IP/01/1191
Brussel, 6 augustus 2001
Vogelrichtlijn: de Commissie neemt juridische stappen tegen Portugal,
Finland, Spanje, Duitsland en Nederland
De Europese Commissie is bij het Hof van Justitie van de Europese
Gemeenschappen een procedure tegen Portugal begonnen, en heeft met
redenen omklede adviezen (tweede schriftelijke waarschuwing)
uitgebracht aan Finland, Spanje, Duitsland en Nederland wegens
niet-naleving van bepalingen van de Europese vogelrichtlijn(1)
met betrekking tot de jacht en aanverwante zaken. De procedure tegen
Portugal betreft het jagen tijdens periodes waarin dat op grond van de
richtlijn verboden is. Het met redenen omkleed advies aan Finland
heeft eveneens betrekking op de jacht buiten het toegestane
jachtseizoen. Aanleiding voor het met redenen omkleed advies aan
Duitsland zijn tekortkomingen in de Duitse jachtwetgeving, terwijl het
in het geval van Spanje gaat om een verboden vangstmethode (lijmen).
De zaak tegen Nederland gaat over het traditionele rapen van
kievietseieren. Commissaris voor Milieu Margot Wallström lichtte deze
besluiten als volgt toe: "Volgens de vogelrichtlijn is jagen als
zodanig een legitieme activiteit. De waarborgen die in de richtlijn
zijn opgenomen moeten echter worden nageleefd, niet in de laatste
plaats in het belang van een duurzame jacht die de jagers ook op lange
termijn voldoende opbrengst garandeert."
De vogelrichtlijn - Richtlijn 79/409/EEG - is het oudste stuk
communautaire wetgeving op het gebied van natuurbescherming en tevens
een van de belangrijkste. De richtlijn voorziet in een uitgebreid
beschermingsstelsel voor wilde-vogelsoorten in de Gemeenschap. Dit
stelsel bestaat uit een aantal onderdelen. Het eerste onderdeel
betreft de bescherming van habitats, terwijl het tweede een aantal
verboden omvat op activiteiten die rechtstreeks bedreigend zijn voor
vogels (zoals het moedwillig vernielen van nesten en het wegnemen van
eieren) en aanverwante activiteiten, zoals handel in levende of dode
vogels. Het derde onderdeel behelst beperkingen van het aantal soorten
waarop mag worden gejaagd, de periodes waarin jagen is toegestaan en
de toegestane vangstmethoden (niet-selectieve methodes zijn
bijvoorbeeld verboden). Voor het tweede en derde onderdeel zijn
afwijkingen mogelijk (bijvoorbeeld ontheffingen), maar daarbij moet
aan strikte voorwaarden worden voldaan, zoals het ontbreken van andere
bevredigende oplossingen.
In de richtlijn wordt de jacht als een volstrekt legitieme activiteit
benaderd. Voor zover de jacht bevorderlijk is voor de instandhouding
van vogelhabitats die anders verloren zouden gaan, kunnen jagers
namelijk een positieve bijdrage leveren aan het natuurbehoud. De
beperkingen op de jacht zijn bedoeld om te komen tot een evenwicht
tussen de jacht als zodanig en de lange-termijnvoordelen van de
instandhouding van gezonde en levensvatbare populaties van bejaagbare
soorten.
Dit streven naar evenwicht ligt ten grondslag aan de eis van de
richtlijn dat het jachtseizoen geen periodes mag omvatten waarin
vogels extra kwetsbaar zijn zoals de terugkeer na de overwintering, de
voortplantingstijd en de periode waarin de jonge vogels worden
grootgebracht. In de richtlijn worden geen begin- en einddatums voor
het jachtseizoen genoemd.
In plaats daarvan zijn uitgangspunten gedefinieerd die in acht moeten
worden genomen, terwijl het aan de lidstaten wordt overgelaten om in
overeenstemming daarmee begin- en einddatum van het jachtseizoen vast
te stellen. Hierbij moeten de lidstaten rekening houden met de
interpretatie van de betrokken bepalingen door het Hof van Justitie
van de Europese Gemeenschappen.
Achtergrond:
Spanje
Aanleiding voor het met redenen omkleed advies aan Spanje is het
lijmen van vogels in de regio Valencia. Als niet-selectieve
vangstmethode is dit krachtens de richtlijn verboden. In Valencia
worden ontheffingen verleend, maar de Commissie is van oordeel dat
deze niet aan de stringente voorwaarden van de richtlijn voldoen.
Portugal
De Commissie is van oordeel dat het jachtseizoen, zoals dat in de
Portugese jachtwetgeving voor 14 trekvogels is gedefinieerd, samenvalt
met de voortplantingsperiode van de betrokken vogels.
Finland
Het besluit om Finland een aanvullend met redenen omkleed advies te
zenden, is de meest recente stap in een procedure die in 1997 is
gestart. Die procedure betreft voornamelijk de voorjaarsjacht in de
provincie Åland en bepaalde Finse kustgemeenschappen. In het
aanvullende met redenen omkleed advies wordt rekening gehouden met de
nieuwe gegevens die Finland heeft verstrekt naar aanleiding van het
eerste met redenen omkleed advies, dat in 1999 werd uitgebracht.
Hoewel Finland maatregelen heeft genomen om de voorjaarsjacht verder
te beperken, is de Commissie er niet van overtuigd dat wordt voldaan
aan de voorwaarden inzake afwijkingen van de richtlijn. Zo is volgens
de Commissie geen rekening gehouden met de eis dat afwijkingen slechts
voor kleine aantallen vogels mogen gelden.
Duitsland
Het met redenen omkleed advies aan Duitsland heeft betrekking op
tekortkomingen in de jachtwetgeving, zowel op federaal als op
deelstaatniveau. Volgens de Bondswetgeving en de deelstaatwetgeving is
de jacht op bepaalde soorten bijvoorbeeld toegestaan tijdens de
trekperiode en de voortplantingstijd.
Nederland
Het met redenen omkleed advies aan Nederland betreft het rapen van
kievietseieren. De populatieomvang van de kieviet, Vanellus vanellus,
neemt in Nederland af. De richtlijn staat afwijkingen van het
algemene verbod op het wegnemen van eieren toe, maar dergelijke
afwijkingen moeten aan strikte voorwaarden voldoen. In Nederland mogen
ieder jaar ongeveer 8000 mensen eieren rapen, waarbij geen beperking
geldt voor het aantal eieren dat mag worden wegenomen. De Commissie
erkent dat er aan deze traditionele praktijk ook positieve aspecten
verbonden zijn, zoals de zorg voor nestelende kievieten, maar zij is
er niet van overtuigd dat aan alle voorwaarden inzake afwijkingen is
voldaan.
Juridische procedure
Als hoedster van het EG-Verdrag moet de Commissie erop toezien dat de
lidstaten de wettelijke eisen krachtens het Verdrag en de daaruit
voortvloeiende wetgeving in acht nemen. De in dit geval gevolgde
procedure is gebaseerd op artikel 226 van het Verdrag, dat de
Commissie in staat stelt juridische stappen te nemen tegen een
lidstaat die zijn verplichtingen niet nakomt.
Indien de Commissie van oordeel is dat er mogelijk sprake is van een
inbreuk op het Gemeenschapsrecht en dat het inleiden van een
inbreukprocedure gerechtvaardigd is, zendt zij een schriftelijke
aanmaning aan de betrokken lidstaat, waarin deze wordt verzocht binnen
een bepaalde termijn - doorgaans twee maanden - zijn opmerkingen over
de zaak in kwestie te maken.
Afhankelijk van het antwoord of het uitblijven van een reactie kan de
Commissie besluiten een met redenen omkleed advies (tweede
schriftelijke waarschuwing) aan de betrokken lidstaat uit te brengen,
waarin zij duidelijk aangeeft waarom er volgens haar inbreuk wordt
gepleegd op het Gemeenschapsrecht en de lidstaat oproept om binnen een
bepaalde termijn (meestal 2 maanden) aan zijn verplichtingen te
voldoen.
Indien de lidstaat geen gevolg geeft aan het met redenen omkleed
advies, kan de Commissie besluiten de zaak voor te leggen aan het Hof
van Justitie van de Europese Gemeenschappen.
(1)
Richtlijn 79/409/EEG van de Raad inzake het behoud van de vogelstand