Den Haag, 19 juni 2001
VRAGEN VAN DE LEDEN VAN OVEN EN TIMMERMANS (BEIDEN PVDA) AAN DE MINISTER VAN
BUITENLANDSE ZAKEN
1. Heeft u kennisgenomen van het bericht dat door een rechter in de
Verenigde Staten van Amerika bij uitspraak van 16 december 2000 politiek
asiel is verleend aan de Franse onderdaan Karim Kamal omdat hij in Frankrijk
het slachtoffer dreigt te worden van wraaknemingen vanuit het justitieel
apparaat te Nice, nadat hij in 1993 tevergeefs aangifte had gedaan van
pedofiele activiteiten ten aanzien van zijn vierjarige dochter ? (1)
2. Bent u er voorts mee bekend dat de vice-president van het Tribunal de grande instance in Nice op last van het Parket aldaar in verzekering is gesteld op grond van verdenking zijn beroepsgeheim te hebben geschonden door informatie, hem in zijn hoedanigheid van rechter verschaft, te hebben doorgespeeld aan leden van een vrijmetselaarsloge? (2)
3. Is over deze zaak - die tenminste sedert 1996 in de publiciteit is
geweest - ooit informatie gevraagd door de Secretaris-Generaal van de Raad
van Europa op grond van art. 52 van het Europese verdrag voor de Rechten van
de Mens (EVRM)?
4. Zo ja, wat voor uitleg heeft de Franse regering voor de hier genoemde
gebeurtenissen gegeven?
5. Hoe verhoudt zich naar uw mening het gedrag van de Franse justitiële
autoriteiten tot hun verplichting tot eerbiediging van de grondrechten als
gewaarborgd in het EVRM zoals neergelegd in art. 6 van het Verdrag van
Amsterdam?
6. Doen de gebeurtenissen waarvan hier sprake is twijfel reizen aan de
redenering dat de lidstaten, gezien het niveau van bescherming van de
fundamentele rechten en vrijheden in de lidstaten van de Europese Unie,
elkaar als veilige landen van oorsprong kunnen beschouwen in verband met
asielzaken, zoals werd geformuleerd in het protocol inzake asiel voor
onderdanen van lidstaten van de Europese Unie d.d. 2 oktober 1997?
7. Geeft een en ander u nog aanleiding tot het ondernemen van enigerlei
actie?
(1) Le Monde, 15 juni 2001
(2) Le Monde, 8 juni 2001