GroenLinks

GroenLinks Tweede-Kamerfractie Nieuwsbrief 11 juli 2001 14:01

Centraal Informatie- en Coördinatiepunt Infrastructurele projecten (CiCi)

(11 juli 2001)

Vragen van het lid Pitstra aan de minister van BZK over het functioneren van het Centraal Informatie- en Coördinatiepunt Infrastructurele projecten (CiCi)

1. Kent de minister het onderzoek van het Instituut voor Maatschappelijke Veiligheidsvraagstukken van de Universiteit Twente naar het politieoptreden bij de ontruimingen voor de aanleg van de Betuwelijn, waaronder het opereren van het Centraal Informatie- en Coordinatiepunt Infrastructurele projecten (Cici)?

2. Kan de minister een overzicht geven van de infrastructurele projecten waarbij de bedoelde politiële inlichtingendienst actief was danwel is? Kan de minister aangeven of de dienst bij haar gegevensverzameling gebleven is binnen de grenzen van het bij haar oprichting beoogde, namelijk uitsluitend aangaande onwettige activiteiten? Kan hij in zijn overzicht ook een onderscheid maken tussen met een oogmerk verzamelde gegevens en bijvangst?

3. Hoe is het mogelijk dat verscheidene burgemeesters langs de te ontruimen gebieden van de Betuweroute niet op de hoogte waren van het bestaan danwel het opereren van CiCi binnen hun gemeentegrenzen, terwijl zij formeel wel verantwoordelijk waren voor het optreden van CiCi ter zake de bewaking danwel de informatieverzameling in het kader van de openbare orde in hun gemeente?

4. Klopt het bericht dat CiCi of RID-agenten zich in gesprekken van de Projectorganisatie Betuweroute met enkele burgemeesters niet als agenten van de inlichtingendienst hebben voorgesteld? Wat is het oordeel van de minister over de verstrengeling tussen het CICI en de Projectorganisatie Betuwelijn? En wat over een dergelijk optreden van een agent, zonder zich als zodanig bekend te maken danwel te legitimeren?

5. Wat is het oordeel van de minister over het door de RID-agent tegenover de burgemeester geschetste beeld van GroenFront! als zijnde 'zeer bedreigend' en als 'gevaarlijke typen', waarmee 'korte metten' moet worden gemaakt? Is deze beeldvorming direct danwel indirect het gevolg van een zogenaamde snuffelstage van de betreffende agent in Engeland? In welke mate kan dit beeld bijgedragen hebben aan de overmatige politieinzet ten tijde van de ontruimingen in februari 2000?

6. Is het juist, dat bij de bedoelde ontruimingen enkele burgemeesters als risicofactor zijn aangemerkt, en door inzet van een centraal geleide gezagsstructuur bewust gepasseerd zijn in de informationele, tactische danwel operationele processen rond ontruimingen in hun gemeente? Op grond van welke wettelijk basis of besluit is deze burgemeesters hun formele danwel materiele rol in de bewaking van de openbare orde in hun gemeente ontnomen? Wat was de rol van het CiCi bij de totstandkoming van dat besluit?

7. Hoe verhoudt de eerdere toezegging van de minister dat de BVD geen onderdeel uitmaakt van het CiCi en dat de art 18 WIV-aanwijzing voor leden van het CiCi geen betekenis heeft zich tot de overplaatsing van het hoofd van het CiCi 'uit incompatibiliteit' met diens RID-werkzaamheden voor de BVD?

8. Onderschrijft de minister de bevindingen van het onderzoek van de Universtiteit Twente, waaruit blijkt dat het CiCi een tamelijk stuurloze dienst was, met name ten aanzien van de gezagstoedeling en uitoefening? Zo neen, waaruit is de minister de efficiente aansturing, het doelmatig optreden van en de effectieve controle op het CiCi gebleken?

9. Kan de minister de Kamer nader informeren omtrent de uitkomst van de eindevaluatie van CiCi en van de redenen voor het stopzetten van de rijkssubsidie aan het eind van dit jaar? Welke conclusies verbindt de minister aan het opheffen van het CiCi voor het opzetten van vergelijkbare politiele inlichtingendiensten op projectmatige basis in de toekomst?

10. Kan de minister garanderen dat de door het CiCi verzamelde informatie, waaronder dossiers danwel informatie over ten minste 238 personen, aan het einde van dit jaar zal worden vernietigd en niet aan de RID danwel BVD zal worden overgedragen?

11. Kan de minister, met het oog op de toegezegde bespreking van de positie en het functioneren van de RID-en bij de behandeling van het jaarverslag van de BVD, deze vragen uitgebreid beantwoorden en de Kamer derhalve van de nodige stukken voorzien?