Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Toespraak minister de Vries tijdens het VNG-Congres Een toespraak bij het onderwerp Brandweer en Rampenbestrijding 13 juni 2001

1. Inleiding
Dit congres staat in het teken van Europa, internationalisering, grensoverschrijdende samenwerking en de kansen en uitdagingen die daar voor gemeenten aan vast zitten.
Het is veelzeggend dat dit thema vooral op congressen in Zuid-Limburg behandeld wordt. Ik herinner mij het congres in 1989 over Europa in Maastricht.
Er spelen op dit moment vele onderwerpen die voor gemeentelijk Nederland van groot belang zijn. Ik noem de dualisering van het lokale bestuur, de wijze van benoemen van burgemeesters, de introductie van een correctief referendum, de verbetering van de bedrijfsvoering en de dienstverlening, de inzet van nieuwe informatie- en communicatiemiddelen en burgerparticipatie. Allemaal onderwerpen die niet alleen een speech, maar een heel VNG-congres waard zijn.
Ik wil het vandaag hebben over een onderwerp dat ons allen al meer dan een jaar intens bezighoudt, namelijk de veiligheid van onze samenleving.
De gebeurtenissen in Enschede en Volendam hebben ons weer opnieuw laten zien dat veiligheid onze voortdurende zorg en aandacht vraagt en nodig heeft. Niet alleen achteraf, maar vooral vooraf, als het gaat om pro-actie en preventie, om voorzien en voorkomen. Het vertrouwen van de burgers in de overheid hangt sterk samen met de mate waarin men gelooft dat de overheid een goed veiligheidsbeleid voert en met de manier waarop zij haar verantwoordelijkheid voor veiligheid vormgeeft.
Burgers willen er op kunnen rekenen dat de overheid de grootst mogelijke aandacht besteedt aan die veiligheid, en vooral dat de overheid dat ook laat zien.
Burgers moeten weten en waarnemen dat de overheid de zorg voor hun veiligheid tot haar belangrijkste taken rekent. En die overheid, dat bent u en dat ben ik.
Daarom wil ik het vandaag met u hebben over wat we de afgelopen periode hebben gedaan om Nederland veiliger te maken, wat we moeten doen en hoe we dat gaan doen. Ik wil het dus hebben over de inzet van politie en brandweer, over regionale en sectorale samenwerking, over objectieve veiligheid en subjectieve veiligheidsbeleving van burgers, over de lessen van Enschede, over het belang van een integraal veiligheidsbeleid en - niet in de laatste plaats - over de rollen daarin van bestuurders, burgers en bedrijven, de taakverdeling, de verdeling van
verantwoordelijkheden, de mancos en de ambities.
2. Waar staan we nu?
Het vraagstuk van de onveiligheid in de samenleving en de beleving van onveiligheid door burgers staat al geruime tijd in de maatschappelijke aandacht.
Een opvallende tendens is dat burgers steeds minder bereid zijn om risicos te accepteren. Veiligheid wordt steeds meer als een oplosbaar probleem gezien, waarbij de burgers hoge eisen stellen aan de overheid.
In de Justitiële Verkenningen van 1995 schreven de sociologen Boutellier en Van Stokkum al dat de verzorgingsstaat geleidelijk plaats heeft gemaakt voor de veiligheidsstaat.
Het gaat niet meer vooral om het vergroten van de welvaart, maar meer om het reduceren van risicos. Veiligheid en beleving van veiligheid zijn dus een wezenlijk onderdeel van welzijn. Volgende week worden de resultaten gepresenteerd van de Vijfde Politiemonitor. De monitor is één van de pijlers van het nationale, regionale en het lokale veiligheidsbeleid. Volgens deze monitor - die volgende week gepubliceerd wordt - zijn er in Nederland gelukkig een aantal positieve ontwikkelingen te melden. Allereerst blijkt uit de cijfers dat de burgers in het jaar 2000 in afnemende mate problemen in de eigen directe woonomgeving constateerden. Er waren minder inbraken in woningen en er zijn minder fietsen gestolen.
Ook waren er minder mensen die zich wel eens, of zelfs vaak, onveilig voelden.
Dat is verheugend.
Een belangrijk punt van aandacht blijft echter de geweldscriminaliteit. De stijging daarvan, die we in 1999 constateerden, heeft zich gelukkig niet doorgezet. Er lijkt een zekere stabilisatie te zijn opgetreden. Toch zal het nog een forse inspanning van betrokkenen vragen om een substantiële daling van geweldscriminaliteit te bewerkstelligen.
Goed nieuws in dit verband is dat de sterkte van de politie zich gunstig ontwikkelt. Ik verwacht dat de doelstelling om aan het eind van deze kabinetsperiode de sterkte met 3400 fte te laten groeien gehaald gaat worden. Daarnaast is met de zojuist afgesloten politie-CAO 2001 een verdere belangrijke impuls gegeven aan de uitbreiding van de capaciteit.
Politie-ambtenaren kunnen straks kiezen voor een 38-urige werkweek. Ik denk dat ook velen dat zullen doen, zeker gezien hun eigen betrokkenheid bij het politiewerk.
Op die manier kan, afhankelijk van de mate waarin politiemensen hiervoor kiezen, een verdere capaciteitsuitbreiding van ongeveer 2000 fte worden gerealiseerd.
Willen we echt serieus verder met de bestrijding van de criminaliteit en de verhoging van de veiligheid in Nederland, dan is dat nog steeds niet voldoende.
Daarom moet er ook in de volgende kabinetsperiode een forse versterking van de politie moeten plaatsvinden, waarbij ik denk aan 7 a 8000 fte. Dat lijkt me zeer bespreekbaar. Ook uit de Politiemonitor blijkt dat burgers vinden dat zij de politie te weinig zien in de eigen omgeving en dat de politie te weinig tijd heeft voor allerlei zaken.
Daarom zullen we ons ook blijven inzetten voor verdere efficiencyverbetering.
Daarnaast wordt op dit moment, mét het politieveld, onderzocht wat de kerntaken van de politie zijn, vanuit de gedachte dat de politie er niet voor alles kan zijn maar vaak wel voor van alles en nog wat wordt aangesproken. In dat proces speelt u als gemeentebestuurders ook een grote rol: de regierol voor de lokale veiligheid ligt immers bij u en niet bij de politie. Niet alleen qua personeel, maar ook qua materiaal zijn we druk doende verbeteringen door te voeren. Zo wordt de mobiele communicatie voor de gehele OOV-sector op een hoger plan getrokken. Ik doel hierbij zowel op de versnelde invoering van het project C2000 en - in het verlengde hiervan - het project GMS, dat zich op de meldkamers richt. Ook zal de broodnodige samenwerking in de meldkamers, de zogenaamde co-lokatie, extra worden ondersteund. Bij de Voorjaarsnota en de Kaderbrief voor de volgende begroting zijn hiervoor zeer grote bedragen uitgetrokken. Dat is nodig.
Ik verwacht dat gemeenten ook voor veiligheid tot een belangrijke financiële prioriteitstelling komen.
Lessen van Enschede
De bereidheid om ten behoeve van de veiligheid de handen in elkaar te slaan is groot. Dat blijkt wel uit de duidelijke, resultaatgerichte afspraken die we samen hebben gemaakt in het kader van de Taskforce VNG-IPO-Rijk die is opgericht in het kader van de uitvoering van de actiepunten naar aanleiding van de vuurwerkramp in Enschede.
Uit het rapport van de Commissie Onderzoek Vuurwerkramp waren voor de hele overheid drie belangrijke lessen te trekken uit de gebeurtenissen in Enschede. In de eerste plaats moet de overheid zorgdragen voor heldere en eenduidige regelgeving, en bovenal voor een goed toezicht en consequente handhaving van die regelgeving. Een tweede belangrijk punt dat in het debat naar voren is gekomen, is dat veiligheidsbeleid transparant moet zijn, niet alleen voor de betrokken bestuurders, maar zeker ook voor de burgers. Daarom behoort de overheid de burgers helder te informeren over wat er gebeurt op het terrein van de veiligheid en wie daarop aanspreekbaar is.
De derde les is dat het in alle gevallen en situaties duidelijk moet zijn welke overheidsinstantie verantwoordelijk is voor welk onderdeel van het veiligheidsbeleid. Deze verdeling van verantwoordelijkheden vereist dat er bestuurlijk en multidisciplinair intensief wordt samengewerkt.
Het belang van dit punt kan moeilijk worden overschat.
3. Hoe gaan we verder?
Op het gebied van de veiligheidszorg spelen veel organisaties, instellingen en personen een cruciale rol. Taakverdeling moet er toe leiden dat we met elkaar meer presteren. Als taakverdeling verwordt tot verkokering gaan we minder presteren, meer langs elkaar heen werken. Dat geldt ook voor het openbaar bestuur. We hebben in ons land een gedecentraliseerde eenheidsstaat omdat we op die wijze de burgers het best te kunnen bedienen. Als decentralisatie meer aandacht krijgt dan eenheid en samenwerking, doen we de burgers te kort.
Op het terrein van de veiligheid is samenwerking cruciaal. Samenwerking in de zin van op elkaar kunnen rekenen en op elkaar en elkaars inzet kunnen vertrouwen.
Om op die manier met elkaar te kunnen samenwerken is helderheid over de onderlinge verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden noodzakelijk. We moeten weten wat we van elkaar, van Rijk en gemeenten, kunnen verwachten. En, niet te vergeten, wat we van de andere partners, de hulpverleningsdiensten, de burgers en het bedrijfsleven kunnen verwachten, en waar we elkaar op kunnen aanspreken. Want ook daar liggen verantwoordelijkheden als het gaat om de veiligheid van de leefomgeving. Een duidelijke taakverdeling komt er niet vanzelf, maar moet in samenhang georganiseerd worden. De veiligheidsketen is niet een keten van losse taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, maar een keten van gemeenschappelijke doelstellingen, systematische voortgangsrapportages en actieve informatievoorziening.
Het is duidelijk dat de ketenbenadering van het veiligheidsbeleid een gezamenlijke doelstelling veronderstelt: weten wat we aan gaan pakken, wie wat doet en waarom. We moeten niet alleen het probleem definiëren, maar het ook eens zijn over de oplossingsrichting. Beleidsvorming, uitvoering, toezicht en handhaving liggen dichter bij elkaar dan het politieke debat wel eens doet vermoeden. Een evenwichtige aanpak van al deze schakels maakt de veiligheidsketen over de hele linie sterker.
Bij veiligheidszorg is iedereen betrokken: bestuurders, burgers en bedrijven. Tussen al deze betrokkenen moet dus goed en efficiënt worden samengewerkt, er moet samenhangend beleid zijn dat op een eenduidige manier wordt uitgevoerd.
Dus niet alleen zeggen wat we doen maar ook doen wat we zeggen. Alleen dan zijn we in staat het vertrouwen van de burger in de overheid op dit gebied terug te winnen.
Taken en rol van het Rijk
Het Rijk zal daarom nog meer de nadruk moeten leggen op het belang van samenhang en samenwerking in de beleidsvoornemens op het gebied van veiligheid.
Op die manier moet voor alle betrokkenen duidelijk worden gemaakt wat de bijdragen zijn van respectievelijk de politie, de brandweer en de rampenbestrijdingsorganisaties aan het integrale veiligheidsbeleid.
In eerste instantie zal daar de nodige aandacht aan worden besteed bij de totstandkoming van het volgende Beleidsplan Nederlandse Politie en het nieuwe Integraal Veiligheidsprogramma. Bijvoorbeeld: prioriteiten die in het Integraal Veiligheidsplan door het kabinet worden gesteld moeten herkenbaar terugkomen in de beleidsvoornemens van politie en de brandweer en rampenbestrijding. Ook streef ik naar meer herkenbaarheid van de door het kabinet te stellen prioriteiten voor andere beleidssectoren. Op deze wijze wordt op rijksniveau meer samenhang in het beleid gesmeed en kan de regelgeving op lokaal niveau beter worden gehandhaafd. Bovendien wil ik het nieuwe Integraal veiligheidsplan, nadrukkelijker de verantwoordelijkheden van de verschillende partners in veiligheid (overheid en bedrijfsleven) benoemen, zodat duidelijk is wie waarvoor verantwoordelijk is. Vanuit het Rijk zijn met diverse partijen al gezamenlijk instrumenten ontwikkeld om het veiligheidsbeleid concreet gestalte te geven. Nog dit jaar wordt in 15 gemeenten geëxperimenteerd met de veiligheidseffectrapportage (VER)
Eind van het jaar kan de beproefde versie breed beschikbaar komen en dan hebben we een instrument dat het besluitvormingsproces bij de totstandkoming van inrichtings- en bouwplannen op het gebied van ruimtelijke ordening en infrastructuur transparant maakt. Instrumenten als Keurmerken op het gebied van Veilig Wonen, Veilig Ondernemen en de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan, kunnen natuurlijke bouwstenen binnen de VER worden. Daarnaast is het Rijk ook bezig met de normering van cameratoezicht in het kader van handhaving van de openbare orde.
Ook worden de mogelijkheden van preventief fouilleren verkend, en komt er ter verbetering van de bestuurlijke handhaving op het gebied van de bestrijding van verloedering en
onveiligheidsgevoelens, de bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete voor de zogenoemde kleine ergernissen. Ook willen we vanuit de aansturing en regelgeving verdere synergie verkrijgen tussen de veiligheidspartners. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de lokale overheid beschikt over de juiste instrumenten om te komen tot een goed lokaal veiligheidsbeleid? Belangrijk daarbij is het streven naar territoriale congruentie - het gelijktrekken van de grenzen van de brandweerregios met die van de politieregios. Dat moet snel gerealiseerd worden. Maar dan zijn we er nog niet.
De operationele samenwerking moet worden omgezet in bestuurlijke samenwerking.
Er zijn reeds enkele regios waar de besturen van politie, brandweer en de geneeskundige hulpverlening door middel van een gemeenschappelijke regeling samenwerking willen realiseren, die uiteindelijk leidt tot de vorming van een veiligheidsregio. Deze veiligheidsregios zijn nodig om daadwerkelijk invulling te kunnen geven aan integraal veiligheidsbeleid op regionaal niveau. Regionale samenwerking kan hier veel winst opleveren. Hier, in de regio Limburg-Zuid, zijn inmiddels goede ervaringen opgedaan met afstemming en samenwerking op het gebied van het veiligheidsbeleid.
Binnen het samenwerkingsverband OOV wordt hier met behulp van ICT vorm en inhoud gegeven aan een gemeenschappelijke informatiehuishouding van politie, brandweer,
hulpverleningsdiensten en gemeenten. Zon samenwerking vergt een flinke investering, maar wél een investering die op termijn ook een flinke winst oplevert.
Daarnaast wordt in de wijziging van de Politiewet 1993, die nu in behandeling is bij de Tweede Kamer, voorzien in een wettelijk inbrengrecht van de gemeenteraden in de beleidsplannen van de politieregios. Daarmee wordt het lokale bestuur beter in staat gesteld zijn prioriteiten op het terrein van de openbare orde en veiligheid in de gemeente kenbaar te maken, zodat deze prioriteiten kunnen worden betrokken bij het opstellen en vaststellen van het beleidsplan en het jaarplan van het regionale politiekorps.
Zo wordt een hechte lokale verankering van de politiezorg als onderdeel van het lokale veiligheidsbeleid bevorderd. Taken en rol van de gemeente
Bij u, de gemeenten, ligt het zwaartepunt van het veiligheidsbeleid, daar moet het concreet gestalte krijgen. Niet in splendid isolation, maar in samenwerking met andere gemeenten en met partners in de eigen regio.
De afgelopen periode is gebleken dat er veel nuttige lokale activiteiten zijn op het gebied van de veiligheid, maar dat die vaak wel effectiever kunnen.
Met name kleinere gemeenten hebben moeite om een sterk integraal veiligheidsbeleid van de grond te trekken. Maar in alle gevallen wordt de basis van een goed veiligheidsbeleid gevormd door een programma van eisen en activiteiten op het gebied van veiligheid, een lokaal veiligheidsplan.
Ik heb bij eerdere gelegenheden er al op gewezen dat het niet goed is dat de helft van de gemeenten nog geen integrale veiligheidsnota heeft.
Waarom duurt dat toch zo lang?
Zon nota is immers het instrument bij uitstek om te concretiseren wat er nu moet gebeuren, waar de prioriteiten moeten liggen, welke afwegingen en keuzen en moeten worden gemaakt in uw gemeente. Een veiligheidsnota is het ijkpunt als het gaat om de structurering van de gemeentelijke veiligheidsketen, als het gaat om de samenwerking binnen en buiten de gemeente, binnen de regio en over de grenzen, als het gaat om de communicatie met de burgers en het afleggen van verantwoording. Ik wil daar graag volgend jaar op terug komen en van u horen dat u dan allemaal een veiligheidsnota heeft.
Het is duidelijk dat integraal veiligheidsbeleid gebaseerd moet zijn op een sterke bestuurlijke wil: een college dat veiligheid hoog in het vaandel heeft staan, dat een duidelijk beleid voert, en daarover regelmatig rapporteert aan raad en burgers. De burger heeft geen wethouder voor veiligheid nodig, zoals we laatst in een krant konden lezen, maar minstens een heel college. Het stelsel van de huidige Gemeentewet gaat uit van collegiaal bestuur door het college. Uiteraard is er een
portefeuilleverdeling binnen het college en nemen wethouders - in mandaat - zelfstandig allerlei beslissingen. Maar ook in het kader van de zogeheten dualisering van de lokale democratie blijft de gedachte van het collegiaal bestuur uitgangspunt. Wel wordt een sterkere scheiding aangebracht tussen het bestuur (het college van BenW) en de controle op het bestuur (de raad). De wethouders zijn niet langer tegelijkertijd lid van de raad. Het collegiale element binnen het college wordt daardoor eerder sterker dan zwakker. Dat is een gunstige ontwikkeling.
Het verschijnsel (on)veiligheid heeft veel aspecten zoals het verkeer, het milieu, de inrichting van de bebouwde omgeving, brandpreventie en criminaliteit.
Dat betekent in de gemeentelijke bestuurspraktijk dat verschillende wethouders een deelaspect in hun portefeuille hebben, met het risico van verbrokkeling van het beleid. Daarom is het wel van belang dat er binnen het college een coördinerende functie wordt belegd, dat iemand er voor verantwoordelijk is dat het veiligheidsbeleid een integraal onderdeel uitmaakt van het totale gemeentelijke beleid. Dat geldt ook voor het kabinet: daar hebben we minister Pronk aangewezen als de coördinerend minister voor de externe veiligheid.
Naar mijn mening moet de burgemeester hier een belangrijke rol spelen. Door te zorgen dat coördinatie en afstemming tot stand komt en dat verkokering wordt tegengegaan. Ook nu al is de burgemeester verantwoordelijk voor de samenwerking en afstemming binnen het college; dit zou versterkt kunnen worden op het gebied van het veiligheidsbeleid. Van de burgemeester wordt vanuit zijn wettelijke OOV-taken doortastendheid en bestuurlijke moed verwacht, en die hebben we hard nodig.
Een speciale verantwoordelijkheid van de burgemeester vereist een zekere attitude in termen van gezag, daadkracht, overtuigingskracht en standvastigheid.
Maar het vraagt ook om een goed aanbod aan opleidingen en trainingen.
In het bestaande aanbod wordt al aandacht besteed aan veiligheidstaken, bijvoorbeeld in de introductiecursus "in het ambt".
In 2001 zal in het opleidingstraject voor burgemeester, het zogeheten Boegbeeldtraject een module Verantwoordelijkheid en verantwoorden worden opgenomen.
Daarnaast bieden opleidingsinstituten als het NIBRA voor burgemeesters themaconferenties over verschillende aspecten van crisisbeheersing (bijvoorbeeld crisiscommunicatie). Maar, wil een gemeentebestuur in staat zijn het veiligheidsbeleid een integraal onderdeel te maken van het gemeentelijke beleid, dan moeten ook de wethouders én de ondersteunende ambtenaren extra ondersteuning krijgen in de vorm van scholingen en trainingen. Ik stel voor dat we hierover - in de taskforce - samen gaan praten en kijken wat we kunnen doen in de vorm van flankerend beleid voor een goede scholing en training.
Maar bij wie de verantwoordelijkheid in het college ook komt te liggen, een actieve rol van de gemeenteraad is essentieel. De raad moet de normen stellen, en controleren hoe het bestuur de naleving inricht en uitvoert. De gemeenteraad is sterk meebepalend als het gaat om het ambitieniveau dat de gemeente kiest. Want moeilijke beslissingen vergen bestuurlijke moed. Ook voor veiligheid geldt immers dat het de vraag is wat men ervoor over heeft. Is men bereid een onveilige fabriek te sluiten of met zware eisen te confronteren, als dat gevolgen heeft voor de werkgelegenheid in de regio? Is men bereid om door te pakken als er gedreigd wordt met schadevergoedingsclaims, bijvoorbeeld als een beslissing (achteraf) onjuist blijkt, te zwaar is of te vroeg genomen? Maar deze angst voor claims mag ook weer niet leiden tot struisvogelpolitiek. Risicomijdend gedrag draagt niet bij aan vergroting van de veiligheid.
In het kader van de Wet dualisering gemeentebestuur heb ik voorgesteld om in het zogeheten burgerverslag dat jaarlijks door de burgemeester zal worden uitgebracht aan de gemeenteraad, ook te rapporteren over de uitvoering van het lokale veiligheidsbeleid. Daarbij zou in het bijzonder aandacht geschonken kunnen worden aan de mate waarin de (door de raad gestelde) doelstellingen zijn nageleefd en wat het bestuur er aan heeft gedaan om deze naleving te bevorderen en zonodig af te dwingen.
Met andere woorden: een verslag wat de gemeente aan veiligheid heeft gedaan en hoe er is gehandhaafd.
Rol en taken burgers en bedrijfsleven
Veiligheid, ik kan het niet genoeg benadrukken, is een zaak van ons allemaal. Daar past een directe rapportage aan de burgers bij. Door openheid wordt een extra impuls ingebouwd om ervoor te zorgen dat veiligheid hoog op de politieke agenda blijft. De belangstelling voor het onderwerp mag niet door allerlei andere, ook belangrijke, dagelijkse beslommeringen worden weggedrukt. Van burgers en bedrijfsleven kan ook worden verwacht dat zij inspanningen leveren in de preventieve sfeer, dat zij ook hun best doen om te voorkomen dat de gelegenheid de dief maakt. Er zijn goede voorbeelden bekend van bedrijven die investeren in de leefomgeving van hun bedrijf. Ook sommige buurtcomités zijn actief op dit front.
Het gaat erom dat deze bijdragen ook door u worden gemobiliseerd en gemarkeerd als bijdragen van deze partijen in veiligheid, bijvoorbeeld door ze mee te nemen in uw veiligheidsplan.
4. Ten slotte
Dames en heren,
Veiligheid in de breedste zin van het woord staat inmiddels hoog op de politieke agenda. Het is van groot belang dat we deze aandacht vasthouden, en vooral ook zorgen voor betrokkenheid bij en draagvlak voor dit beleid bij al onze partners. We hebben allemaal onze taak, onze rol, onze bevoegdheden en verantwoordelijkheden als het gaat om het veiliger maken van ons land. Maar we moeten het vooral samen doen: samen werken en samen overleggen.
Zorgen dat we van elkaar weten wat we doen en wat we van elkaar mogen verwachten.
Volgend jaar zijn er weer verkiezingen, voor de Tweede Kamer en voor de gemeenteraden. Het moment bij uitstek waarop burgers gevraagd wordt hun vertrouwen in partijen, personen en ideeën uit te spreken.
Veiligheid is daarbij een belangrijk thema.
Het is daarom van groot belang dat we duidelijk maken wat we doen en gaan doen, dat we het veiligheidsbeleid concreet maken voor de kiezers. We moeten aan burgers het vertrouwen overbrengen dat we een ijzersterk commitment hebben om aan de verwachting van burgers te voldoen. Dat betekent niet alleen dat er in de verschillende verkiezingsprogrammas aandacht moet worden besteed aan veiligheid, maar dat we de burgers ook nu al, ook de komende maanden laten zien dat we van aanpakken weten.
Deze campagne is vandaag begonnen!
N.B. alleen het gesproken woord geldt.