Ministerie van Justitie

05.12.2001

Eerste Kamer akkoord met modernisering rechterlijke organisatie

Thema: Modernisering echterlijke organisatie

De organisatie van de rechtsprekende macht wordt versterkt. De gerechten nemen de beheersverantwoordelijkheid voor de eigen organisatie over van de minister van Justitie en de gerechten krijgen één samenhangende organisatiestructuur. Daartoe krijgen alle gerechten een collegiaal bestuur, bestaande uit rechters en een niet-rechter. Dit college krijgt de algemene leiding van het gerecht. Daarmee wordt het bestuur verantwoordelijk voor rechterlijk èn ondersteunend personeel. De kantongerechten worden bestuurlijk ondergebracht bij de arrondissementsrechtbanken. Ten behoeve van alle gerechten gezamenlijk wordt een Raad voor de rechtspraak ingesteld die bevoegdheden krijgt op het terrein van begroting en bedrijfsvoering. De minister van Justitie heeft niet langer directe bemoeienis met de bedrijfsvoering van de gerechten en maakt begrotingsafspraken met de Raad voor de rechtspraak. Dat zijn de hoofdpunten uit wetsvoorstellen van minister A.H. Korthals van Justitie en minister K.G. de Vries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties die gisteravond met algemene stemmen zijn aangenomen door de Eerste Kamer.

Met een integrale managementverantwoordelijkheid bij de besturen van de gerechten wordt de rechterlijke organisatie efficiënter en slagvaardiger. Dat is een belangrijke stap in het proces van reorganisatie en modernisering van de gerechten in Nederland. De wetsvoorstellen vloeien voort uit het regeerakkoord van het tweede paarse kabinet.

Het wetsvoorstel organisatie en bestuur gerechten

De gerechten worden nu bestuurd door een vergadering van rechters onder voorzitterschap van de president van het gerecht. De bedrijfsvoering is in handen van een directeur beheer gerechten die, evenals het ondersteunend personeel, rechtstreeks onder de minister van Justitie valt. Uit onder meer het rapport van de commissie Leemhuis bleek dat deze scheiding van verantwoordelijkheden in de praktijk niet goed werkt. Door het bestuur van de gerechten zelf verantwoordelijk te maken voor de bedrijfsvoering en het ondersteunend personeel worden de gerechten in staat gesteld de organisatie van de rechtspraak zelf direct vorm te geven en te sturen. Vanwege de onafhankelijkheid van de rechtspraak heeft het bestuur geen inhoudelijke bevoegdheden ten aanzien de rechtspraak. In de voorstellen krijgt het bestuur van de gerechten een nieuwe samenstelling: naast rechters uit de verschillende sectoren van de rechtbank (waaronder in ieder geval de sector kanton) en de president krijgt daarin ook de directeur bedrijfsvoering zitting. De omvang van het bestuur kan variëren tussen de drie en zeven bestuursleden. De leden van het bestuur worden door de Kroon benoemd voor zes jaar met een mogelijkheid tot onbeperkte herbenoeming (de rechterlijke bestuursleden zijn daarnaast uiteraard voor het leven benoemd tot rechter). Het bestuur is belast met de algemene leiding, de organisatie en de bedrijfsvoering van het gerecht. Daartoe behoren o.m.: automatisering en bestuurlijke informatievoorziening, de voorbereiding en vaststelling van de begroting, huisvesting en beveiliging, de kwaliteit van de bestuurlijke en organisatorische werkwijze personeelsaangelegenheden (ook van rechterlijke ambtenaren) en overige materiële voorzieningen. Het bestuur stelt voortaan ook een regeling op voor de behandeling van klachten. Het betreft hier de behandeling van klachten van burgers en procespartijen over de bejegening door een rechter of het gerecht, en niet over de inhoud van hun uitspraken. Als gevolg van het wetsvoorstel krijgen de gerechten ook ondernemingsraden voor het gezamenlijke personeel (ondersteunend personeel èn rechters). Voor de bestuurlijke onderbrenging van de kantongerechten wordt bij de rechtbank een sector kanton ingesteld. De kantonrechtspraak als zodanig blijft echter ongewijzigd. Ook de kantonrechter blijft bestaan.

Wetsvoorstel Raad voor de rechtspraak

Het wetsvoorstel Raad voor de rechtspraak is complementair aan de organisatorische wijzigingen bij de gerechten. De Raad zal een centrale rol gaan vervullen bij de voorbereiding en uitvoering van de begroting van de rechterlijke macht en met betrekking tot de bedrijfsvoering van de gerechten. De gerechten leggen wat betreft hun bedrijfsvoering geen verantwoording meer af aan de minister van Justitie, maar alleen aan de Raad. Daartoe krijgt de Raad de bevoegdheid op dit terrein inlichtingen te vragen en te ontvangen van individuele gerechten. Verder mag hij onder meer algemene aanwijzigen geven ten aanzien van de bedrijfsvoering. Daarnaast krijgt de Raad een ondersteunende taak ter bevordering van de juridische kwaliteit en de uniforme rechtstoepassing bij de verschillende gerechten. Omdat deze laatste taak de inhoud van de rechtspraak raakt, krijgt de Raad op dit terrein geen dwingende bevoegdheden. De taken en bevoegdheden van de Raad gelden voor alle gerechten met uitzondering van de Hoge Raad en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

In het nieuwe stelsel blijft de minister van Justitie politiek verantwoordelijk voor het functioneren van de rechterlijke macht als geheel. De minister legt daarover verantwoording af aan het parlement. De begroting voor de rechtsprekende macht blijft onderdeel uitmaken van de justitiebegroting. De minister krijgt de bevoegdheid de Raad om inlichtingen te vragen, de Raad algemene aanwijzingen te geven betreffende de bedrijfsvoering en - in uitzonderlijke gevallen - beslissingen van de Raad voor schorsing of vernietiging voor te dragen en de leden te dragen voor schorsing of ontslag.

Als gevolg van bovengenoemde wetsvoorstellen heeft er ook een grootschalige aanpassing plaatsgevonden van de overige wet- en regelgeving en wel in het wetsvoorstel Aanpassingswet modernisering rechterlijke organisatie. In dit wetsvoorstel zijn ook bepalingen opgenomen ter waarborging van de goede elementen van de kantonrechtspraak. De Eerste Kamer is ook akkoord gegaan met dit wetsvoorstel.

Alle bovengenoemde wetten treden in werking op 1 januari 2002.

Voor vragen of commentaar met betrekking tot de inhoud van deze pagina's kunt u terecht bij de Directie Voorlichting van Justitie, telefoon: (070) - 3706850,
email: voorlichting@best-dep.minjust.nl,
fax: (070) - 3707594

Laatst gewijzigd: 05-12-2001