Ministerie van Financien

Titel: ANTWOORDEN OP KAMERVRAGEN OVER DE VERSPREIDING VAN



Persberichtnr.


01/173


Den Haag

11 juni 2001

Antwoorden op Kamervragen OVER de verspreiding van eurobiljetten

Hieronder volgen de antwoorden van de minister van Financien op Kamervragen over het frontloaden van eurobiljetten.


1


Bent u op de hoogte van het verzoek van de Franse premier Lionel Jospin om de kleine eurobiljetten van vijf en tien euro al in december 2001 uit te delen?


2


Kunt u de voorstellen die hiertoe zijn gedaan aan het Nationaal Comité voor de euro uitvoerig toelichten?


3

In hoeverre sluiten de voorstellen aan bij de wens van de Tweede Kamer om de kleine eurobiljetten al in december te verspreiden?


4

Is, nu ook de voorzitter van het Europees Parlement zich in die zin heeft uitgelaten, te verwachten dat meerdere landen zullen aandringen op een eerdere verspreiding van eurobiljetten aan de consument?


5

Is de situatie denkbaar dat Nederlandse burgers en bedrijven biljetten uit andere landen voor 1 januari 2001 in handen krijgen?

Antwoorden


1,2 en 3


Ik heb inderdaad vernomen dat premier Jospin na afloop van een vergadering van het Franse Nationaal Comité voor de euro kort op het onderwerp frontloading van kleine biljetten is ingegaan. Volgens mijn informatie heeft hij gezegd dat hij zich afvraagt of het niet wenselijk is om voor het einde van het jaar kleine eurobiljetten onder het publiek te verdelen, zonder daarbij met concrete voorstellen te komen. Voor zover mij bekend is ook in het Nationaal Comité niet over concrete voorstellen gesproken.

De Franse ideeën in deze richting komen waarschijnlijk voort uit de omstandigheid dat de Franse geldautomaten, anders dan in Nederland, niet of slechts in beperkte mate in staat zijn om per 1 januari 2002 biljetten van vijf en tien euro uit te geven. Dit zou kunnen betekenen dat de Franse omschakeling iets langzamer gaat verlopen. De duale fase in Frankrijk (tot 17 februari 2002) biedt hiertoe ook ruimte.

4.

De voorzitster van het Europees Parlement heeft via een brief aan de leden van de Eurogroep aangedrongen op eerdere verspreiding van kleine denominaties eurobiljetten onder consumenten. De president van de Europese Centrale Bank heeft haar in een antwoordbrief laten weten waarom de ECB van mening is dat dit noch noodzakelijk noch wenselijk is. In een plenair debat met het Europees Parlement op 28 mei heeft hij herhaald dat de Governing Council van de ECB niet van zins is op haar beslissing om het publiek niet voor 1 januari 2002 van eurobiljetten te voorzien terug te komen, aangezien de ECB geen nieuwe argumenten heeft gehoord die een heroverweging van haar weloverwogen keuze rechtvaardigen. Mede gezien het heldere standpunt van de ECB en het ontbreken van nieuwe inzichten en/of omstandigheden, verwacht ik niet dat de Eurogroep haar eerder ingenomen standpunt zal wijzigen.

5.

Gezien de bevoegdheid van de ECB is het een lidstaat niet toegestaan om unilateraal te besluiten het publiek voor 1 januari 2002 van eurobiljetten te voorzien. Het is daarom onwaarschijnlijk dat Nederlandse burgers voor 1 januari 2002 via burgers uit een andere lidstaat aan eurobiljetten kunnen komen.
Voor bedrijven geldt overigens reeds dat zij, op verzoek en onder voorwaarden, via hun eigen bank al per 1 september 2001 de beschikking kunnen krijgen over eurobiljetten. Zij dienen dan wel een verklaring te tekenen dat zij deze niet voor 1 januari 2002 in omloop zullen brengen.