College ter Beoordeling van Geneesmiddelen

Nieuws en publicaties



Geneesmiddelen Bulletin

Mei 2001

Nateglinide (Starlix®) geregistreerd voor aanvullende behandeling van diabetes mellitus | Metformine (Glucophage®): harmonisatie van de productinformatie

Nateglinide (Starlix®) geregistreerd voor aanvullende behandeling van diabetes mellitus

Onlangs is nateglinide in Europees verband geregistreerd voor 'de behandeling van diabetes mellitus type 2, in combinatie met metformine'.¹ Nateglinide behoort tot een nieuwe groep geneesmiddelen die de insulinesecretie bevorderen. Eerder is uit deze groep repaglinide in de handel gebracht (Gebu 2000; 34: 35-36).
Nateglinide sluit de ATP-afhankelijke kaliumkanalen in de bètacelmembraan, waardoor depolarisatie optreedt. Dit leidt tot stimulatie van de insulinesecretie. Sulfonylureumderivaten stimuleren de insulinesecretie op soortgelijke wijze. Nateglinide werkt sneller en korter dan sulfonylureumderivaten. Het middel verlaagd met name de bloedglucoseconcentratie na de maaltijd. De werkzaamheid en schadelijkheid van nateglinide werd bestudeerd in twaalf klinische onderzoeken met een duur van 8-24 weken (drie onderzoeken kenden een verlenging tot 52 weken). In deze onderzoeken werd monotherapie met nateglinide vergeleken met placebo, metformine, glibenclamide, of troglitazon (een vanwege ernstige bijwerkingen in Europa niet-geregistreerd glitazonderivaat). Daarnaast werd nateglinide toegevoegd aan metformine, glibenclamide, of troglitazon. Bij patiënten die voor aanvang van het onderzoek alleen werden behandeld met een dieet, was nateglinide significant minder werkzaam dan metformine, gemeten aan de absolute reductie van de HbA1c-waarde (-0,5% vs. -0,8%). De combinatie van nateglinide en metformine gaf bij deze patiënten een significant grotere reductie van de HbA1c-waarde dan beide monotherapiegroepen (-1,4%). Ook bij patiënten die niet goed waren ingesteld met alleen metformine, bleek de combinatie de HbA1c-waarde te verlagen (-0,4% tot -0,6%).
In een ander onderzoek werd een deel van de patiënten die niet goed waren ingesteld met glibenclamide (10 mg/dag) overgezet op nateglinide 3 dd 60 mg of 120 mg. Bij beide doses nateglinide nam de HbA1c-waarde met >1,1% toe. Ook de toevoeging van nateglinide aan glibenclamide resulteerde niet in een betere glykemische instelling.
Nateglinide 3 dd 120 mg was ongeveer even effectief als troglitazon wat de reductie van de HbA1c-waarde na 16 weken behandeling betreft (resp. -0,6% vs. -0,8%). De combinatie van deze middelen had een additief effect (1,7% daling van de HbA1c-waarde). De meest gerapporteerde bijwerkingen waren bovenste luchtweginfectie, hypoglykemie, vermoeidheid en hoofdpijn. Er werden geen cardiovasculaire risico's en/of leverfunctieafwijkingen waargenomen.
De conclusie is dat monotherapie met nateglinide minder werkzaam is dan metformine en glibenclamide. De combinatie van nateglinide met metformine is werkzaam bij patiënten die niet goed zijn ingesteld op monotherapie met metformine. Dit is de achtergrond van de beperking in de aanvaarde indicatie. Het vervangen van glibenclamide door nateglinide, of het toevoegen van nateglinide aan glibenclamide, is niet zinvol. Het veiligheidsprofiel van het middel is acceptabel.

¹. EPAR:
http://www.eudra.org/humandocs/humans/epar/starlix/starlix.htm

Top pagina

Metformine (Glucophage®): harmonisatie van de productinformatie

Onlangs is in Europees verband de productinformatie ('Summary of Product Characteristics' (SPC)) van metformine 500 mg en 850 mg geharmoniseerd. Dat is gebeurd omdat, hoewel metformine in alle landen van de Europese Gemeenschap is geregistreerd, de SPC's onderling nogal verschilden. Vanaf nu geldt in alle landen dezelfde SPC, die is aangepast aan de moderne inzichten. De belangrijkste wijzigingen voor Nederland betreffen de rubrieken Indicaties, Speciale waarschuwingen en Farmacodynamische eigenschappen.¹

In Nederland was de indicatie voor metformine diabetes mellitus type 2, met name bij patiënten met overgewicht, als monotherapie of in combinatie met sulfonylureumderivaten. In de nieuwe SPC is de combinatietherapie uitgebreid tot 'andere orale antidiabetica en in combinatie met insuline'. Omdat het indicatiegebied is uitgebreid, is de rubriek Dosering ook aangepast. De wijze van doseren en de maximale dosis (3 g/dag) zijn niet gewijzigd.

De rubriek Speciale waarschuwingen is uitgebreid. De waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen worden nu meer in detail beschreven. Er wordt met name ingegaan op het risico van lactaatacidose bij een verminderde nierfunctie, en het risico van toediening van jodiumhoudende contrastvloeistoffen.
De rubriek Farmacodynamische eigenschappen is uitgebreid met resultaten van het UKPDS-onderzoek.² In dit onderzoek werd metformine vergeleken met alleen dieet, sulfonylureumderivaten en insuline bij patiënten met overgewicht die onvoldoende waren ingesteld met een dieet. Alleen metformine leidde tot een daling van de aan diabetes gerelateerde complicaties, een daling van de mortaliteit en een afname van het risico van een myocardinfarct. In deze rubriek is ook een zin opgenomen waarin staat dat metformine bij diabetes mellitus type 1 ook wel is toegepast in combinatie met insuline, maar dat het klinische nut van deze combinatie niet formeel is bevestigd. In enkele landen, waaronder Frankrijk, was metformine ook voor gebruik bij diabetes mellitus type 1 geregistreerd. Deze indicatie is nu vervallen.

Conclusie: Ondanks de tegenstellingen tussen de lidstaten van de EU is het gelukt om een gelijkluidende productinformatie te formuleren voor metformine. Dat is een goede zaak die duidelijkheid schept en navolging verdient.

¹. http://www.emea.eu.int/htms/human/referral/referral.htm ². UK Prospective Diabetes Study group. Effect of intensive blood-glucose control with metformin on complications in overweight patients with type 2 diabetes (UKPDS 34). Lancet 1998; 352: 854-865