Registratiekamer

's-Gravenhage, 26 juni 2001

Meer waarborgen en controle nodig bij informatiegaring door politie

Op het congres Strafvorderlijke gegevensvergaring in de informatiemaatschappij' van de Erasmus Universiteit in Rotterdam heeft de Registratiekamer, de onafhankelijke toezichthouder op de bescherming van persoonsgegevens, dinsdag gereageerd op de voorstellen van de Commissie-Mevis. Deze bracht op 14 mei een rapport aan de minister van justitie over informatiegaring door politie en justitie. De Registratiekamer verlangt betere waarborgen en meer controle op de naleving van de informatiegaring door de politie en justitie.

In de voorstellen van de Commissie-Mevis krijgen politie en justitie zeer vergaande bevoegdheden om informatie over personen in te winnen bij bedrijven, overheids-instellingen en burgers. Op hun beurt worden bedrijven en overheden verplicht deze informatie te verstrekken en onder omstandigheden ook te bewaren of zelfs te bewerken voor de politie en justitie.

De Registratiekamer constateert dat het concept-wetsvoorstel van de Commissie een algemene opsporingsbevoegdheid introduceert die beoogt de natuurlijke informatiehonger van de politie en justitie te stillen. In de huidige praktijk bestaat veel onzekerheid over de wijze waarop de politie en justitie informatie over personen mogen vergaren en over de mate waarin bedrijven en overheidsinstellingen verplicht zijn hieraan mee te werken. Deze situatie is zowel voor de strafvordering als voor een adequate bescherming van de persoonlijke levenssfeer onwenselijk. De Registratie-kamer verwelkomt dan ook een regeling, mits deze een bruikbare, evenwichtige en voor alle partijen bindende werkwijze biedt voor de informatiegaring ten behoeve van strafvordering.

De Commissie maakt een op zich bruikbaar onderscheid naar de soort informatie die de politie en justitie nodig hebben: identificerende en andere gegevens, naast bijzonder gevoelige gegevens, zoals gegevens van medische, politieke en godsdienstige aard.
Wel onderschat de Commissie de doorwerking van de hogere rechtsbescherming van de bijzondere gegevens voor de praktijk. In de uitwerking besteedt de Commissie naar het oordeel van de Registratiekamer te weinig aandacht aan de andere belangen die in het geding zijn. Met name meer aandacht vergen het belang van de vaak onverdachte personen over wie informatie wordt verzameld en het belang van het bedrijf of de overheidsinstelling bij wie informatie wordt gevorderd. Bij grootschalige verkennende onderzoeken zal over veel personen informatie kunnen worden vergaard. Deze personen zullen hiervan doorgaans niet in enig stadium op de hoogte kunnen worden gesteld. Bedrijven kunnen worden verplicht over veel klanten informatie af te staan en hiermee komt hun vertrouwensrelatie met de klant onder druk te staan. De Registratiekamer pleit voor een beperking van de reikwijdte van de voorstelde regeling en een verbetering van de rechtspositie van de betrokken personen, bedrijven en overheidsinstellingen.

Bij een vergaande bevoegdheid past een adequate controle. Het is de ervaring van de Registratiekamer dat de informatiehuishouding van de politie nu vaak niet in overeenstemming is met de geldende voorschriften. Dit geldt alleen al voor het in acht nemen van de bewaartermijnen van gegevens over onverdachte personen. Juist bij de bijzondere (en daardoor extra gevoelige) politieregisters worden deze op grote schaal niet nagekomen. De voorgestelde uitbreiding van de bevoegdheden vergroot de ernst van deze situatie. Deze uitbreiding is vanuit het belang van een zorgvuldige omgang met persoonsgegevens dan ook alleen verantwoord, indien tevens gezorgd wordt voor wettelijke en organisatorische voorzieningen om systematische controle op de informatiehuishouding van de politie en justitie uit te oefenen. Deze controle dient te meer dan nu het geval is, onderdeel te vormen van de dagelijkse bedrijfsvoering.