PERSINFORMATIE
NMP 4:'Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid'
Milieubeleid vereist ingrijpende veranderingen en maatregelen
(13-6-2001)
Milieubeleid heeft zin. Voor een groot aantal milieuproblemen is
beleid ontwikkeld. De kwaliteit van het oppervlaktewater is in de
afgelopen decennia aanzienlijk verbeterd. Milieuschadelijke stoffen in
zoutlozingen en organische microverontreinigingen, zware metalen en
fosfaten zijn grotendeels uitgebannen. Verontreinigingen met
zwaveldioxide, koolmonoxide, koolwaterstoffen en loodverbindingen zijn
sterk afgenomen. Preventie en hergebruik van afvalstoffen is
toegenomen, terwijl het percentage gestort afval aanzienlijk is
gedaald. De geluidshinder is ondanks de explosief gegroeide mobiliteit
(weg- en luchtvaart met 50-100%, spoor met 30%) niet toegenomen.
Download factsheet NMP4 (PDF, 32 kB)
Dat staat in het Nationaal Milieubeleidsplan 4, 'Een wereld en een
wil: werken aan duurzaamheid'. Het NMP beschrijft de ingrijpende
(inter)nationale veranderingen en maatregelen die nodig zijn om de
gewenste milieusituatie in 2030 te realiseren.
Volgens het NMP moet het milieubeleid - hier en nu, maar ook elders en
later - een bijdrage leveren aan een gezond en veilig leven, in een
aantrekkelijke leefomgeving en te midden van een vitale natuur. De
mondiale biodiversiteit mag niet worden aangetast en natuurlijke
hulpbronnen mogen niet worden uitgeput.
Het NMP 4 is een ander NMP dan de voorgaande plannen. Het kijkt verder
dan vierjaar vooruit, namelijk dertig jaar en kijkt ook meer naar de
internationale dimensie van milieuproblemen. Het markeert de
afsluiting van een periode van het milieubeleid, die in 1989 startte
met het NMP1. De nota is de start van een nieuwe beleidscyclus, met
een over meerdere decennia vol te houden pad naar duurzaamheid.
Problemen
Er zijn nu nog steeds milieuproblemen waar we onvoldoende greep op
hebben. Bij ongewijzigd beleid zijn in 2030 de volgende zeven grote
milieuproblemen te verwachten:
* verlies aan biodiversiteit
* klimaatverandering
* overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen
* bedreigingen van de gezondheid
* bedreigingen van de externe veiligheid
* aantasting van de leefomgeving
* mogelijke onbeheersbare risico's
Nederland kan deze grote milieuproblemen niet alleen aanpakken, maar
de rol van Nederland als katalysator, ook in het nieuwe Europa, blijft
vanzelfsprekend. Internationale afspraken zijn daarbij onontbeerlijk,
ook op voorheen nauwelijks betreden terrein. Dat vraagt om een
versterking van de internationale capaciteit om die afspraken tot
stand te brengen en te hanteren. Het vraagt ook om een internatio-naal
aanvaard normen- en waardenstelsel met betrekking tot de relatie
tussen de mens en de leefomgeving, gericht op duurzaamheid. Dat die
duurzaamheid ook ten goede moet komen van komende generaties in alle
landen, ook in die landen die tot nu toe weinig baat vonden bij de
wereldwijde economische ontwikkeling, is een van de rode draden door
het NMP4.
Systeeminnovatie
Om de grote milieuproblemen onder de knie te krijgen, zijn
fundamentele maatrege-len, dichter bij de kern van het economische
proces vereist, zonder echter de basis van de economie aan te tasten.
Leidende beginselen hierbij zijn duurzaamheid, voorzorg en eigen
verantwoordelijkheid. Een aantal problemen (klimaatverandering,
aantasting mondiale biodiversiteit en de verduurzaming van de
landbouw) is zeer complex doordat milieuambities sterk samenhangen met
sociaal-economische factoren, die ook vaak op internationale schaal
spelen. Voor deze problemen is een maatschappelijk transformatieproces
van lange duur nodig, waarbij technologische, economische,
sociaal-culturele en institutionele veranderingen die op elkaar
inwerken, elkaar moeten versterken. Dit wordt transitie genoemd. Het
veranderingsproces is een zaak van het hele kabinet en vraagt brede
verantwoordelijkheid van alle maatschappelijke actoren. Andere
problemen worden via beleidsvernieuwingen aangepakt.
Nieuwe instrumenten
In een nieuwe intensieve aanpak stuurt de overheid met behulp van
nieuwe instrumen-ten zoals verhandelbare emissies en heffingen of
belastingen op milieugrondslag. Het instrument van verhandelbare
emissies heeft ten opzichte van heffingen of belastingen het voordeel
dat het meer zekerheid biedt over het bereiken van de doelstellingen
voor sectoren.
Bij heffingen of belastingen is het voordeel dat de kosten bekend zijn
maar blijft het onzeker of de doelstelling gehaald wordt.
Met convenanten is de afgelopen jaren een aantal belangrijke
milieusuccessen geboekt. In de nieuwe fase van het milieubeleid is het
de vraag of en hoe convenanten ook in de toekomst een rol kunnen
vervullen. Immers de reducties van een aantal stoffen (NOx, SO2, NH3
en VOS) in sommige industrietakken dreigen achter te blijven ten
opzichte van de doelstellingen voor 2010. De opzet en begeleiding van
convenan-ten moet zodanig zijn, dat partijen elkaar beter en meer aan
kunnen spreken op de voortgang. Daarom zal het gebruik van convenanten
in een evaluatie tegen het licht worden gehouden.
DUURZAME ENERGIEHUISHOUDING
Om de klimaatproblematiek aan te pakken is een duurzame
energiehuishouding nood-zakelijk. In een duurzame energiehuishouding
wordt energie zodanig geproduceerd en gebruikt dat de mogelijkheden
van anderen om in hun eigen behoeften te voorzien niet worden beperkt.
Het beleid in 'Een wereld en een wil' richt zich met name op het
terugdringen van de emissies van CO2 en NOx omdat dit de meest
hardnekkige energie-gerelateerde emissies zijn. Daarnaast zijn ook
voor vluchtige organische stoffen, fijn stof en ammoniak reducties
opgenomen die West-Europa, waaronder Nederland, zou moeten realiseren
om een duurzame energiehuishouding op gang te brengen.
De aanpak loopt langs drie sporen: het vergroten van de inzet van
hernieuwbare energiebronnen, zoals zon, wind en biomassa, het verlagen
van energiegebruik door efficiencyverbetering bij elektrische
apparaten, voertuigen en productieprocessen en het inzetten op
geavanceerde energietechnologie als de ontwikkeling van
nulemissie-technologie en schoon fossiel waaronder ondergrondse
CO2-opslag.
Op de korte en middellange termijn zullen niet-duurzame subsidies en
andere daarmee vergelijkbare instrumenten voor diverse sectoren, zoals
het verkeer en vervoer en de energiesector worden afgeschaft. Het
internaliseren van de milieukosten in de energieprijzen zal worden
verankerd door het verder invoeren van emissiehandel of belastingen en
heffingen op milieugrondslag.
DUURZAAM GEBRUIK BIODIVERSITEIT EN NATUURLIJKE HULPBRONNEN
De inzet is hoog: het veiligstellen van de 'levensverzekering' van
huidige en toekom-stige generaties op aarde. Biodiversiteit en
vernieuwbare natuurlijke hulpbronnen, zoals vruchtbare bodem, vis, bos
en bomen, vormen onze 'levensverzekering'. Biodiversiteit reguleert
basale processen die het leven op aarde mogelijk maken, zoals
productie van schone lucht en biomassa, het instandhouden van
voedsel-, stikstof- en waterkringlopen en het klimaatsysteem. Bij
ongewijzigd beleid zal de mondiale biodi-versiteit in 2030 zo ver zijn
afgenomen, dat voor groepen mensen de bestaanszeker-heid op het spel
staat en de beschikbaarheid van vernieuwbare hulpbronnen ernstig is
bedreigd.
Om de transitie naar een duurzaam gebruik mogelijk te maken zijn er
veranderingen nodig in de huidige consumptie- en productiepatronen, de
verdeling van welvaart, de toegang tot de technologie en de
slagvaardigheid van internationale instellingen. Het is dus niet
alleen een ecologische, maar ook een sociaal-economisch opgave.
Daarom is bescherming van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen in
de praktische aanpak een relatief minder ver ontwikkeld
beleidsterrein. Veel gegevens over het verlies van biodiversiteit en
overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen zijn nog niet voorhanden.
Er is onzekerheid over de gevolgen voor mens en maatschappij en de
bewustwording van deze problematiek is nog in volle gang. Daarnaast
gaat het om zeer uitlopende deelterreinen zoals ketenbeheer in het
bedrijfsleven tot rechtvaardig gebruik van genetisch materiaal en van
duurzame landbouw tot toerisme.
Nederland streeft naar de totstandkoming van een Mondiale Ecologische
Hoofdstruc-tuur voor 2020. Daarnaast wordt ingezet op een tweede
mondiale groene revolutie om de landbouw te verduurzamen, waarbij
voldoende en veilig voedsel voor een groeien-de wereldbevolking wordt
geproduceerd en waarbij de landbouw gebaseerd is op goed
functionerende ecosystemen. Tenslotte vergt dit meer solidariteit
tussen arme en rijke landen om consumptie en productie op een duurzame
manier vorm te geven en tegelij-kertijd armoede in ontwikkelingslanden
te bestrijden. Ook wil Nederland wereldwijd op regionaal niveau
uiterlijk in 2015 afspraken maken over duurzame vangst van vis, krill
en andere zeeorganismen.
DUURZAME LANDBOUW
De landbouw in Nederland is niet duurzaam. Bij ongewijzigd beleid zal
in 2030 de natuur en de biodiversiteit in ons land sterk onder druk
staan door verdroging, verzu-ring en vermesting. De landbouw is een
belangrijke veroorzaker van deze milieupro-blemen. Door de huidige
landbouwpraktijk in Nederland is het moeilijk om de gewenste natuur en
biodiversiteit in ons land te realiseren. Daarnaast is de landbouw
door de intensivering ervan een kwetsbaar systeem geworden, dat ook in
toenemende mate de maatschappelijke grenzen met betrekking tot het
dierenwelzijn ontmoet.
De niet-grondgebonden landbouw (bijvoorbeeld intensieve veehouderij)
zal worden behandeld als een gewone economische sector. Binnen de
grote natuurgebieden en een zone hieromheen is voor deze vorm van
landbouw geen plaats. Voor de intensieve landbouw zal binnen de groene
contouren geen ontwikkelings- en uitbreidingsmoge-lijkheden geboden
worden. In de volgende kabinetsperiode moet duidelijk zijn of de
betrokken sectoren de lange termijn milieuambities en minimale eisen
voor het produceren binnen ethische grenzen van dierenwelzijn zullen
halen. Het landbouwbe-drijfsleven kan financiële steun krijgen voor
projecten die tijdig duidelijk kunnen maken hoe de niet-grondgebonden
landbouw kan produceren binnen de vereiste lange termijn condities.
De grondgebonden landbouw en natuur zijn sterk van elkaar afhankelijk.
De grondge-bonden landbouw kan een nuttige functie vervullen bij het
behoud van natuur en landschap. De overheid zal deze functie
stimuleren.
Er zal een reconstructie in grote delen van het landelijk gebied tot
stand worden gebracht, waardoor in gebieden een verweving van
natuurambities en landbouw ambities kan plaatsvinden.
De overheid stimuleert omschakeling naar duurzame (geïntegreerde,
multifunctionele, biologische en biologisch-dynamische) landbouw,
waarbij tot 2010 de prioriteit ligt bij landbouw in en rond grote
aaneengesloten natuurgebieden. Samen met de land-bouwsector gaat het
rijk onderzoeken hoe landbouw te combineren is met bijvoor-beeld
recreatie, natuur en wateropvang. Met het innovatieprogramma
'Bioproductie en ecosysteemontwikkeling in zoute condities' gaat
Nederland de teelt van gewassen op zoute gronden of zelfs in zout
water stimuleren.
EXTERNE VEILIGHEID
Het externe veiligheidsbeleid gaat over de beheersing van de risico's
en richt zich op het gebruik, de opslag en de productie van
gevaarlijke stoffen (inrichtingen) en het transport van gevaarlijke
stoffen (wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen). Het kabinet
wil onder meer een minimum beschermingsniveau voor burgers wettelijk
vastleggen, onnodig vervoer van gevaarlijke stoffen aan banden leggen
en dat bedrij-ven op kwetsbare plekken waarvan de veiligheid niet
afdoende kan worden geregeld, uiteindelijk sluiten.
Het bestuur en de politiek zullen veel bewuster om moeten gaan met het
accepteren van risico's in relatie tot de omvang van mogelijke rampen,
waarbij de beschikbaar-heid van veiliger alternatieven en de
mogelijkheden van rampenbestrijding worden meegewogen. De doorwerking
van veiligheidsnormen naar de vergunningverlening van bedrijven en
ruimtelijke plannen zal wettelijk worden gegarandeerd.
De implementatie van de beleidsvernieuwing zal in drie stappen
gebeuren:
* Risicovolle activiteiten worden centraal geregistreerd en
betrokken overheden en burgers worden hierover uiterlijk in 2002
geïnformeerd.
* Van de geregistreerde activiteiten wordt onderzocht of de
risicowaarden en normen juist zijn berekend en vastgesteld, of de
daarvan afgeleide afstands-criteria worden aangehouden, of de
vergunning adequaat is en wordt nage-leefd, of de doorwerking in
de ruimtelijke ordening is geregeld en of er voorzien is in een
adequate rampenbestrijding; afronding uiterlijk in 2003.
* Bij gebleken omissies kunnen bijvoorbeeld vergunningen of
bestemmings-plannen aangepast worden. Als daarnaast aanvullende
veiligheidsmaatregelen geen oplossing bieden zal een aantal
bedrijven de activiteiten moeten staken. Ruw geschat voldoen, op
een totaal van circa 4000 inrichtingen, 500 á 600
LPG-tankstations, 40 ammoniakkoelinstallaties, circa 75 opslagen
van bestrijdingsmiddelen en chemicaliën, circa 5
spoorwegemplacementen en circa 5 bedrijven die onder het Besluit
Risico's Zware Ongevallen vallen, niet aan de veiligheidsnormen en
de daarvan afgeleide afstandscriteria.
STOFFEN
Er zijn 20.000 tot 70.000 soorten stoffen die in Europa niet duurzaam
gebruikt worden. Over de gevaarlijke eigenschappen is weinig bekend en
bovendien worden veel van deze stoffen diffuus verspreid zodat het
extra moeilijk is om mogelijke effecten te voorspellen. De vernieuwing
van het stoffenbeleid moet zorgen voor een zodanig gebruik van stoffen
dat mens en milieu geen of verwaarloosbare gevaren lopen; in alle
fasen van de levenscyclus: van grondstof tot halffabrikaat, van
consumentenproduct tot afvalverwerking. Ook moeten de risico's voor
veiligheid en gezondheid bij een beroepsmatig gebruik van stoffen
worden geminimaliseerd. Dit doel zal voor 2020 moeten zijn
gerealiseerd. De uitgangspunten, doelen en instrumen-ten voor het
nieuwe beleid worden beschreven in de 'Strategienota omgaan met
stoffen' die op 22 maart 2001 aan de Kamer is aangeboden.
De aanpak gebeurt in drie stappen:
* Voor 2005: voor alle stoffen die in Nederland op de markt zijn of
worden gebruikt, maakt het bedrijfsleven een geverifieerd
'stofprofiel' en worden de stoffen in 5 categorieën (zeer ernstige
zorg, ernstige zorg, zorg, vooralsnog geen zorg, geen gegevens -
dus zeer ernstige zorg -) ingedeeld.
* Voor 2010: het bedrijfsleven heeft aanvullende gegevens verzameld
en zo nodig risicobeoordelingen uitgevoerd voor stoffen die reden
geven tot zorg of waarvan jaarlijks meer dan een bepaalde
hoeveelheid wordt geproduceerd.
* In 2015: het bedrijfsleven heeft alle stoffen die in Nederland
verkocht of gebruikt worden voorzien van relevante gegevens en zo
nodig van een risicobeoordeling.
Algemene beleidsuitspraken over:
Stoffen in
gevaars-
categorie:
On site
tussenstoffen
Stof
aanvaardbaar?
Stoffen in
industriële
toepassing
Stof
aanvaardbaar?
Open professioneel
gebruik stoffen
Stof
aanvaardbaar?
Stoffen in
consumenten-
toepassing
Stof
aanvaardbaar?
'Very high
concern'
(zeer ernstige
zorg)
nee, tenzij nee, tenzij nee nee
' High
concern'
(ernstige zorg)
ja, mits ja, mits nee, tenzij nee, tenzij
'Concern'
(zorg)
ja, mits ja, mits ja, mits nee, tenzij
'No concern'
(vooralsnog
geen zorg) ja ja ja ja, mits
'No data'
(geen
gegevens) nee, tenzij nee, tenzij nee, tenzij nee, tenzij
MILIEU EN GEZONDHEID
In de beleidsvernieuwing milieu en gezondheid komt het beleid voor
straling, biotechnologie en voedselveiligheid aan de orde.
Van alle ioniserende straling die een mens in Nederland gemiddeld
ontvangt, wordt ongeveer tweederde in de woning opgelopen. Dit betreft
externe straling en radon van bijvoorbeeld baksteen en beton. Voor de
nieuwe woningbouw is dan ook een Stra-lingsPrestatie norm ontwikkeld
die in 2002 in het Bouwbesluit wordt geïmplemen-teerd.
Uit onderzoek van onder meer het RIVM naar de effecten van
hoogspanningslijnen blijkt dat er een statistisch significante relatie
bestaat tussen het wonen in de nabijheid van bovengrondse
electriciteitsleidingen en een geringe verhoging van het vóórkomen van
leukemie bij kinderen. Dit is aanleiding voor het doen van verder
onderzoek en het nemen van passende maatregelen. Gedacht wordt aan een
verbreding van de zone (nu 30 meter) waarin geadviseerd wordt om zo
min mogelijk te bouwen in combinatie met een advies- of grenswaarde
voor maximale blootstelling aan deze straling.
In het najaar van 2001 wordt er een maatschappelijk debat over
biotechnologie en voedselproductie georganiseerd. Het gebruik van
gevaarlijke afvalstoffen, voedings-middelen en meststoffen in
diervoeders wordt met een Kaderwet diervoerders verboden.
In het najaar 2001 zullen de ministers van VROM en VWS een notitie
over gezond-heid en milieu aan de Tweede Kamer sturen. Hierin wordt
onder meer ook ingegaan op de medische milieukundige functie van de
GGD-en.
MILIEUBELEID VOOR DE LEEFOMGEVING
Een goede leefomgeving houdt in dat bewoners, ondernemers en
gebruikers van de openbare ruimte hun leefomgeving ervaren als
herkenbaar, prettig, schoon en aantrekkelijk, zodat ze er graag wonen,
werken en verblijven. Met lokale en regionale overheden zal gewerkt
worden aan gebiedsgerichte geluidskwaliteiten die goed passen bij het
gebied (akoestische kwaliteit): in de natuur, in woonwijken of in
dynamische binnensteden worden verschillende eisen gesteld voor
akoestische kwaliteit. Als harde bovengrens geldt daarbij dat, ter
voorkoming van gezondheidsschade, de geluidsbe-lasting van woningen in
2010 niet meer dan 70 dB(A) mag zijn. Ook wordt gezocht naar nieuwe en
effectievere geluidsmaatregelen. Het streven naar internationale
geluidsnormen voor goederentreinen en het buiten gebruik stellen van
lawaaiige goederenwagons hoort ook tot de maatregelen. De
luchtkwaliteit moet verbeterd worden door in 2010 scherpe eisen te
stellen aan de uitstoot van verzurende stoffen en grootschalige
luchtverontreiniging.
Daarnaast legt de nota 'Een wereld en een wil' de verantwoordelijkheid
voor het realiseren van de milieukwaliteit en de uitvoering van het
beleid op het meest passende bestuursniveau. De lokale overheid is
vaak beter in staat om aan de kwaliteit van de leefomgeving bij te
dragen dan de rijksoverheid. Daarom moeten de andere overheden meer
vrijheid krijgen, inclusief de bijbehorende instrumenten. Om de
bijdrage van het milieubeleid aan de kwaliteit van de leefomgeving te
versterken worden drie veranderingen aangebracht:
* de samenhang tussen milieu- en ruimtelijk beleid wordt vergroot;
* de samenhang tussen het beleid van verschillende overheden wordt
versterkt;
* de verantwoordelijkheid van mede-overheden voor de plaatselijke
leefomgeving wordt vergroot.
Het rijk en de andere overheden zullen hierover bestuurlijke afspraken
maken.
Leidraad
De beleidskeuzes en oplossingen in het NMP 4 bieden een leidraad voor
de komende jaren. Oude, hardnekkige problemen kunnen alleen worden
aangepakt door milieuko-sten volledig te internaliseren in de prijzen
binnen het huidige economische beleid. Daarnaast komen tal van nieuwe
problemen op de agenda. De voordelen van globali-sering van de
economie dreigen overschaduwd te raken door de keerzijden, zoals de
wereldwijde verspreiding van ziekten en afvalstoffen. De regering
vindt dat de ecolo-gische samenwerking tussen de economische blokken
moet worden versterkt.
Technologische innovaties lossen weliswaar problemen op, maar scheppen
vaak onvermoede nieuwe problemen. Daarom is een steeds verder gaan de
verankering van het voorzorgsprincipe geboden. Het NMP 4 zet zich niet
af tegen het geloof in maat-schappelijke vooruitgang, maar vraagt wel
om echte vooruitgang, die zich niet baseert op afwenteling van de
bijeffecten op zwakkeren en toekomstige generaties.
meer informatie over NMP4
Juni
NMP 4:'Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid'
Informele klimaatbijeenkomst in Scheveningen
Extra geld voor bodemsanering bedrijfsterreinen
125 transporten naar Afrika voor milieu-overtredingen aangehouden
Geen scherpere geluidsnormen voor boeren
Structureel tekort studentenhuisvesting vooral in Amsterdam en Utrecht
Start woonquiz over eeuw bouwen en wonen in Nederland
Pronk krijgt gehoor bij Europese collega's over stoffenbeleid
Pronk pleit voor Europese maatregelen kwik
Ministerie VROM opent meldpunt voor fysieke leefomgeving
PROFESSIONELE INFO
(campagne)
lokaal signaal