door verschillende organisaties, waaronder UNHCR, op 8.000-10.000 geschat.

De meeste vluchtelingen uit Tsjetsjenië die als gevolg van het huidige conflict naar Kazachstan uitweken, kwamen in 1999 via de noordelijke route Astrachan-Atyrau of via Mineralnye Vody-Petropavlovsk, mede omdat de Russische migratiedienst
toen nog treinbiljetten naar iedere willekeurige plaats in de Russische Federatie verstrekte. Bovendien was het eind 1999 gedurende enkele maanden onmogelijk om met de veerboot vanuit Bakoe (Azerbaijan) naar Kazachstan te reizen, daar deze uit de vaart was genomen uit vrees voor de transit van islamitische strijders via Kazachstaans grondgebied.

Vluchtelingen uit Tsjetsjenië krijgen in Kazachstan niet de vluchtelingenstatus. Daarentegen ontvangen zij op basis van GOS-afspraken uit 1994 met betrekking tot vrije vestiging de status van 'Gasten van de Republiek Kazachstan'. Dit houdt in de praktijk in dat de vluchtelingen zich dienen te registeren in de plaats van vestiging. Deze registratie dient om de 45 dagen te worden verlengd. Voor het overige houden de Kazachstaanse autoriteiten zich niet met de vluchtelingen bezig. Vluchtelingen uit Tsjetsjenië komen dan ook niet in aanmerking voor uitkeringen of huisvestiging van overheidswege.

De meeste vluchtelingen in Kazachstan wonen vanwege het ontbreken van de hulp van de Kazachstaanse autoriteiten noodgedwongen bij familieleden of clangenoten die na 1956 in Kazachstan zijn gebleven. De vluchtelingen zijn hoofdzakelijk geconcentreerd in de grote steden, waarbij Almaty en de noordelijke steden Kustanai en Karaganda de grootste aantallen huisvesten.

Naast de opvang en hulp door familieleden en clangenoten wordt aan de vluchtelingen op bescheiden schaal juridische en materiële steun verleend door de Kazachstaanse Associatie van Tsjetsjenen en Ingoesjen 'Vainach', die ten aanzien van de onderhavige problematiek ook optreedt als gesprekspartner van de Kazachstaanse overheid. Deze organisatie ontvangt financiële steun van o.a. UNHCR. Daarnaast wordt door het Rode Kruis op kleine schaal voedselhulp verleend.

De sociaal-economische positie van vluchtelingen uit Tsjetsjenië in Kazachstan is niet eenvoudig. Onder andere door de gekleurde berichtgeving door de Russische televisiezenders die in Kazachstan bekeken worden, leeft bij de Kazachstaanse bevolking het beeld dat Tsjetsjenen in principe crimineel zijn. In combinatie met het ontbreken van een permanente verblijfsvergunning is het voor vluchtelingen uit Tsjetsjenië vrijwel onmogelijk om op reguliere wijze werk te vinden. Velen van hen proberen daarom in hun onderhoud te voorzien in de ongeorganiseerde handel. Daarnaast werden in het verleden, vanwege opmerkingen van de Russische legerleiding over vermeende trainingskampen van terroristische strijders, in het noordoosten van Kazachstan scherpe controles uitgevoerd op alle personen met een Tsjetsjeense achtergrond.


8 Specifieke groepen


8.1 Dienstweigeraars en deserteurs

Er zijn in de periode sinds het uitbrengen van het vorige ambtsbericht inzake de situatie in de noordelijke Kaukasus geen wezenlijke veranderingen opgetreden ten aanzien van de bestraffing van dienstweigeraars en deserteurs.

Russische dienstweigeraars en deserteurs vallen ook ten tijde van het huidige conflict in Tsjetsjenië onder de normale wetgeving van de RF. Desertie is geregeld in het Wetboek van Strafrecht van 1 januari 1997, sectie 10, hoofdstuk 33, art. 338, dienstweigering in art. 328. Voor nadere informatie over de strafmaten en bepalingen in deze artikelen wordt kortheidshalve verwezen naar het ambtsbericht inzake de situatie in de noordelijke Kaukasus van 31 januari 2000.

De huurlingen ('Kontraktniki') die thans in Tsjetsjenië dienen, vallen onder dezelfde militaire wetten als de reguliere militairen. Tachtig procent van de Russische militairen in Tsjetsjenië zijn huurlingen.

Er geldt geen bijzondere strafmaat voor dienstweigering en desertie in oorlogstijd, dus ook niet voor dienstweigeraars en deserteurs die aangeven niet in Tsjetsjenië te willen vechten. Over het aantal personen dat ten tijde van het huidige conflict gedeserteerd is, is dezerzijds niets bekend.

Daar er officieel geen sprake is van een oorlog
in Tsjetsjenië, hebben militairen die naar huis terugkeren volgens Russische wetgeving geen recht op militaire medische (na)zorg indien men gewond of invalide is. Ook ontvangen zij geen speciale sociale voorzieningen of uitkeringen. Veel van deze militairen zijn derhalve aangewezen op steun van liefdadigheidsorganisaties.

Dienstplichtigen

De RF kent de militaire dienstplicht: mannen tussen de 18 en 27 jaar, die staatsburger zijn van de RF, zijn verplicht in de strijdkrachten te dienen voor een periode van 18 tot 24 maanden. Alhoewel de Russische Grondwet (art. 59, para 4) de mogelijkheid biedt van alternatieve dienstplicht, is er nog geen uitvoeringswetgeving.

Volgens informatie van het Russische ministerie van Defensie kent de RF jaarlijks 30.000 tot 40.000 dienstweigeraars. Sinds de hervatting van de gevechten in Tsjetsjenië zou dit aantal niet beduidend zijn toegenomen. Ook volgens in de RF actieve mensenrechtenorganisaties zou er geen sprake zijn van massale dienstweigering vanwege het conflict in Tsjetsjenië. Voorts stellen deze organisaties dat er genoeg manieren zijn om onder de dienstplicht uit te komen. Het 'kopen' van een medische ongeschiktheidsverklaring zou hiervoor de meest populaire wijze zijn.

8.2 Tsjetsjeense strijders


Het is nog steeds bijzonder moeilijk een goed beeld te krijgen van de situatie aan de zijde van de Tsjetsjeense strijders. Informatie over hun situatie is thans nog moeilijker te verkrijgen, omdat zij zich schuil houden in ontoegankelijke bases in het bergachtige zuiden van Tsjetsjenië. Daarnaast voeren de federale autoriteiten nog steeds een gerichte (des)informatiecampagne over hun tegenstanders, waarbij onder meer verhullende of gekleurde terminologie wordt gebruikt. Toch wordt er ook van de zijde van de Tsjetsjeense strijders regelmatig door middel van 'woordvoerders' en via een website informatie verstrekt aan de media. Ook van deze informatie mag echter worden aangenomen dat zij gekleurd is.

Onduidelijk blijft tevens hoeveel strijders er thans nog aan de zijde van de Tsjetsjeense strijders meevechten. Schattingen variëren van 1.000 tot 2.000. Aan Tsjetsjeense zijde is sprake van een harde kern van getrainde strijders die permanent onder de wapenen zijn. Daarnaast worden zij aangevuld door Tsjetsjeense mannen die zich voor enige tijd of enige acties bij hen aansluiten. Volgens verschillende berichten in de media zouden de Tsjetsjeense strijders financiële en militaire steun ontvangen van fundamentalistische moslimgroeperingen uit Afghanistan en Saoedi-Arabië.

Voor nadere informatie over de Tsjetsjeense strijders wordt hier kortheidshalve verwezen naar het ambtsbericht inzake de situatie in de noordelijke Kaukasus van 31 januari 2000.

8.3 Etnische minderheden uit Tsjetsjenië


Etnische Ingoesj

Alhoewel etnische Ingoesj afkomstig uit Tsjetsjenië bij verblijf in Tsjetsjenië of bij vestiging elders in de RF met precies dezelfde problemen te maken kunnen krijgen als de etnische Tsjetsjenen, vormt permanente vestiging in Ingoesjetië voor hen geen enkel probleem. Volgens opgaaf van zowel de Ingoesjetische autoriteiten als verschillende mensenrechten- en internationale organisaties kunnen etnisch-Ingoesjetische ontheemden uit Tsjetsjenië zonder problemen in Ingoesjetië hun permanente woonplaats kiezen en verkrijgen zij daar, indien gewenst, van de autoriteiten een woonvergunning. Ook na het einde van het vorige conflict in Tsjetsjenië (1994-1996) zijn veel etnisch-Ingoesjetische ontheemden uit Tsjetsjenië in Ingoesjetië gebleven.

De etnische Ingoesjetische ontheemden die het huidige conflict ontvlucht zijn, verblijven voor het merendeel bij gastgezinnen, meestal vrienden of familie.

Etnische Russen en ander etnische groepen

De meeste etnische Russen, Armeniërs, Azeri, Joden, Oekraïners, Duitsers etc. zijn Tsjetsjenië reeds langere tijd ontvlucht. De strijd om onafhankelijkheid van de RF en de twee oorlogen als gevolg daarvan hebben geleid tot het vertrek van circa 400.000 Russisch-sprekenden (etnische Russen, Oekraïners, Armeniërs, Joden, Duitsers etc.) uit Tsjetsjenië, waardoor vooral etnische Tsjetsjenen en Ingoesj achterbleven .

Volgens de Danish Refugee Council, een internationale NGO die in het afgelopen jaar de inwoners van Tsjetsjenië geregistreerd heeft (zie 5.3.1.), verblijven er thans nog circa 9.300 etnische Russen en een zeer klein aantal etnische Armeniërs, Azeri, Georgiërs, Oekraïners en personen van andere etnische minderheden in Tsjetsjenië. Het betreft vooral bejaarden en andere personen die vanwege fysieke en financiële beperkingen niet in staat zijn geweest om Tsjetsjenië te verlaten. Ook verblijft een klein aantal etnische Russen afkomstig uit Tsjetsjenië in Ingoesjetië. Er zouden zich daarnaast binnen de regio nog een aantal etnische Russen in Mozdok (Noord-Ossetië) bevinden. De meesten zijn echter uit de regio weggetrokken.

Geen van de dezerzijds geraadpleegde bronnen was op de hoogte van aan etniciteit gerelateerde problemen voor bovengenoemde groepen in Tsjetsjenië. Voor deze groepen geldt, voor zover zij zich nog in Tsjetsjenië bevinden, dezelfde situatie als voor de rest van de Tsjetsjeense burgerbevolking. Nadere informatie over de positie van deze groepen in Tsjetsjenië is echter niet beschikbaar.

Alhoewel ook aan etnische Russen uit Tsjetsjenië en andere etnisch-Slavische bevolkingsgroepen uit Tsjetsjenië niet de status van 'Forced Migrant' (zie 5.2) wordt verleend, is het voor deze groepen meestal wel mogelijk om zich elders in de RF te vestigen. De discriminatie jegens Kaukasiërs die ontheemden uit Tsjetsjenië bij vestiging elders in de RF ondervinden, is gebaseerd op de donkere huidskleur (zie 6.1) terwijl personen uit Tsjetsjenië van etnisch-Slavische afkomst een blanke huidskleur hebben. Zij zullen daardoor in veel mindere mate worden blootgesteld aan vormen van discriminatie en willekeur. Bij de geraadpleegde bronnen waren geen gevallen bekend waarbij aan etnisch-Slavische bevolkingsgroepen uit Tsjetsjenië die zich op een plaats buiten de regio proberen te vestigen een (tijdelijke) woonvergunning ('Propiska') werd geweigerd.

Deze mensen kunnen wel te kampen hebben met economische problemen, doordat uitkeringen vaak niet uitbetaald worden en het soms moeilijk is om werk te vinden vanwege de argwaan bij de bevolking jegens àlle personen uit Tsjetsjenië. Deze financiële problemen zullen overigens vooral gelden voor etnische Russen en personen van andere etnisch-Slavische afkomst die pas recent Tsjetsjenië hebben verlaten, daar de meesten reeds voor het uitbreken van het huidige conflict Tsjetsjenië hebben verlaten en inmiddels een leven elders hebben opgebouwd.

Personen van etnisch-Kaukasische afkomst uit Tsjetsjenië zullen bij vestiging elders in de RF vanwege de discriminatie jegens Kaukasiërs meestal, zij het wellicht in iets mindere mate (zie 6.1), met dezelfde problemen te kampen hebben als etnische Tsjetsjenen. Daar het echter zeer kleine aantallen betreft, is geen separate informatie beschikbaar.

8.4 Minderjarigen


Alleenstaande minderjarigen.

Volgens de dezerzijds geraadpleegde bronnen is er in en rondom Tsjetsjenië vrijwel geen sprake van alleenstaande kinderen uit Tsjetsjenië . In Tsjetsjenië zijn de familiebanden traditioneel zeer sterk, zodat op het moment dat een kind alleen komt te staan, in veel gevallen niet alleen de naaste familie (zoals ooms/tantes, grootouders etc.) maar ook de 'verre' familie (zoals achterneven, achterooms, peettantes etc.) en zelfs vrienden van de familie de zorg voor het kind op zich zullen nemen .

Alleenstaande minderjarige kinderen uit Tsjetsjenië waarvoor desondanks de zorg niet door derden wordt overgenomen, zullen door de autoriteiten in een weeshuis worden geplaatst. Dit geldt evenwel voor alle alleenstaande minderjarigen in de RF. Etnisch Tsjetsjeense kinderen die zich in weeshuizen bevinden, zullen, gezien de algemene discriminatie van Kaukasiërs in de RF, naar alle waarschijnlijkheid een mindere behandeling krijgen dan de andere kinderen. Dezerzijds is echter geen specifiekere informatie beschikbaar.

Onderwijs

Onderwijs aan kinderen in Tsjetsjenië vindt slechts op zeer beperkte schaal plaats. Bovendien werden door het invallen van de winter en het gebrek aan verwarming de meeste (recent heropende) scholen
weer gesloten. Onderwijs is al sinds de aanvang van het vorige conflict in Tsjetsjenië ('94-'96) slechts beperkt, waardoor veel kinderen in Tsjetsjenië niet of nauwelijks onderwijs hebben genoten.

Onderwijs aan ontheemde kinderen in Ingoesjetië vindt wel plaats, zij het slechts drie uur per dag. Dit onderwijs wordt voor een deel verzorgd door leraren die zelf afkomstig zijn uit Tsjetsjenië.

In zijn algemeenheid zal door de discriminatie van Kaukasiërs in de RF de toegang tot onderwijs van kinderen van etnisch Tsjetsjeense ontheemden moeilijker zijn dan voor kinderen met niet-Kaukasische ouders. Bijvoorbeeld omdat de ouders niet in staat zijn om de daarvoor benodigde papieren (zoals een woonvergunning) te verkrijgen of omdat, in het geval dat de ouders wel over een (tijdelijke) woonvergunning beschikken, het recht op onderwijs niet altijd gehonoreerd wordt (zie ook 6.3). Desondanks waren er bij de dezerzijds geraadpleegde bronnen ook veel scholen bekend die vanuit een humanitair oogpunt onderwijs gaven aan kinderen van Tsjetsjeense ontheemden, ook al beschikten de ouders niet over de juiste verblijfspapieren.


9 Internationaal


9.1 Beleid van andere landen

België

Volgens opgave van de Belgische autoriteiten wordt het asielrelaas van personen afkomstig uit Tsjetsjenië van geval tot geval gewogen met inachtneming van de nodige voorzichtigheid. Dit geldt voor alle bevolkingsgroepen uit Tsjetsjenië. Bij deserteurs in men zonodig nog voorzichtiger. Een geloofwaardig relaas en de vaststelling dat iemand inderdaad uit Tsjetsjenië afkomstig is, leidt tot een gunstige behandeling in de ontvankelijkheidfase.

Volgens de Belgische autoriteiten is men wel strenger geworden bij de beoordeling in de ontvankelijkheidsfase dan ten tijde van het uitbrengen van het vorige ambtsbericht inzake de situatie in de noordelijke Kaukasus van 29 juni 2000. Dit omdat er thans meer informatie beschikbaar is om na te gaan of iemand daadwerkelijk uit Tsjetsjenië afkomstig is. Volgens de Belgische autoriteiten komt een aanzienlijk deel van de asielzoekers dat stelt uit Tsjetsjenië afkomstig te zijn, niet uit Tsjetsjenië.

In de gegrondheidsfase worden in België momenteel nog (vrijwel) geen beslissingen genomen. Derhalve is er van een beleidslijn van de Belgische autoriteiten ten aanzien van asielzoekers uit Tsjetsjenië nog geen sprake.

Denemarken

Navraag bij de Deense autoriteiten wijst uit dat asielzoekers in Denemarken naar nationaliteit geregistreerd worden, waardoor asielzoekers afkomstig uit Tsjetsjenië als Russische asielzoekers worden geregistreerd. Het is derhalve niet mogelijk om het exacte aantal asielzoekers uit Tsjetsjenië in Denemarken te bepalen. De Deense autoriteiten deelden echter mee dat in de periode tussen 1 januari en 3 december 2000 er 233 asielzoekers afkomstig uit de RF zijn geregistreerd, waarvan enkelen afkomstig uit Tsjetsjenië.

De Deense autoriteiten maken bij de beoordeling van een asielverzoek geen onderscheid tussen verschillende bevolkingsgroepen. Elke aanvraag wordt individueel beoordeeld.

Duitsland

Navraag bij de Duitse autoriteiten wijst uit, dat Duitsland sinds 28 januari 2000 alle beslissingen op asielverzoeken afkomstig van personen uit Tsjetsjenië tot nader order heeft opschort. Een verandering van dit beleid wordt niet op korte termijn verwacht.

Asielzoekers worden echter wèl gehoord om na te gaan of het daadwerkelijk asielzoekers betreft die uit Tsjetsjenië afkomstig zijn. Er zijn momenteel circa 500 asielprocedures van etnische Tsjetsjenen aanhangig.

Tsjetsjeense asielzoekers die werden afgewezen in de periode vóór de opschorting van alle beslissingen, worden vooralsnog niet onder dwang teruggestuurd.

Verenigd Koninkrijk

De Britse autoriteiten hanteren geen specifiek beleid ten aanzien van asielzoekers afkomstig uit Tsjetsjenië maar beoordelen elk asielverzoek per geval en in het licht van de actuele situatie.

Indien individuele asielzoekers afkomstig uit Tsjetsjenië niet specifiek in de belangstelling staan van de Russische autoriteiten, dan wordt hun asielaanvraag volgens de Britse autoriteiten waarschijnlijk afgewezen daar zij zich op basis van hun Russische staatsburgerschap elders in de Russische Federatie kunnen vestigen. Tsjetsjenen die in het bezit zijn van een geldig Russisch/Sovjet-paspoort
, kunnen zich volgens de Britse autoriteiten, ondanks mogelijke discriminatie en mogelijk moeilijke levensomstandigheden elders in de RF vestigen, zelfs na langdurig verblijf elders.

Navraag bij de Britse autoriteiten wijst uit dat er in een aantal gevallen asiel is verleend, dan wel een uitzonderlijke verblijfsvergunning ('exceptional leave to remain'), aan asielzoekers afkomstig uit Tsjetsjenië. Dezerzijds zijn echter geen precieze cijfers beschikbaar ten aanzien van het aantal beslissingen in het Verenigd Koninkrijk.

Afgewezen en uitgeprocedeerde asielzoekers worden in beginsel uit het Verenigd Koninkrijk verwijderd. Onbekend is echter of er reeds asielzoekers afkomstig uit Tsjetsjenië daadwerkelijk zijn verwijderd.

Zweden

Navraag bij de Zweedse autoriteiten wijst uit dat sinds de zomer van 1999 slechts een klein aantal personen afkomstig uit Tsjetsjenië (10 à 20) in Zweden asiel heeft aangevraagd. Het gaat hierbij om asielzoekers zonder een militaire achtergrond die door toeval na een reis via de Baltische staten, Polen of Duitsland in Zweden terecht zijn gekomen. Volgens de Zweedse autoriteiten was deze groep te arm om via het mensensmokkelcircuit (indien die al bestaat ten behoeve van Tsjetsjenië) zich een weg naar elders in Europa te kopen.

Er waren bij de Zweedse autoriteiten geen gevallen bekend van Tsjetsjenen die, uit angst geronseld te worden door lokale pro- of anti-Russische milities, in Zweden asiel hadden aangevraagd. Wel zou één Russische staatsburger die onlangs was opgeroepen voor de militaire dienst in Tsjetsjenië in Zweden asiel hebben aangevraagd. Zijn asielaanvraag zou echter zijn afgewezen.

Alle aanvragen zijn tot nu toe afgewezen omdat volgens de Zweedse autoriteiten asielzoekers afkomstig uit Tsjetsjenië een vestigingsalternatief hebben elders in de Russische Federatie.

Afgewezen en uitgeprocedeerde asielzoekers worden in beginsel, zonodig met dwang, uit Zweden verwijderd. Onbekend is echter of de genoemde groep asielzoekers afkomstig uit Tsjetsjenië reeds daadwerkelijk is verwijderd.

9.2 Visie UNHCR


UNHCR heeft geen zogenaamde 'Position Paper' ten aanzien van Tsjetsjenië uitgebracht en gaf desgevraagd aan, niet voornemens te zijn dit op korte termijn te doen.

Op 21 augustus 2000 publiceerde UNHCR echter wel richtlijnen ten aanzien van asielzoekers uit Tsjetsjenië
. UNHCR stelt in deze richtlijnen dat, gezien de situatie in Tsjetsjenië, de overweldigende meerderheid van personen die als gevolg van het conflict de Russische Federatie verlaten, mogelijk internationale bescherming nodig hebben. Zij zouden volgens UNHCR toegelaten moeten worden tot de landen waar zij internationale bescherming zoeken.

Volgens UNHCR zouden deze personen toegelaten moeten worden tot de reguliere asielprocedures, waarbij de beoordeling van de asielverzoeken op individuele basis dient te geschieden. UNHCR stelt bovendien dat aan personen die niet op basis van het Vluchtelingenverdrag in aanmerking komen voor bescherming, toegang moet worden verleend tot aanvullende vormen van bescherming, op zijn minst op een tijdelijke basis
.

Tenslotte stelt UNHCR in deze richtlijnen dat er thans geen binnenlands vestigingsalternatief elders in de Russische Federatie voorhanden is dat afdoende bescherming zou kunnen bieden aan personen die als gevolg van de ontwikkelingen in het gebied ontheemd zijn en internationale bescherming nodig hebben
. Recente navraag bij het UNHCR-kantoor in Genève wijst uit dat UNHCR met deze passage
doelt op de positie van personen afkomstig uit Tsjetsjenië, die van etnisch-Kaukasische afkomst zijn
.

Het ontbreken van een juridische status voor Tsjetsjeense ontheemden maakt het hen vaak onmogelijk zich elders in de RF te registreren. Door het ontbreken van registratie heeft men niet de normale rechten van burgers in de RF en daardoor geen toegang tot bijvoorbeeld medische voorzieningen en onderwijs. Volgens UNHCR gaat daarnaast ook de vestiging van ontheemden uit Tsjetsjenië in Ingoesjetië gepaard met problemen, doordat de druk op de opnamecapaciteit en infrastructuur van Ingoesjetië inmiddels een reden tot zorg vormen. Bovendien oefenen de autoriteiten druk uit op ontheemden om terug te keren, bijvoorbeeld door opschorting van voedseldistributies. Ook zijn er UNHCR voorvallen van gedwongen terugkeer bekend .

Naast de hierboven genoemde richtlijnen bestaat er een zogenaamd 'Background Paper' ten aanzien van vluchtelingen en asielzoekers afkomstig uit de Russische Federatie
, waarin UNHCR stelt dat de voortdurende instabiele en onzekere situatie in Tsjetsjenië ervoor hebben gezorgd dat in de zomer van 2000 van grootschalige terugkeer van ontheemden uit Ingoesjetië naar Tsjetsjenië geen sprake was. UNHCR blijft een belangrijke rol bij hulpoperaties voor ontheemden spelen, waarbij de nadruk gelegd wordt op lokale integratie en/of vrijwillige terugkeer van de ontheemden naar Tsjetsjenië
.

Voor wat de concrete betrokkenheid van UNHCR bij de hulpprogramma's in de regio betreft, verwees UNHCR desgevraagd naar het VN Inter-Agency Appeal van november 2000
.


10 Samenvatting

Sinds de inname van Grozny door het Russische leger begin februari 2000 en de daaropvolgende verplaatsing van het strijdtoneel naar het bergachtige zuiden van Tsjetsjenië, is er in de rest van Tsjetsjenië geen sprake meer van grootschalige gevechtshandelingen. Desondanks blijft de situatie binnen Tsjetsjenië zeer onrustig door de regelmatig plaatsvindende guerilla-acties van de Tsjetsjeense strijders en de daaruit volgende militaire acties van het Russische leger.

Het civiele bestuur in Tsjetsjenië onder leiding van Kadyrov is volgens verschillende bronnen geen machtsfactor die van belang is. In het algemeen wordt dit bestuur als pro-Russisch beschouwd. Sinds het instellen van het civiele bestuur in Tsjetsjenië is er een begin gemaakt met het herstel van het administratief bestel en het opzetten van een civiel justitieel systeem.

Omdat er sinds het voorjaar van 2000 geen sprake meer is van grootschalige militaire handelingen in Tsjetsjenië, richt de kritiek van de internationale gemeenschap zich thans niet meer zo zeer op het gebruik van disproportioneel geweld. Wel bestaat er nog steeds grote bezorgdheid ten aanzien van de vele berichten over mensenrechtenschendingen in Tsjetsjenië en het indiscriminatoire karakter van geweld jegens de burgerbevolking. Daarnaast dringt de internationale gemeenschap er nog steeds bij de Russische regering op aan naar een politieke oplossing voor het conflict te zoeken en onderzoek in te stellen naar vermeende mensenrechtenschendingen. Op 26 januari 2001 herkreeg de RF haar stemrecht in de Parlementaire Assemblée van de Raad van Europa.

Volgens verschillende internationale mensenrechtenorganisaties doen de Russische autoriteiten te weinig om vermeende mensenrechtenschendingen in Tsjetsjenië te onderzoeken en worden er te weinig maatregelen genomen ter preventie van mensenrechtenschendingen.

De situatie voor de bevolking in Tsjetsjenië, met name in Grozny, blijft moeilijk door de vernietiging van infrastructuur en gebouwen en het grote gebrek aan elektriciteit, verwarming, drinkwater, voedsel en medische voorzieningen. De winterse omstandigheden hebben deze situatie nog verder verslechterd.

Humanitaire voorzieningen in Tsjetsjenië zijn nog zeer kleinschalig. De Russische autoriteiten verlenen slechts op zeer beperkte schaal hulp aan de bevolking in Tsjetsjenië.

Terwijl de Russische autoriteiten het grootste gedeelte van Tsjetsjenië min of meer onder controle hebben, worden er nog steeds zogenaamde 'schoonmaakoperaties' ('Zatsjistki') uitgevoerd. Daarbij kan er volgens verschillende bronnen ook sprake zijn van arbitraire arrestaties, plundering, mishandeling, verkrachtingen en buitenrechtelijke executies. Van Russische zijde worden deze misstanden tot op heden echter ontkend. Volgens verschillende mensenrechtenorganisaties is er in de verslagperiode geen sprake meer geweest van massale slachtingen onder burgers bij deze 'schoonmaakacties'.

Humanitaire hulpverlening in Ingoesjetië is voor een belangrijk deel in handen van internationale organisaties en verloopt redelijk. De samenwerking met de Ingoesjetische autoriteiten wordt door vrijwel alle internationale organisaties die in het gebied actief zijn, als goed betiteld. De in het gebied opererende humanitaire organisaties stellen dat er thans in het algemeen in de basisbehoeften aan voedsel, water, kleding, onderdak, sanitaire voorzieningen en gezondheidszorg wordt voorzien.

Algemeen wordt aangenomen dat de Tsjetsjeense strijders zich ook onder de Tsjetsjeense ontheemden in Ingoesjetië mengen. De Russische autoriteiten voeren derhalve af en toe ook zogenaamde 'screening-operaties' uit in Ingoesjetië, waarbij onder de ontheemden in Ingoesjetië naar strijders wordt gezocht. Volgens de dezerzijds geraadpleegde bronnen gaat dat echter vanwege de aanwezigheid van internationale organisaties in het gebied zelden met willekeurig geweld gepaard en is er geen sprake van verdwijningen, mishandeling of marteling.

Van een grote stroom ontheemden die vanuit Tsjetsjenië naar plekken buiten de deelrepubliek vluchtte, was in de verslagperiode geen sprake meer. Van permanente terugkeer van ontheemden naar Tsjetsjenië was wel sprake. Sinds mei 2000 zijn enkele tienduizenden ontheemden teruggekeerd naar Tsjetsjenië. Veel ontheemden houden nog steeds hun opvangplaats in Ingoesjetië of elders aan vanwege de nog steeds precaire veiligheidssituatie in Tsjetsjenië en omdat de mogelijkheid van onderdak of opvang door familieleden elders in Tsjetsjenië door de aangerichte verwoestingen in twee oorlogen vrijwel is weggevallen. Tevens was er in de verslagperiode sprake van veel pendelverkeer.

Er is een groot aantal ontheemden uit Tsjetsjenië dat als gevolg van de oorlog niet meer in het bezit is van geldige identiteitsdocumenten. Het verkrijgen van nieuwe (binnenlandse) paspoorten is echter vaak een moeilijke zaak. Vanwege het gevaar van mishandeling, afpersing en detentie indien men aangehouden wordt zonder de juiste papieren, is het voor burgers en ontheemden uit Tsjetsjenië van groot belang om over een geldig (binnenlands) paspoort te beschikken. Velen nemen derhalve het risico om naar hun oorspronkelijke woonplaats in Tsjetsjenië te reizen om een nieuw binnenlands paspoort aan te vragen.

Formeel kunnen Tsjetsjenen die in het bezit zijn van een geldig binnenlands paspoort zich overal in de RF vestigen. Vestiging van etnische Tsjetsjenen elders in de RF kan in de praktijk echter op problemen stuiten vanwege discriminatie en tegenwerking door de autoriteiten en negatieve bejegening door de lokale bevolking. Gezien deze problemen zouden Tsjetsjeense ontheemden zich thans slechts op beperkte schaal elders in de RF proberen te vestigen.

UNHCR heeft geen zogenaamd 'Position Paper' ten aanzien van Tsjetsjenië uitgebracht en gaf desgevraagd aan, niet voornemens te zijn dit op korte termijn te doen. Op 21 augustus 2000 publiceerde UNHCR echter wel richtlijnen ten aanzien van asielzoekers uit Tsjetsjenië. UNHCR stelt in deze richtlijnen dat, gezien de situatie in Tsjetsjenië, de overweldigende meerderheid van personen die als gevolg van het conflict de Russische Federatie verlaten, mogelijk internationale bescherming nodig hebben. UNHCR stelt bovendien dat aan personen die niet op basis van het Vluchtelingenverdrag in aanmerking komen voor bescherming, toegang moet worden verleend tot aanvullende vormen van bescherming, op zijn minst op een tijdelijke basis. Tenslotte stelt UNHCR in deze richtlijnen dat er thans geen binnenlands vestigingsalternatief elders in de Russische Federatie voorhanden is dat afdoende bescherming zou kunnen bieden aan personen van etnisch Kaukasische afkomst die als gevolg van de ontwikkelingen in het gebied ontheemd zijn en internationale bescherming nodig hebben.

De Belgische, Deense, Britse en Zweedse autoriteiten hanteren geen specifiek beleid ten aanzien van uit Tsjetsjenië afkomstige asielzoekers. De Duitse autoriteiten hebben alle beslissingen op asielverzoeken afkomstig van personen uit Tsjetsjenië tot nader order opgeschort. Volgens de Britse en Zweedse autoriteiten hebben asielzoekers die Tsjetsjenië als gevolg van de algemene situatie daar hebben verlaten, een vestigingsalternatief elders in de RF.

Voor de informatie in dit ambtsbericht is kennis genomen van de volgende openbare bronnen:

Amnesty International, Bliksemactie (Amsterdam, 22 februari 2000)

Amnesty International, Bliksemactie (Amsterdam, 23 maart 2000)

Amnesty International, De Russische Federatie: vestigingsmogelijkheden en asielbeleid (Amsterdam, 30 maart 2000)

Amnesty International
,
News Release issued by the international secretariat of Amnesty International (Londen, 11 december 2000)

Amnesty International, What future for Chechens-citizens or subjugated people (Londen, 30 oktober 2000)

ECHO, Chechnya-Situation Report (Moskou, 8 november 2000)

Human Rights Watch, Civilian Killings in the Staropromyslovski District of Grozny (New York, februari 2000)

Human Rights Watch, February 5: A day of slaughter in Novye Aldi, Vol. 12, No 9 (D) (juni 2000)

Human Rights Watch, No Happiness Remains: Civilian killings, pillage, and rape in Alkhan Yurt, Chechnya (New York, februari 2000)

Human Rights Watch, "Welcome to Hell", arbitrary Detention, Torture, and extortion in Chechnya (New York, oktober 2000)

PACE, Conflict in the Chechen Republic-recent developments (Straatsburg, 20 januari 2001)

PINF, Report on the humanitarian situation in Chechnya and Ingushetia (augustus-oktober 2000)

United Nations, Consolidated Inter-Agency Appeal for the Northern Caucasus (Russian Federation) 1 January-31 december 2001 (Genève, november 2000)

UNHCR: UNHCR guidelines on asylumseekers from Chechnya (Russian Federation) (Genève, 21 augustus 2000)

UNHCR Centre for Documentation and Research, Background Paper on Refugees and Asylumseekers from the Russian Federation (Genève, november 2000)

UNHCR, UNHCR update on the North Caucasus (3 november 2000)

U.S. Department of State, Country Report on Human Rights Practises-2000 Russia (Washington, february 2001) blz. 39

Vesta, Vesta Monitoring Update January-February 2001 (Nazran, 2001)

Persberichten
:

Interfax, Kadyrov plans to submit his program of restoration and development of Chechnya in 2001 (15 januari 2001)

Interfax, American citizen abducted within Starye Atagi Village limits (Moskou, januari 2001)

Izvestia, 15 januari 2001

Financial Times (UK), 20 januari 2001.

Human Rights Watch, Field Update on Chechnya (22 januari 2001)

Newsweek Online, Kidnapped in Chechnya (12 januari 2001)

Artsen Zonder Grenzen, Chechnya, the politics of terror (22 november 2000)

Daarnaast is informatie geraadpleegd die op de websites van Amnesty International, Human Rights Watch, de EU, de VN, de OVSE, RvE, UNHCR, Relief Web Rode Kruis en verschillende persbureaus beschikbaar is.


1 Aan Tsjetsjeense zijde vechten ook personen van een andere etniciteit en staatsburgerschap mee. Strijdheer Chattab bijvoorbeeld is oorspronkelijk uit het Midden-Oosten afkomstig. Desondanks zal in dit ambtsbericht over 'Tsjetsjeense' strijders worden gesproken om de groep aan te duiden die in een militair conflict met de Russische autoriteiten is verwikkeld. Deze groep vormt overigens geen hechte eenheid, omdat er sprake is van verschillende groepen strijders met ieder hun eigen commandostructuren.


2 Naast etnische Tsjetsjenen verbleven er ook groepen etnische Ingoesj, Russen, Oekraïners, Armeniërs, Azeri, Joden, Duitsers etc.


3 Zo is bijvoorbeeld van het totale aantal ontheemden uit Tsjetsjenië dat zich thans als gevolg van het huidige conflict in Ingoesjetië bevindt 92,1% etnisch Tsjetsjeens, 7,4% etnisch Ingoesj, 0,3% procent etnisch Russisch en 0,2% van andere etniciteit. (Cijfermateriaal afkomstig uit de UNHCR/DRC database. In: Vesta, Vesta Monitoring Update January-February 2001)


4 Voor een beschrijving van de inhoud van het Chasavjoert Akkoord wordt hier kortheidshalve verwezen naar het ambtsbericht inzake de situatie in de noordelijke Kaukasus van 31 januari 2000.


5 Het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS) omvat alle landen die op het grondgebied van de voormalige Sovjet-Unie liggen, m.u.v. de drie Baltische Staten. Het grootste gedeelte van de ontheemden uit Tsjetsjenië dat in deze periode naar andere landen binnen het GOS uitweek, trok naar Georgië en Kazachstan. Over de positie van ontheemden uit Tsjetsjenië die zich in de andere landen van het GOS (zoals Azerbaijan) bevinden, is dezerzijds geen informatie beschikbaar.


6 Inzicht in aantallen ontheemden en vluchtelingen was vooral in de beginperiode beperkt. De Russische autoriteiten begonnen pas na enige tijd ontheemden te registreren, zonder duidelijk plan van aanpak. Het register werd niet opgeschoond. Begin 2000 is door UNHCR en de Danish Refuge Council in Ingoesjetië een eigen registratie doorgevoerd. De mobiliteit onder de ontheemde populatie is steeds vrij hoog geweest: velen lieten familieleden en bezittingen achter en de afstanden zijn niet groot, zodat ontheemden geregeld voor korte tijd terugkeren naar hun plaats van herkomst. Een laatste punt van invloed op cijfers over aantallen ontheemden is het belang dat uiteenlopende autoriteiten hebben bij het over- dan wel onderschatten van die aantallen (zo neigen de Ingoesjetische autoriteiten naar overmatig hoge aantallen, om de omvang van het probleem voor hun republiek en van de noodzaak van humanitaire hulp te onderstrepen, terwijl de federale Russische autoriteiten lagere cijfers noemen om te benadrukken dat veel ontheemden al naar Tsjetsjenië zijn teruggekeerd).


7 Er bleef echter sprake van guerilla-acties door de Tsjetsjeense strijders. Bijvoorbeeld een hinderlaag begin maart 2000 in Grozny, waarbij 20 Russische militairen sneuvelden en 29 militairen gewond raakten. Soortgelijke acties vonden later in maart zelfs ook in het westelijke en noordelijke gedeelte van Tsjetsjenië plaats.


8 Met 15 stemmen voor, 7 tegen en 19 onthoudingen.

9 De Russische troepenmacht bestaat uit overigens niet alleen uit militairen van het ministerie van defensie maar ook uit militairen en veiligheidspersoneel van onder meer het ministerie van Binnenlandse Zaken, FSB etc.


10 Reeds sinds het begin van het huidige conflict doen vele geruchten de ronde over strijders uit fundamentalistische groeperingen afkomstig uit het Midden-Oosten en Afghanistan die aan rebellenzijde meevechten.


11 Zie bijvoorbeeld: PINF, Report on the humanitarian situation in Chechnya and Ingushetia (augustus-oktober 2000)


12 Newsweek Online, Kidnapped in Chechnya (12 januari 2001)

13 Mogelijk zelfs twee tot drie keer hoger.


14 Bedoeld wordt dat men per ongeluk door de eigen troepen beschoten wordt.


15 Zie tevens hoofdstuk 4.


16 Interfax, Kadyrov plans to submit his program of restoration and development of Chechnya in 2001 (15 januari 2001)


17 Bij de geraadpleegde bronnen waren slechts twee gevallen bekend van schoonmaakoperaties in Ingoesjetië in 2000.


18 Zoals de aanslag in Ingoesjetië op Russische militairen van 12 mei jl.

19 Totdat de situatie voldoende genormaliseerd zou zijn om verkiezingen voor een burgerlijk bestuur te houden.


20 De federale veiligheidsdienst (de voormalige KGB).

21 Volgens de Russische autoriteiten is er immers geen sprake van een oorlog maar van 'anti-terroristische acties'.


22 Amnesty International
,
News Release issued by the international secretariat of Amnesty International (11 december 2000)


23 Ibidem.


24 PACE, Conflict in the Chechen Republic-recent developments (Straatsburg, 20 januari 2001) blz. 6 en 7.


25 Inmiddels dienen er circa 60 Tsjetsjeense zaken bij dit hof.

26 Zie ook 6.2.


27 De Danish Refugee Council.


28 Deze organisatie heeft alleen het aantal burgers in Tsjetsjenië geregistreerd. Het aantal in Tsjetsjenië verblijvende militairen werd derhalve niet in deze cijfers meegerekend.


29 VN, Consolidated Inter-Agency Appeal for the Northern Caucasus (Russian Federation) 1 january-31 December 2001 (Genève, november 2000) blz. 8.


30 Ibidem, blz. 17.


31 Het Russische ministerie voor Civiele Bescherming en Noodsituaties.

32 Zie bijvoorbeeld: Interfax, American citizen abducted within Starye Atagi Village limits (Moskou, 11 januari 2001)


33 Sinds eind april 2000 waren 12 humanitaire NGO's (waaronder Action contre la Faim, Médicins du Monde en Artsen Zonder Grenzen-Nederland) in Tsjetsjenië actief.


34 Toegangspasjes die door de Russische autoriteiten zijn afgegeven.

35 Bejaarden, invaliden en personen die niet genoeg geld hadden om de benodigde omkoopsommen te betalen.


36 Financial Times (UK), 20 januari 2001.


37 In metaal, vis etc. Er zou zelfs sprake zijn van kleinschalige handel met personen in Ingoesjetië en Dagestan.


38 In Grozny bijvoorbeeld functioneren slechts 3 ziekenhuizen gedeeltelijk.


39 Artsen Zonder Grenzen, Chechnya, the politics of terror (22 november 2000) blz. 2


40 Ibidem, blz. 3


41 Ibidem, blz. 5


42 In het Staropromyslov-district bij Grozny branden 28 oliebronnen.

43 Meestal een bedrag van circa 10 Roebel.


44 ECHO, Chechnya-Situation Report (Moskou, 8 november 2000)

45 Detentiecentra kunnen gevangenissen zijn maar ook worden mensen regelmatig vastgehouden in geïmproviseerde detentiecentra zoals schuren, gaten in de grond of metalen containers.


46 Human Rights Watch, "Welcome to Hell", arbitrary Detention, Torture, and extortion in Chechnya (New York, oktober 2000).


47 Human Rights Watch, Field Update on Chechnya (22 januari 2001) Te vinden op www. hrw.org


48 Ibidem.


49 Detentieplaatsen waar de Russische autoriteiten Tsjetsjeense strijders van de burgers wil 'filteren'.


50 Het bestaan van 'filtratiekampen' wordt overigens wel door de autoriteiten toegegeven.


51 Amnesty International, Bliksemactie (Amsterdam, 22 februari 2000).

52 Amnesty International, Bliksemactie (Amsterdam, 23 maart 2000)

53 Human Rights Watch, "Welcome to Hell", arbitrary Detention, Torture, and extortion in Chechnya (New York, oktober 2000), blz. 98/99 (appendix 1).


54 Amnesty International, appendix bij What future for Chechens-citizens or subjugated people (Londen, 30 oktober 2000) blz. 2


55 'Incommunicado-detentie'.


56 Amnesty International, appendix bij What future for Chechens-citizens (Londen, 30 oktober 2000), blz. 3


57 Er is geen sprake meer van grootschalige gevechtshandelingen. Desondanks vinden er ook in het door de Russen 'gecontroleerde' gebied nog regelmatig guerilla-acties door de Tsjetsjeense strijders plaats. Zie tevens 3.1.


58 Het betreft daarbij speciale eenheden van het Ministerie van Binnenlandse Zaken respectievelijk de geheime dienst (de voormalige KGB).


59 VN, Consolidated Inter-Agency Appeal for the Northern Caucasus (Genève, november 2000)


60 UNHCR, UNHCR update on the North Caucasus (3 november 2000)

61 Gegevens uit de UNHCR/DRC database. In: Vesta, Vesta Monitoring Update January-February 2001 (Nazran, 2001)


62 VN, Consolidated Inter-Agency Appeal (Genève, november 2000) blz. 1

63 Het zogenaamde 'shoppen'.


64 Het betreft dan meestal mannen.


65 Deze voorvallen zouden in het najaar van 2000 hebben plaatsgevonden.

66 Ingoesjetië heeft 320.000 inwoners en er verblijven thans circa 160.000 ontheemden uit Tsjetsjenië.


67 In 2000 zou er 3 à 4 keer sprake geweest zijn van een handgemeen waarbij honderden mensen betrokken waren.


68 Tot de Kaukasus worden zowel de in de RF gelegen noord-Kaukasische deelrepublieken gerekend, als de landen van de Zuid- of Trans-Kaukasus (Georgië, Armenië en Azerbaijan).


69 In november 2000 bijvoorbeeld overschreden dagelijks circa 2.000 mensen de grens.


70 In verslagperiode werden, zij het zeer onregelmatig, pensioenen uitbetaald.


71 Het gevaar van mogelijke mishandeling en detentie.

72 Daar het grootste gedeelte van de ontheemden in Ingoesjetië uit Grozny afkomstig is, is een belangrijk deel van het pendelverkeer tussen Ingoesjetië en Grozny.


73 Izvestia, 15 januari 2001. In 2000 zou het volgens dezelfde krant om iets lagere bedragen zijn gegaan; vrouwen 50 roebel, mannen 100 roebel, Russische auto's 300/400 roebel, buitenlandse auto's 500/1000 roebel.


74 Buitenlandse paspoorten werden in de afgelopen 10 jaar niet uitgegeven in Tsjetsjenië. Zeer recent zou echter een begin zijn gemaakt met de afgifte van buitenlandse paspoorten. Voor het verkrijgen van een buitenlands paspoort is een binnenlands paspoort vereist.


75 Een gevaar dat zowel in Tsjetsjenië als daarbuiten dreigt.

76 Dit geldt ook voor personen uit Tsjetsjenië van andere etnisch-Kaukasische afkomst (bv. etnische Armeniërs, Azeri etc.). Dezerzijds is echter geen specifieke informatie voorhanden.


77 Voornoemde moeilijkheden kunnen overigens gelden voor àlle etnische Tsjetsjenen, dus niet alleen voor ontheemden die naar aanleiding van het huidige conflict het gebied zijn ontvlucht, en personen van andere etnisch Kaukasische afkomst uit Tsjetsjenië.


78 Bij een weigering tot registratie ontvangt men geen schriftelijke afwijzing. Meestal wordt door een ambtenaar mondeling medegedeeld dat de aanvraag niet in behandeling kan worden genomen omdat men niet aan de (lokale) vereisten voor registratie zou voldoen.


79 Woonvergunningen ('Propiska's') voor Moskou zouden op de zwarte markt te koop zijn voor $ 5.000,-


80 Amnesty International, What future for Chechens-citizens or subjugated people (Londen, 30 oktober 2000) blz. 6


81 Buiten de regio.


82 Zoals detentie, benodigde omkoopsommen (die tussen de 50 en 500 Roebel kunnen bedragen) of fysieke mishandeling.


83 Deze identiteitskaart, die wordt afgegeven door het Georgische ministerie voor Vluchtelingen, wordt ter plaatse verstrekt aan de vluchtelingen die zich in de Pankisi-vallei bevinden.


84 Dit geldt ook voor de groep van circa 100.000 Circassiërs -tevens afkomstig uit de Kaukasus en etnisch nauw verwant aan de Tsjetsjenen- die eveneens eind 19e eeuw naar het huidige Jordanië zijn uitgeweken.


85 Dit zou mede op aandringen van een Circassische belangenorganisatie gebeurd zijn.


86 In 1944 werden door Stalin circa 500.000 Tsjetsjenen naar Kazachstan gedeporteerd wegens vermeende collaboratie met Nazi-Duitsland. Na 1956 keerde het merendeel van de overlevenden terug naar de Kaukasus.


87 De voormalige Federal Migration Service. Zie ook 5.1.

88 De Russische autoriteiten spreken slechts van 'antiterroristische acties'.


89 UNHCR Centre for Documentation and Research, Background Paper on Refugees and Asylumseekers from the Russian Federation (Genève, november 2000) blz.34


90 Bij de laatste volkstelling in Tsjetsjenië in 1989 waren dit er nog 300.000. Tussen 1996 en 1999 waren het er naar schatting nog 50.000.


91 Daarbij is er overigens slechts in beperkte mate sprake van weeskinderen (kinderen wiens ouders zijn overleden). Wel zijn er een aantal 'social orphans', dat wil zeggen kinderen van ouders die door omstandigheden niet meer in staat zijn voor hun kinderen te zorgen.


92 De zgn. 'Extended Family'.


93 Volgens opgaaf van de Russische autoriteiten zouden er in de periode tot aan november circa 270 scholen heropend zijn.


94 Zoals reeds vermeld, wordt echter ieder asielverzoek individueel beoordeeld.


95 Waarmee is aangetoond dat iemand een inwoner van Rusland is/was.

96 UNHCR, UNHCR guidelines on asylumseekers from Chechnya (Russian Federation) (Genève, 21 augustus 2000)


97 Ibidem, blz. 1.


98 Ibidem, blz. 3. Voor de problemen die Tsjetsjeense ontheemden bij verblijf elders in de RF kunnen ondervinden, zie ook paragraaf 6.3.


99 "
in UNHCR's view, there is currently no viable internal relocation possibility that would guarantee effective protection to all those displaced by recent events and in need of international protection. ".


100 Ibidem.


101 UNHCR Centre for Documentation and Research, Background Paper on Refugees and Asylumseekers from the Russian Federation (Genève, november 2000)


102 Ibidem, blz. 48.


103 United Nations, Consolidated Inter-Agency Appeal for the Northern Caucasus (Russian Federation) 1 January-31 december 2001 (Genève, november 2000)

===