Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=418260



Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Europa Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag Datum 16 juli 2001 Auteur C.F.G. Schneiders
Kenmerk DEU/267/01 Telefoon + 31 (0)70 348 7030
Blad ½ Fax + 31 (0)70 348 5329

Betreft Vragen van de leden Van Oven en Timmermans

Zeer geachte Voorzitter,

Onder verwijzing naar de brief van de Griffier uwer Kamer d.d. 25 juni 2001,

kenmerk 2000112650, waarbij gevoegd waren de door de leden Van Oven en Timmermans overeenkomstig artikel 134 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer bij u ingediende vragen, heb ik de eer u als bijlage dezes het antwoord op de gestelde vragen te doen toekomen.

De Minister van Buitenlandse Zaken

Antwoord van de heer Van Aartsen, Minister van BuitenlandseZaken, op vragen van de Kamerleden Van Oven en Timmermans (beiden PVDA)

Vraag 1

Heeft U kennisgenomen van het bericht dat een rechter in de Verenigde Staten bij uitspraak van 16 december 2000 politiek asiel heeft verleend aan een Frans onderdaan, genaamd Karim Kamal, omdat hij in Frankrijk het slachtoffer dreigt te worden van wraaknemingen vanuit het justitieel apparaat te Nice nadat hij tevergeefs aangifte had gedaan van pedofiele activiteiten ten aanzien van zijn zesjarige dochter?¹

Vraag 2

Is U bekend dat de vice-president van het 'tribunal de grande assistance' in Nice op last van het parket aldaar in verzekering is gesteld op grond van verdenking zijn beroepsgeheim te hebben geschonden door informatie - hem in zijn hoedanigheid van rechter verschaft - te hebben doorgespeeld aan leden van een vrijmetselaarsloge?²

Antwoord op vragen 1 en 2

Ik heb kennis genomen van de artikelen waarnaar wordt verwezen.

Vraag 3

Is over deze zaak - die tenminste sedert 1996 in de publiciteit is geweest - ooit informatie gevraagd door de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa op grond van art. 52 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)?

Antwoord

Nee.

Vraag 4

Hoe verhoudt zich naar Uw mening het gedrag van de Franse justitiële autoriteiten tot hun verplichting tot eerbiediging van de grondrechten als gewaarborgd in het EVRM, zoals neergelegd in art. 6 van het Verdrag van Amsterdam?

Vraag 5

Wat voor uitleg heeft de Franse regering voor de hier genoemde gebeurtenissen gegeven? Zijn er door de Franse regering stappen ondernomen om te waarborgen dat de rechterlijke macht zich houdt aan de verplichtingen krachtens het EVRM?

Antwoord op vragen 4 en 5

De Franse autoriteiten hebben in de onderhavige zaak nog geen uitspraken gedaan dan wel definitieve maatregelen genomen. Ik zie dan ook geen aanleiding mij uit te spreken over het gedrag van de Franse justitiële autoriteiten, zowel in het algemeen als in het licht van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Vraag 6

Is deze kwestie een incident of zijn er meer algemene conclusies aan te verbinden voor de bescherming van fundamentele rechten en vrijheden door de Franse rechterlijke macht? Als dit laatste aan de orde is, wat zijn dan de gevolgen voor het protocol van 2 oktober 1997 inzake asiel voor onderdanen van EU-lidstaten, waarbij is afgesproken dat lidstaten elkaar beschouwen als veilige landen van oorsprong, gelet op het niveau van bescherming van de fundamentele rechten en vrijheden?

Antwoord

Zonder afbreuk te willen doen aan het belang van deze uitspraak of de merites van de zaak gaat het mij te ver alleen op grond hiervan een oordeel te vellen over het functioneren van de Franse rechterlijke macht.

Vraag 7

Bent U bereid de Franse autoriteiten over deze kwestie aan te spreken, hetzij in bilateraal verband, hetzij in het kader van de Raad van Europa?

Antwoord

Gegeven het bovenstaande zie ik hiervoor geen aanleiding.

le Monde, 15 juni jl.

le Monde, 8 juni jl.