Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
VVM 01.2246/RH
datum
25-06-2001

onderwerp
Verzamelen van dieren
doorkiesnummer

bijlagen
2

Geachte voorzitter,

In het Algemeen Overleg met uw commissie op 14 juni j.l. inzake de problematiek van het verzamelen van dieren heb ik toegezegd u een risicoanalyse te doen toekomen met betrekking tot de veterinaire risico's van het - 'voor het leven' - verzamelen van weidevee. Daarnaast heb ik toegezegd u te berichten over enkele afrondende besprekingen met de betrokken organisaties inzake de problematiek van het verzamelen van dieren.

up

datum
25-06-2001

kenmerk
VVM 01.2246/RH

bijlage

Alvorens nader in te gaan op de geschetste punten, is het goed nogmaals in ogenschouw te nemen dat de voornemens in mijn brief van 7 juni j.l. primair moeten worden gezien in het licht van het streven op structurele wijze tot een aanzienlijke vermindering van veterinaire risico's te komen, zowel in Nederland als in de Europese Unie als geheel. Met name de dier-dier- en mens-diercontacten dienen daartoe aan veel striktere condities gebonden te worden. Tijdens bedoeld Algemeen Overleg heb ik in dat kader de volgende vier ijkpunten aangegeven:
a. verzamelen van dieren 'voor het leven' is in beginsel verboden. Alleen tijdelijk, in het licht van een noodzakelijk traject tot aanpassing van de bestaande structuren, en onder stringente voorwaarden is uitzondering op deze regel mogelijk; b. na de aanvoer van evenhoevigen op een primair bedrijf wordt in beginsel een quarantaineperiode van 30 dagen in acht genomen. Gedurende die periode mag uitsluitend worden afgevoerd voor de slacht;
c. voor alle verzamelcentra en lokaties met evenhoevigen gelden strikte R&O-, administratieve en inrichtingseisen; d. niet alleen nationaal, maar ook in EU-verband, moet de problematiek van het verzamelen van dieren nadrukkelijk op de agenda worden geplaatst. Gelet op de veelvuldige diercontacten binnen de unie is een krachtige Europese aanpak van het onderhavige dossier noodzakelijk. Tijdens de afgelopen Landbouwraad heb ik reeds nadrukkelijk aandacht hiervoor gevraagd.

Verzamelen van dieren en quarantaineperiode

In de risico-analyse die vorig jaar al door het EC-LNV is opgesteld ten aanzien van de beoordeling van de risico's bij mond- en klauwzeer worden als belangrijkste risicofactoren voor insleep op een bedrijf van een besmetting de diercontacten genoemd. In het Algemeen Overleg met uw commissie heb ik dit rapport al ter sprake gebracht. U treft het rapport bij deze brief aan.
Tevens treft u hierbij aan de door mij toegezegde risico-analyse met betrekking tot het verzamelen van zogenaamd weidevee, eveneens opgesteld door het EC-LNV. Hierin komt naar voren dat de bestaande contactstructuur rond bedrijven met vetweiders een groot veterinair risico vormt in verband met de verspreiding van besmettelijke dierziekten zoals MKZ. Verzamelingen zoals veemarkten spelen hierbij een cruciale rol. Weliswaar wordt via de markt slechts een relatief gering aantal van deze dieren verhandeld, maar, gelet op de aanzienlijke 'zandloperstructuur' van de weiderijsector - aanvoer vanaf vele bedrijven en afvoer naar vele bedrijven - in combinatie met het feit dat de noodzaak voor verzamelen niet primair is gelegen in het vormen van uniforme koppels zie ik geen aanleiding tot heroverweging van het standpunt dat weidevee niet via de markt mag worden verhandeld.

Juist vanwege die noodzaak tot vorming van uniforme koppels en het gegeven dat niet op korte termijn tot een aanzienlijke structuurverandering kan worden gekomen, heb ik ten aanzien van de kalversector in mijn brief van 7 juni jl. een uitzondering gemaakt voor het zogenaamde verzamelen voor het leven. In de brief is gekozen voor een model waarbij het verzamelen mogelijk blijft, mits de aanvoer van kalveren naar de verzamelplaats geconcentreerd wordt in een bepaald gebied én de afvoer vanaf de verzamelplaats plaatsvindt naar gespecialiseerde mestbedrijven die uitsluitend afvoeren naar het slachthuis. Het mestbedrijf fungeert in die constellatie dan als voorportaal voor het slachthuis.

Uit het nader overleg dat heeft plaatsgevonden omtrent de kalverproblematiek wordt er vanuit het bedrijfsleven sterk op aangedrongen deze kwestie meer in den brede - over de gehele keten - te bezien en daarbij ook nadrukkelijker in ogenschouw te nemen de huidige ruimtelijke spreiding van de verschillende in die keten werkzame subsectoren. Met name ook vanuit het perspectief dat het op heel korte termijn doorvoeren van diepgaande structurele wijzigingen voor bepaalde - op zichzelf in economische zin waardevolle - subsectoren tot onoverkomelijke problemen zal leiden.

Met betrekking tot de keten ligt de start uiteraard bij het melkveebedrijf. Om insleep van ziekten te voorkomen vindt op veel melkveebedrijven al geen aanvoer meer plaats. Wel zijn er melkveebedrijven die de opfok van eigen kalveren ten behoeve van hun toekomstig melkveebestand bij meer gespecialiseerde opfokbedrijven laten plaatsvinden, omdat men optimaal gebruik wil maken van de in het verleden opgedane expertise en de aan de bedrijven toegekende mestrechten. Aangezien kalveren het hele jaar door geboren worden komt een dergelijk melkveebedrijf in de problemen bij de afvoer van vleeskalveren indien de quarantaineperiode onverkort doorgevoerd wordt.
Daarnaast vindt er in de kalversector op sommige bedrijven doorvoer plaats van kalveren vanaf een gespecialiseerde kalvermesterij naar een rosékalveren- en vleesstierenmester. Met name laatstbedoelde bedrijven zullen niet in staat zijn binnen korte tijd om te schakelen naar een meer gesloten structuur waarbij vanaf de kalververzamelplaats direct de juiste kalveren worden betrokken en slachtrijp gemaakt worden.

Op het punt van de ruimtelijke spreiding is van belang dat in sommige provincies thans sprake is van een onevenwichtigheid in die zin dat er ofwel relatief veel melkveehouderijen zijn en slechts een zeer beperkt aantal kalvermesterijen ofwel er sprake is van een omgekeerde situatie; van een goede balans tussen kalverleverancier, verzamelplaats en kalvermester is thans veelal nog geen sprake.

Gegeven de nader geduide problemen tegen de achtergrond van de notie dat structuurwijzigingen uiteraard niet van de een op de andere dag zullen kunnen worden doorgevoerd heb ik besloten tot de volgende nuancering van het maatregelenpakket met betrekking tot de het verzamelen van dieren in de kalversector:

* melkveebedrijven mogen te allen tijden kalveren afvoeren; * kalveren die vanaf de melkveehouderij worden afgevoerd naar een opfokbedrijf, mogen slechts naar één - in het opfokken van kalveren gespecialiseerd - opfokbedrijf. Dit opfokbedrijf kan overigens wel van meerdere melkveebedrijven zijn fokmateriaal betrekken en zal daarom, na aanvoer van kalveren, 30 dagen op slot gaan. Voor zover overigens dit opfokbedrijf wenst af te voeren naar het slachthuis, is dit uiteraard wel mogelijk binnen de quarantaineperiode;
* ten behoeve van het verzamelen van kalveren voor de kalvermesterij wordt Nederland opgedeeld in 4 regio's met zoveel mogelijk natuurlijke grenzen. Kalveren van melkveehouders worden verzameld in dezelfde regio als waarin de melkveebedrijven zijn gelegen; * afnemers van voor de mesterij bestemde kalveren mogen van alle verzamelplaatsen uit eenzelfde regio hun kalveren betrekken. Dit hoeft niet dezelfde regio te zijn als waarin de betrokken kalveren zijn verzameld;
* bedrijven die nuchtere kalveren vetmesten voor de witvleesproductie mogen na 30 dagen na de laatste aanvoer van kalveren vanaf de kalververzamelplaats wisselen van regio. Met 'de 30-dagenregel' wordt een extra veterinaire check ingebouwd, terwijl aan de andere kant de nodige flexibiliteit wordt bereikt; Tot deze mestbedrijven kunnen ook gemengde bedrijven behoren. Dergelijke bedrijven zullen evenwel slechts evenhoevigen mogen afvoeren naar het slachthuis. In die zin kan aldus een melkveehouder tevens kalveren betrekken van de verzamelplaats, doch hij zal zijn melkkoeien of op zijn bedrijf geboren nuchtere kalveren niet mogen afvoeren voor het leven. Voor zover het betrokken bedrijf ook varkens houdt geldt niet de eis van louter afvoer naar het slachthuis. Met betrekking tot de varkenstakken geldt immers reeds het strikte regime van de Regeling varkensleveringen. Deze laatste regeling zal overigens binnenkort worden geëvalueerd;
* bedrijven die kalveren afnemen van de verzamelplaats en opfokken voor de rosé- of stierenmesterij (zogenaamde starterbedrijven) moeten in dezelfde regio zijn gelegen als van waaruit de kalveren afkomstig zijn. Zij mogen de kalveren, met inachtneming van een quarantaineperiode van 30 dagen na aanvoer, afvoeren naar de rosé- of stierenmesterij. Laatstbedoelde mesterij mag uitsluitend evenhoevigen afvoeren naar het slachthuis. Ook laatstbedoelde mesterijen moeten in dezelfde regio zijn gelegen als waaruit de kalveren voortkomen. Dit totale mesterijproces vindt aldus plaats in dezelfde regio.

Overigens heb ik in mijn brief van 7 juni jl. ten aanzien van de schapen- en geitensector aangegeven ook daar op vergelijkbare wijze als in de kalversector met het vraagstuk van het verzamelen om te gaan. Uitdrukkelijk geldt daarbij echter als randvoorwaarde dat sprake is van een duidelijke verbetering van de I&R-situatie. Inmiddels zijn enkele wijzigingen op dat vlak doorgevoerd, als gevolg waarvan thans het verzamelen van schapen en geiten op de wagen, ter levering aan het slachthuis weer is toegestaan. Verdergaande versoepelingen zal ik bezien in het kader van de verdere verbetering van de I&R-situatie. Ik verwacht dat dit jaar een zodanige verbetering zal zijn doorgevoerd dat het verzamelen van schapen en geiten op de veemarkt, dan wel een andere verzamelplaats, ter levering aan het slachthuis, weer zal zijn toegestaan. Het verzamelen voor het leven van schapen en geiten zal ik eerst dan weer toestaan indien sprake is van een gegarandeerde individuele I&R, in combinatie met een geautomatiseerd I&R-systeem. Bovendien zal een dergelijke stap gepaard gaan met de nodige veranderingen, vergelijkbaar met die in de kalversector, teneinde de zeer frequente dierbewegingen aan banden te leggen.

Met betrekking tot het zogenaamde fokvee, waartoe naast drachtige vaarzen ook ander hoogwaardige (melk)koeien en stieren kunnen worden gerekend, ten behoeve van de export heb ik in mijn brief van 7 juni jl. aangegeven het verzamelen voor het leven toe te blijven staan. Gelet op de bestaande of binnenkort aanwezige outillage van de runderexportverzamelplaatsen is immers de veterinaire situatie op die bedrijven zodanig dat de veterinaire risico's, afgezet tegen het belang van de sector en de Nederlandse veehouderij in zijn algemeenheid, een afwijking van het verzamelverbod voor het leven alleszins rechtvaardigen. Wel heb ik, na overleg met de betrokken exporteurs, besloten tot de nodige technische aanpassingen van de regelgeving. In het kader van de noodzakelijke flexibiliteit in de bedrijfsvoering zal ook in de toekomst het concept van de epidemiologische eenheden blijvend worden gevolgd en zullen uit een epidemiologische eenheid overblijvende runderen kunnen worden toegevoegd aan andere zendingen, uiteraard binnen de Europese kaders die thans bestaan met betrekking tot intracommunautaire verhandeling. Zo dienen momenteel runderen, bestemd voor export naar een andere lidstaat, binnen 6 dagen geëxporteerd te worden. Voor export naar derde landen geldt deze eis niet.

Het teruggaan vanaf de exportverzamelplaats naar bedrijven in Nederland, hetgeen in een beperkt aantal gevallen plaatsvond, zal niet langer worden toegestaan. Voor zover de exportverzamelplaats niet in staat zal zijn overblijvende runderen toe te voegen aan een andere zending, zal deze ervoor moeten kiezen om ofwel de betreffende runderen - apart - 30 dagen op de verzamelplaats te houden waardoor zij als 'bedrijfseigen runderen' worden beschouwd en weer kunnen worden geëxporteerd naar de Unie, ofwel de runderen naar het slachthuis te brengen.

Strikte R&O-, administratie- en inrichtingseisen

Tijdens eerderbedoeld Algemeen Overleg is ook aandacht gevraagd voor de positie van de veemarkten, specifiek met betrekking tot de strikte inrichtings-, administratie- en R&O-eisen.
Belangrijk punt in dat verband betrof de eis aan verzamelplaatsen om een voorziening te hebben waar reiniging en ontsmetting onder alle omstandigheden mogelijk moet zijn, een en ander in het verlengde van de eisen die reeds gelden ten aanzien van exportverzamelplaatsen voor varkens en runderen.

Mede tegen de achtergrond van de hierboven geschetste verruimingen ten opzichte van de brief van 7 juni jl. is het belang van een veterinair optimale situatie op alle bedrijven - en in het bijzonder de verzamelplaatsen zelf - evident. Ik heb, na overleg met de veemarkten en tegen de achtergrond van hun specifieke situatie - over het algemeen beschikken zij over veel overkapte ruimte - besloten toe te staan dat de R&O-wasplaats, mits afgezonderd, in reeds bestaande ruimten mag worden gecreëerd en dat laden en lossen ook in (afgezonderde) bestaande ruimtes plaats mag vinden.

In het kader van de overgangsproblematiek heb ik bovendien besloten de bestaande verzamelcentra in aanmerking te laten komen voor een ontheffing van de eis, dat zich in een cirkel van 100 meter rond de verzamelplaats geen andere bedrijven met vee mogen voorkomen. Uiteraard blijft deze eis wel onverkort van toepassing op nieuwe verzamelplaatsen.

Tijdens het afgelopen Algemeen Overleg hebt u nog terecht de vraag gesteld hoe in de toekomst moet worden omgegaan met tentoonstellingen, stamboekkeuringen e.d.. In Nederland worden jaarlijks vele tientallen tentoonstellingen gehouden, waaronder een vijftal grote manifestaties. Er komen daarbij dieren van verschillende herkomstbedrijven bijeen in aanwezigheid van soms wel duizenden mensen met veelal beroepsmatige contacten in de veehouderij, met de nodige veterinaire risico's van dien. Niettemin moet ook geconstateerd worden dat in ieder geval een deel van de bijeenkomsten een belangrijke economische en sociale functie vervullen. In het bijzonder de grote manifestaties fungeren vaak als etalage van onze rundveefokkerij die een belangrijke functie vervullen in het kader van de export van dieren, sperma en embryo's. Daarnaast kunnen de veehouders kennis maken met de nieuwste trends in de fokkerij. Tegen die achtergrond ben ik voornemens dergelijke bijeenkomsten - onder voorwaarden - toe te staan. Zo zullen ook daar in de sfeer van reiniging en ontsmetting de nodige voorschriften worden gesteld en zal ten algemene het houden van een dergelijke bijeenkomst aan een door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en visserij, verleende vergunning worden gebonden. Bij de beslissing omtrent het al of niet toestaan van de bijeenkomst zal met name het veterinaire risico, mede tegen het licht van de veterinaire situatie in de rest van de Europese Unie, bepalend zijn.

Ten slotte

Met de geschetste aanpassingen ontstaat een situatie die enerzijds de veterinaire risico's in aanzienlijke mate beperkt en anderzijds, in lijn met mijn brief van 7 juni jl., rekening houdt met het gegeven dat structuuraanpassingen de nodige tijd vergen.

Uiteindelijk blijft mijn streven bestaande structuren zodanig vorm te geven dat verzamelen voor het leven, veel meer dan nu, overbodig zal worden en de dier-dier- en mens-diercontacten nog verder worden teruggedrongen, zowel in Nederland als in de rest van Europa. Zoals gezegd heb ik tijdens de afgelopen Landbouwraad uitdrukkelijk aandacht gevraagd voor het onderhavige dossier. Op korte termijn zal door de Commissie een ambtelijke voorbereidingsgroep worden gestart die tot doel heeft zo snel mogelijk met verdergaande Europese voorschriften te komen in dit dossier.

Ten slotte heb ik in mijn brief van 7 juni jl. ook aangegeven over één jaar de ontwikkelingen in dit dossier te zullen evalueren. Uiteraard laat dit onverlet dat, gegeven ook de soms aanzienlijke investeringen die moeten worden verricht teneinde aan de nieuwe eisen te kunnen voldoen, bij eventuele wijzigingen in de regelgeving rekening zal worden gehouden met de normale investeringscycli. Tegen die achtergrond zal het bedrijfsleven op verantwoorde wijze zich kunnen instellen op de nieuwe situatie en ook in staat moeten zijn de kosten binnen het totale productieproces te kunnen opvangen. Indien mocht blijken dat het investeringsniveau voor bestaande verzamelplaatsen desondanks in onevenredige mate de rentabiliteit onder druk zet, zal ik bezien of een zekere overheidsbijdrage in het aanpassingsproces tot een oplossing kan leiden waarbij blijvend sprake is van een economisch gezonde structuur.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

mr. L.J. Brinkhorst

Bijlage:
Korte risicoassessment over de besmettings- en verspreidingsrisico's bij het verkeer van runderen via markten en verzamelplaatsen 'voor het leven'. (PDF-formaat, 32 Kb)

ZIE HET ORIGINELE BERICHT VOOR OPHALEN VAN PDF-BESTANDEN

Risicofactoren voor mond- en klauwzeervirus en de structuur van de rundveesector in Nederland. (PDF-formaat, 270 Kb)